ECLI:NL:RBOBR:2022:6258

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
28 december 2022
Publicatiedatum
16 augustus 2023
Zaaknummer
10124484 EJ VERZ 22-451
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot nakoming en herstel van arbeidsovereenkomst met betrekking tot NTT DATA Business Solutions

In deze zaak heeft de kantonrechter te 's-Hertogenbosch op 28 december 2022 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van [eiser] tegen NTT DATA Business Solutions Holding B.V. en NTT DATA Business Solutions B.V. [eiser] verzocht om nakoming van de arbeidsovereenkomst uit 2002, herstel van de arbeidsovereenkomst en betaling van achterstallig loon. De rechtbank heeft vastgesteld dat de arbeidsovereenkomst uit 2002 is vervangen door een nieuwe arbeidsovereenkomst uit 2004, die per 1 augustus 2022 is ontbonden. De kantonrechter oordeelde dat er geen bewijs was dat de arbeidsovereenkomst uit 2002 nog van kracht was of herleefde na de ontbinding van de arbeidsovereenkomst uit 2004. Alle verzoeken van [eiser] zijn afgewezen, omdat deze geen grondslag vonden in de geldende arbeidsovereenkomst. Tevens is [eiser] veroordeeld tot afgifte van bedrijfseigendommen aan NTT en in de proceskosten. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er geen sprake was van misbruik van procesrecht, maar dat de verzoeken van [eiser] onvoldoende onderbouwd waren.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch
Zaaknummer: 10124484 EJ VERZ 22-451
Beschikking van 28 december 2022
in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
procederend in persoon,
t e g e n

1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

NTT DATA Business Solutions Holding B.V.,
2.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NTT DATA Business Solutions B.V.,
gevestigd te Eindhoven,
verwerende partijen,
hierna te noemen: NTT (verweerder sub 1) en NTT Holding (verweerder sub 2),
gemachtigde: mr. A.J. Hendriks,

1.Het procesverloop

1.1
[eiser] heeft een verzoekschrift ingediend, dat op 30 september 2022 per e-mail en op 3 oktober 2022 op papier bij de rechtbank is ontvangen. [eiser] heeft op 3 oktober 2022 één exemplaar van het verzoekschrift ingediend. Dat verzoekschrift is getiteld:
“Verzoekschrift ten aanzien van nakoming, dan wel herstel van de arbeidsovereenkomst tevens houdende verzoek tot toekenning van achterstallig loon en overige emolumenten ex artikel 282 lid 4 Rv”.Het verzoekschrift bestaat uit 67 pagina’s. Tegelijkertijd met het verzoekschrift heeft [eiser] een set (apart gebundelde) producties ingediend. Volgens het daarbij gevoegde overzicht heeft hij producties 1 tot en met 41 ingediend. Later heeft [eiser] , op verzoek van de griffie van de rechtbank, nog een exemplaar van het verzoekschrift ingediend (omdat verzoekschriften in tweevoud moeten worden ingediend). Dit laatste verzoekschrift is ter griffie ontvangen op 6 oktober 2022. De griffie heeft vervolgens dat verzoekschrift (met daarop de ontvangststempel van 6 oktober 2022) toegezonden aan NTT. Tijdens de hierna te noemen zitting heeft de kantonrechter vastgesteld dat het verzoekschrift van 3 oktober 2022 (wat in het procesdossier van de kantonrechter zit) gelijk is aan het verzoekschrift van 6 oktober 2022 wat NTT heeft ontvangen.
1.2
NTT heeft verweer gevoerd. Zij heeft daartoe een verweerschrift (met producties 1 tot en met 24) opgesteld dat op 30 november 2022 is ontvangen. Het verweerschrift bevat tevens een verzoek tot betaling van de volledige proceskosten (kosten advocaat).
1.3
Bij brief van 5 december 2022 heeft NTT de aanvullende productie 25 ingediend. Verder heeft zij haar verzoek gewijzigd, althans vermeerderd, in die zin dat NTT afgifte verzoekt van de in productie 25 genoemde bedrijfseigendommen.
1.4
Na verplaatsing heeft op 12 december 2022 een mondelinge behandeling (hierna: zitting) plaatsgevonden in deze procedure (geregistreerd bij deze rechtbank onder het zaaknummer: 10124484 EJ VERZ 22-451). Bij de zitting waren aanwezig [eiser] en zijn partner mevrouw [A] . NTT en NTT Holding werden ter zitting vertegenwoordigd door mevrouw [B] (HR-manager), bijgestaan door mr. A.J. Hendriks als gemachtigde.
Beide partijen (bij monde van vier voornoemde personen) hebben ter zitting hun standpunten toegelicht, waarbij door [eiser] en mevrouw [A] tezamen gebruik is gemaakt van spreekaantekeningen. Verder hebben partijen vragen van de kantonrechter beantwoord. Daarnaast heeft de kantonrechter tijdens de zitting vastgesteld dat niet alle producties die op het door [eiser] ingediende productieoverzicht staan vermeld, daadwerkelijk zijn ingediend. De producties 3, 12, 15, 33 en 36 zijn niet bijgevoegd, zodat deze ook geen onderdeel uit maken van deze procedure. Ook heeft [eiser] geen herzien verzoekschrift ingediend, zoals hij wel in zijn e-mail van 5 oktober 2022 heeft aangekondigd, zodat de kantonrechter in deze procedure uitgaat van het verzoekschrift van 3 oktober 2022. Tevens volgt uit de spreekaantekeningen van [eiser] dat hij de benaming van zijn oorspronkelijk ingediende verzoekschrift heeft gewijzigd. Op de eerste pagina van de spreekaantekeningen staat namelijk: “ [eiser] past de juridische titel op de eerste pagina van het verzoekschrift hierbij aan:
Verzoekschrift ten aanzien van nakoming dan wel herstel van de arbeidsovereenkomst conform art. 7:682 BW, tevens houdende verzoek tot toekenning van achterstallig loon en overige emolumenten ex artikel 282 lid 4 Rv, tevens houdende een verzoek ex art. 7:686 BW jo 6:265 BW”.
De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat tijdens de zitting naar voren is gebracht. Aan het eind van de zitting heeft de kantonrechter bepaald dat er schriftelijk uitspraak zal worden gedaan op 23 december 2022. Door omstandigheden is deze datum niet gehaald en is de uitspraak nader bepaald op vandaag.
1.5
Tijdens de hiervoor bij 1.4 genoemde zitting is tevens de door [eiser] ingediende (concept) kort geding dagvaarding tegen NTT behandeld. Deze kort geding procedure is bij deze rechtbank bekend onder het zaaknummer: 10116376 CV EXPL 22-4286 en in die procedure wordt afzonderlijk uitspraak gedaan.

2.De feiten

Om een duidelijk beeld te krijgen van deze zaak, zijn de volgende feiten van belang. Voor zover er daarnaast nog andere feiten relevant zijn voor de beoordeling van dit geschil, komen deze feiten aan de orde bij de beoordeling.
Algemeen
2.1
NTT is een ict-en adviesbedrijf en ontwerpt, implementeert, beheert en verbetert SAP-oplossingen voor haar klanten, waarbij NTT doorgaans door klanten wordt gevraagd voor ondersteuning bij de invoering van een heel SAP-ERP-systeem of delen daarvan.
2.2
[eiser] (geboren op [geboortedatum] 1973) is op 1 november 2002 bij (de rechtsvoorganger van) NTT in dienst getreden in de functie van Senior SAP ABAP developer. Hiertoe hebben partijen op 11 september 2002 een ‘arbeidsovereenkomst’ gesloten en ondertekend.
2.3
Vervolgens hebben partijen een nieuwe overeenkomst gesloten met als titel ‘arbeidsovereenkomst’, die is ondertekend op 16 november 2004 en die met terugwerkende kracht per 1 januari 2004 in werking is getreden. Tot slot hebben partijen een op 18 november 2004 gedateerd addendum ondertekend (“bijlage bij de arbeidsovereenkomst van november 2004”). Daarin staat onder meer
“(…) Deze brief is een aanvulling op de nieuwe arbeidsovereenkomst waarover we deze maand in gesprek zijn geweest, en vormt een onverbrekelijk deel daarvan. De volgende punten zijn daarbij van belang: 1. We spreken af dat jouw ontslagbrief van 30 september alleen uitgelegd wordt als een intentie van jouw zijde dat je wil overgaan naar de nieuwe constructie, dus de condities zoals vastgelegd in de nieuwe arbeidsovereenkomst. 2. Aangaandeartikel 1.1.(aanvang en duur) geldt dat de datum van overgang wordt bepaald door het vinden van een geschikt project, waar jij ja tegen zegt. Tot die tijd geldt de oude arbeidsovereenkomst. Er is dus géén sprake van vallen in een gat, van welke aard dan ook. We streven naar 1 januari of eerder, maar als het door het jaargetijde iets langer duurt dan is er niets aan de hand.(..)”
2.4
Vanaf 1 januari 2004 heeft [eiser] aansluitend op verschillende opdrachten gewerkt, met name voor Audax.
2.5
In het voorjaar van 2021 heeft Audax aan NTT laten weten dat zij de opdracht per 1 mei 2021 beëindigt.
2.6
Daarna is tussen partijen discussie ontstaan, met name over de arbeidsvoorwaarden.
De procedure bij de kantonrechter te Tilburg (uitspraak 25 maart 2022)
2.7
Op 23 december 2021 is NTT bij de kantonrechter te Tilburg een procedure gestart tegen [eiser] (die procedure is bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant bekend onder het zaaknummer: 9598858 AZ VERZ 21-102). NTT heeft in die procedure – samengevat – verzocht om de arbeidsovereenkomst op de kortst mogelijke termijn en zonder toekenning van een transitievergoeding te ontbinden op grond van ernstig verwijtbaar handelen door [eiser] , althans op de d-, e-, g-, of i-grond als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), en met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
2.8
[eiser] heeft daartegen verweer gevoerd en heeft primair geconcludeerd tot afwijzing van het ontbindingsverzoek. Subsidiair verzoekt [eiser] – kort gezegd –:
de ontbinding slechts toe te wijzen onder toekenning van een transitievergoeding van € 91.188,43 bruto en een billijke vergoeding van € 843.000,00, althans minimaal € 231.920,-- bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente;
ij het bepalen van de einddatum rekening te houden met de opzegtermijn van vier maanden;
te verklaren voor recht dat NTT bij ontbinding op de i-grond een aanvullende vergoeding van 50% van de transitievergoeding, dan wel een ander percentage, aan [eiser] dient te voldoen;
NTT te veroordelen om zorg te dragen voor een correcte eindafrekening;
uitdrukkelijk te bepalen dat de ontbinding op verzoek van NTT wordt uitgesproken;
al het overige door NTT verzocht integraal af te wijzen;
veroordeling van NTT in de proces- en nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
2.9
Verder heeft [eiser] een tegenverzoek ingediend. Hij verzoekt – samengevat –:
te verklaren voor recht dat zijn arbeidsomvang 149,33 uur per maand bedraagt;
te verklaren voor recht dat zijn bruto uurloon € 86,25 bedraagt;
te verklaren voor recht dat NTT vanaf 1 januari 2021 een salaris van € 12.879,71 bruto per maand is verschuldigd tot het moment dat de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze eindigt;
veroordeling van NTT tot betaling van € 78.501,43 aan achterstallig loon tot en met januari 2022;
veroordeling van NTT tot betaling van achterstallig loon vanaf januari 2022 tot het moment dat de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze eindigt;
veroordeling van NTT tot betaling van de wettelijke verhoging van 50% over het onder d en e verzochte;
veroordeling van NTT tot betaling van de wettelijke rente over het onder d, e en f verzochte;
de loonstop met terugwerkende kracht per 5 november 2021 op te heffen, onder verstrekking van deugdelijke loonstroken;
veroordeling van NTT tot het verstrekken van deugdelijke loonstroken over de periode juni tot en met september 2021, op straffe van een dwangsom;
veroordeling van NTT tot het verstrekken van deugdelijke loonstroken vanaf 2011 tot heden, op straffe van een dwangsom;
veroordeling van NTT om inzicht te geven in overige boeken, bescheiden en andere gegevensdragers van NTT waaruit [eiser] zijn aanspraak op loon vanaf 2011 tot heden kan vaststellen, op straffe van een dwangsom;
veroordeling van NTT tot het verstrekken van deugdelijke jaaropgaven over 2016 tot en met heden, op straffe van een dwangsom;
te verklaren voor recht dat [eiser] recht heeft op betaling van vakantiegeld over de afgelopen 5 jaar tot aan het einde van de arbeidsovereenkomst, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente;
veroordeling van NTT tot betaling van het onder m verzochte;
te verklaren voor recht dat [eiser] recht heeft op 20 vakantiedagen per jaar over de afgelopen 5 jaar tot aan het einde van de arbeidsovereenkomst, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente;
veroordeling van NTT tot betaling van het onder o verzochte;
primair: te verklaren voor recht dat NTT geen rechten meer kan ontlenen aan het concurrentie- en boetebeding;
subsidiair: gehele vernietiging van het concurrentiebeding;
meer subsidiair: gedeeltelijke vernietiging van het concurrentiebeding;
veroordeling van NTT in de proces- en nakosten plus wettelijke rente.
2.1
NTT heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van alle tegenverzoeken.
2.11
Op 15 februari 2022 heeft er bij de kantonrechter een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Daarna is de zaak aangehouden om partijen in de gelegenheid te stellen een regeling te treffen. Partijen hebben niet een regeling getroffen.
2.12
Bij beschikking van 25 maart 2022 heeft de kantonrechter te Tilburg een beslissing gegeven ten aanzien van de door NTT ingestelde verzoeken en de door [eiser] ingestelde tegenverzoeken. De kantonrechter heeft de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst ontbonden op de g-grond per 1 augustus 2022. Meer specifiek heeft de kantonrechter als volgt beslist:
De procedure bij het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch (uitspraak 10 november 2022)
2.13
Vervolgens heeft [eiser] hoger beroep aangetekend bij het Gerechtshof te
’s-Hertogenbosch (die procedure is daar bekend onder het zaaknummer: 200.312.357/01). In die beschikking is onder andere opgenomen:
2.14
Bij beschikking van 10 november 2022 heeft het hof als volgt beslist.

3.Het verzoek van [eiser]

3.1
Hieronder zijn de verzoeken van [eiser] , zoals opgenomen op pagina’s 60 tot en met 67 van het op 3 oktober 2022 ingediende verzoekschrift, letterlijk weergegeven.
3.2
Tijdens de zitting heeft de kantonrechter [eiser] voorgehouden dat uit zijn verzoekschrift (pagina 66 onderaan en pagina 67 bovenaan) lijkt te volgen dat
alledoor hem ingediende verzoeken zijn gebaseerd op één grondslag, te weten zijn arbeidsovereenkomst met NTT. Op voornoemde pagina’s van het verzoekschrift stelt [eiser] dat hij verzoekt waar hij recht op heeft op grond van zijn arbeidsovereenkomst:
[eiser] heeft tijdens de zitting bevestigd dat dit de arbeidsovereenkomst de enige grondslag is van
alledoor hem ingediende verzoeken en hij heeft daaraan toegevoegd dat “2002” erbij moet worden vermeld, dus:
“ [eiser] vraagt slechts echter waar hij recht op heeft op grond van zijn arbeidsovereenkomst uit 2002.”
Op de details en overige standpunten van het door [eiser] ingediende verzoek wordt hierna bij de beoordeling, voor zover van belang, ingegaan.
3.3
Verder heeft [eiser] tijdens de zitting aangevoerd dat hij zijn verzoek wil vermeerderen, in die zin dat hij een aantal ‘extra’ (aanvullende) verzoeken wil indienen. Deze aanvullende verzoeken zijn weergegeven op de laatste drie pagina’s van zijn spreekaantekeningen [de spreekaantekeningen zijn niet door [eiser] genummerd. De kantonrechter heeft ter zitting een paginanummering op de spreekaantekeningen aangebracht.] Het gaat dus om de verzoeken weergegeven op pagina’s 21, 22 en 23 van de spreekaantekeningen, met dien verstande dat niet alle op die pagina’s weergegeven verzoeken ook daadwerkelijk door [eiser] zijn voorgedragen. De kantonrechter volstaat hierna met een verwijzing per pagina van de spreekaantekeningen naar welke verzoeken [eiser] ter zitting heeft voorgedragen:
  • Pagina 21: eerste (en enige) bulletpoint;
  • Pagina 22: eerste drie bulletpoints, het zesde en zevende bulletpoint, en het negende en tiende bulletpoint (dus het vierde, vijfde en achtste bulletpoint niet, net als hetgeen halverwege de pagina staat weergeven en aanvangt met: “
  • Pagina 23: alle bulletpoints, behalve het laatste vetgedrukte bulletpoint.

4.Het verweer van NTT en haar tegenverzoek

4.1
NTT verweert zich tegen het verzoek van [eiser] en verzoekt – mede na aanvulling van het verzoek bij brief van 5 december 2022 –, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [eiser] in zijn verzoeken/vorderingen niet ontvankelijk te verklaren, althans zijn verzoeken af te wijzen;
II. € 16.335,- inclusief btw aan salaris van de advocaat van NTT, te betalen aan NTT binnen twee weken na datum van de beschikking;
III. [eiser] te veroordelen om, binnen vijf dagen na datum van de beschikking, de – bij productie 25 van NTT – genoemde eigendommen van NTT in te leveren bij NTT, op straffe van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag of dagdeel dat [eiser] daartoe in gebreke blijft.
4.2
NTT voert daartoe – kort weergegeven – het volgende aan.
Herstel van de arbeidsovereenkomst is niet mogelijk, omdat over de arbeidsverhouding en (arbeids-)overeenkomsten tussen partijen al op 25 maart 2022 door de kantonrechter te Tilburg en op 10 november 2022 door het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch is geoordeeld. Tussen partijen gold maar één arbeidsovereenkomst en die is geëindigd door ontbinding per 1 augustus 2022. Nu [eiser] over hetzelfde geschilpunt een nieuwe procedure is gestart (namelijk onderhavige procedure bij de kantonrechter te ‘s-Hertogenbosch), kan NTT een beroep doen op het gezag van gewijsde van de hiervoor genoemde uitspraken van de kantonrechter te Tilburg en het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Daarnaast dient de uitspraak van het hof te worden gerespecteerd. Indien [eiser] het met laatstgenoemde uitspraak niet eens is, dient hij cassatie in te stellen bij de Hoge Raad.
De details en overige verweren van NTT komen hierna bij de beoordeling, voor zover relevant, aan bod.
Verder heeft NTT betaling van € 16.335,- aan salaris advocaat verzocht, stellende dat sprake is van misbruik van procesrecht zodat een vergoeding van de werkelijke proceskosten op zijn plaats is. Ter onderbouwing van dit bedrag heeft NTT verwezen naar productie 24.
Tot slot heeft NTT afgifte van bedrijfseigendommen verzocht. Ter onderbouwing hiervan heeft zij aangevoerd dat aangezien de arbeidsovereenkomst tussen partijen op 1 augustus 2022 is geëindigd, [eiser] gehouden is de bedrijfseigendommen (zoals opgesomd in productie 25) in te leveren bij NTT. Hoewel NTT aan [eiser] al drie keer heeft gevraagd om de eigendommen in te leveren, is hij daartoe niet overgegaan. Daarom verzoekt NTT afgifte daarvan in deze procedure.
4.3
NTT heeft tijdens de zitting bezwaar gemaakt tegen alle door [eiser] (via zijn spreekaantekeningen) ingediende extra verzoeken en daartoe aangevoerd dat het nieuwe verzoeken betreffen waartegen NTT zich niet (voldoende) kan verweren. NTT stelt dat dit in strijd is met de eisen van de goede procesorde.

5.De beoordeling

Extra verzoeken van [eiser]
5.1
Ten aanzien van de ‘extra’ verzoeken van [eiser] , die zijn opgenomen in de spreekaantekeningen van [eiser] en die niet zijn genoemd in het petitum van het verzoekschrift, oordeelt de kantonrechter dat deze verzoeken geen onderdeel uitmaken van deze procedure en dat daarop dus niet zal worden beslist. De reden hiervoor is dat NTT zich daartegen niet deugdelijk kan verweren nu [eiser] deze verzoeken pas ter zitting heeft genoemd en ingediend. Dit terwijl [eiser] zijn verzoekschrift ruim twee maanden eerder heeft ingediend en daarbij heeft aangekondigd dat hij nog een herziene versie daarvan zou indienen. Dat heeft [eiser] niet gedaan. [eiser] heeft evenmin aangekondigd, bijvoorbeeld door een akte wijziging verzoek, dat en welke ‘extra’ verzoeken hij bij de mondelinge behandeling zou willen indienen, in welk geval NTT zich had kunnen voorbereiden. Onder deze omstandigheden en rekening houdend met de twee eerder tussen partijen gevoerde procedures, waarbij partijen zeer uitvoerig hun standpunten, verzoeken en weren en al het overige wat zij van belang achten hebben uiteen gezet, acht de kantonrechter het in dit stadium van de procedure indienen van een dergelijk groot aantal ‘extra’ verzoeken in strijd met de eisen van de goede procesorde.
Grondslag voor alle verzoeken van [eiser]
5.2
In de kern komt het betoog van [eiser] hierop neer dat de arbeidsovereenkomst uit 2004 tussen hem en NTT weliswaar per 1 augustus 2022 is ontbonden door de kantonrechter Tilburg (beschikking 25 maart 2022), welke beslissing is bekrachtigd door het hof (beschikking 10 november 2022) maar dat dit geen afbreuk doet aan het bestaan van de arbeidsovereenkomst uit 2002 tussen hem en NTT. [eiser] heeft expliciet bevestigd dat al zijn verzoeken in deze procedure zijn gebaseerd op die arbeidsovereenkomst uit 2002 (zie ook pagina 1 verzoekschrift, eerste alinea na partijnamen). Het gaat dan om nakoming of (toerekenbare) tekortkoming in de nakoming van bedoelde arbeidsovereenkomst of om onrechtmatig handelen ter zake van die arbeidsovereenkomst uit 2002. NTT betwist dat per 1 augustus 2022 sprake is van die arbeidsovereenkomst uit 2002 of welke andere arbeidsovereenkomst dan ook tussen haar en [eiser] .
5.3.
Ten aanzien van de arbeidsovereenkomst uit 2002 neemt de kantonrechter als uitgangspunt en beschouwt zij als hier herhaald en ingelast datgene wat op dit punt is overwogen en beslist in onderdeel 4.4 van het kort geding-vonnis tussen partijen van vandaag. Kort samengevat komt dit erop neer dat de arbeidsovereenkomst uit 2002 is vervangen door de arbeidsovereenkomst uit 2004 en dat die arbeidsovereenkomst uit 2002 daarbij niet is blijven voortbestaan of is herleefd na ontbinding van de arbeidsovereenkomst per 1 augustus 2022. In beide procedures zijn zowel [eiser] als NTT uitgegaan van één tussen hen geldende arbeidsovereenkomst, te weten die uit 2004. [eiser] heeft in deze procedure nog nader aangevoerd dat zijn wisselende werknemersnummers, het voorkomen van dubbele jaaropgaven en de wijzigingen in de arbeidsvoorwaarden erop duiden dat sprake is van het “doorlopen” van de arbeidsovereenkomst uit 2002. De kantonrechter deelt dit standpunt niet. Zowel de arbeidsovereenkomst uit 2002 als die uit 2004 zijn gesloten tussen [eiser] en (de rechtsvoorganger van) NTT. In de arbeidsovereenkomst van 2004 zijn partijen overeengekomen dat die overeenkomst in de plaats kwam van de arbeidsovereenkomst uit 2002. In de arbeidsovereenkomst uit 2004 hebben partijen nieuwe afspraken gemaakt over hun arbeidsverhouding. [eiser] heeft niet gesteld noch is zulks op andere wijze gebleken dat zij in die arbeidsovereenkomst van 2004 met addendum of op enig ander moment hebben afgesproken – en evenmin blijkt dit uit de feitelijke gang van zaken vanaf 2004 - dat de arbeidsovereenkomst uit 2002 naast, tijdens of na de arbeidsovereenkomst van 2004 zou blijven bestaan, zou herleven of anderszins van kracht zou zijn of blijven.
Verzoeken 1a t/m i en 2a t/m x en 3a (zie onder 3.1)
5.4.
[eiser] heeft expliciet aangegeven dat hij al zijn verzoeken, waaronder de verzoeken genoemd onder 1a t/m i en onder 2a t/m n (loon), 2o t/m q (loonstroken), 2r + s (vakantiegeld), 2t + u (vakantiedagen), 2v t/m x (non-concurrentiebeding) en 3a (proceskostenveroordeling) baseert op de grondslag van de arbeidsovereenkomst van 2002. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen onder 5.3 is niet komen vast te staan dat de arbeidsovereenkomst uit 2002 tussen partijen nog van kracht is dan wel van kracht is geweest nadat partijen de arbeidsovereenkomst van 2004 met addendum hadden gesloten en deze in werking was getreden op de voet van punt 2 van het addendum. Geoordeeld is dat de arbeidsovereenkomst van 2002 is vervangen door de arbeidsovereenkomst van 2004. Dat betekent dat de arbeidsovereenkomst van 2002 geen grondslag biedt voor deze verzoeken van [eiser] . Daar waar [eiser] verwijst naar de verzochte ontbinding maakt hij niet duidelijk om welk verzoek tot ontbinding dit gaat. Over het door NTT ingediende verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst hebben partijen geprocedeerd in twee instanties. Partijen zijn het erover eens dat die procedures betrekking hebben op de arbeidsovereenkomst van 2004. Van een verzoek tot ontbinding van een andere overeenkomst, van de zijde van [eiser] of van NTT, is niets gebleken. Daaraan gerelateerde verzoeken van [eiser] moeten bij gebrek aan grondslag dan ook worden afgewezen.
[eiser] heeft expliciet aangegeven dat de arbeidsovereenkomst van 2004 niet de grondslag vormt voor zijn verzoeken. In de beschikking van 25 maart 2022 heeft de kantonrechter wel beslist op verzoeken betreffende het loon, de loonstroken, vakantiegeld, vakantiedagen en het non-concurrentiebeding voor zover deze zijn gebaseerd op de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst. Een andere grondslag voor bedoelde verzoeken is niet gesteld of anderszins gebleken. Bij gebrek aan grondslag moeten de verzoeken worden afgewezen.
Verzoeken I t/m LXXXI
5.5.
De kantonrechter constateert dat [eiser] 74 keer een verklaring van recht vraagt en 7 keer een veroordeling. Bij de veroordelingen gaat het om de verzoeken onder XI, XII, XXXII, XXXV, LXXIX, LXXX en LXXXI waarbij [eiser] de kantonrechter verzoekt NTT te veroordelen tot betaling van – kort gezegd – de wettelijke verhoging, overuren, gereserveerd vakantiegeld, € 8.512,00 conform jaaropgave 2015, wettelijke verhoging, wettelijke rente en proceskosten. Ook hier geldt dat de door [eiser] aangevoerde grondslag van de arbeidsovereenkomst uit 2002 niet is komen vast te staan zodat de hierop gebaseerde verzoeken (volgens [eiser] betreft dit alle verzoeken) wegens gebrek aan grondslag moeten worden afgewezen. In punt XXXI heeft [eiser] het door hem verzochte bedrag aan gesteld gereserveerd vakantiegeld opengelaten en volstaan met puntjes. Bij gebrek aan duidelijkheid over de hoogte van het bedrag is dit verzoek ook om die reden al niet toewijsbaar. Voor zover [eiser] zijn verzoek betreffende de betaling van het bedrag van € 8.512,00, zoals vermeld op de jaaropgave 2015, toch heeft gebaseerd op (nakoming van) de arbeidsovereenkomst, heeft NTT in het verweerschrift gemotiveerd betwist dat [eiser] op betaling van bedoeld bedrag aanspraak heeft. [eiser] heeft zijn verzoek vervolgens niet nader onderbouwd hoewel dat – gelet op de stelplicht en bewijslast die volgens de hoofdregel van artikel 150 Rv op hem rust – wel op zijn weg had gelegen. Nu [eiser] niet heeft voldaan aan zijn stelplicht komt de kantonrechter niet toe aan het opdragen van bewijs. Dat betekent dat de grondslag voor dit verzoek niet is komen vast te staan hetgeen leidt tot afwijzing van het verzoek.
5.6.
Wat betreft de 71 verklaringen van recht geldt het volgende. Voor toewijzing van een vordering die strekt tot een verklaring voor recht is vereist dat de vordering wordt ingesteld door een onmiddellijk bij een rechtsverhouding betrokken persoon (art. 3:302 BW) en dat degene die de verklaring voor recht vordert, voldoende belang heeft bij de rechtsvordering (art. 3:303 BW). Een verklaring voor recht kan ook worden gevraagd in een verzoekschriftprocedure zoals deze procedure.
[eiser] heeft de door hem verzochte verklaringen voor recht als volgt toegelicht (pagina 4 verzoekschrift):
“Hiernaast(naast de veroordelingen, ktr)
zullen er een groot aantal verklaringen van recht gevraagd worden omdat er veel zaken na 1,5 jaar juridisch traject nog niet geheel duidelijk zijn. [eiser] heeft onvoldoende tijd gehad om zaken precies uit te zoeken en om dit verzoekschrift te completeren op gestructureerde wijze, maar de kern is denkt hij helder.”Vervolgens heeft [eiser] de verzochte verklaringen voor recht niet nader toegelicht of onderbouwd in die zin dat hij niet heeft toegelicht op welke grond deze moeten worden toegewezen. In het verzoekschrift geeft [eiser] zijn chronologisch overzicht van zijn arbeidsverhouding met NTT en komt dan in punt 231 van het verzoekschrift tot een conclusie betreffende de verzochte veroordelingen. [eiser] laat echter na te stellen laat staan te onderbouwen wat de grondslag is van de door hem verzochte verklaringen voor recht. Voor zover ook hier de arbeidsovereenkomst uit 2002 de grondslag is geldt hetgeen hiervoor daarover is opgemerkt en de bijbehorende conclusie dat deze grondslag niet volstaat. Evenmin stelt [eiser] dat en zo ja, welk belang hij heeft bij ieder van de verzochte verklaringen voor recht. Anders dan [eiser] mogelijk veronderstelt, kan hij er niet mee volstaan om een relaas te geven en zonder het geven van een nadere toelichting of het leggen van een verband overstappen naar 71 verzochte verklaringen voor recht “omdat er veel zaken na 1,5 jaar juridisch traject nog niet duidelijk zijn”. Nu [eiser] aldus niet voldoet aan de vereisten van de artikelen 3: 302 BW en 3:303 BW worden de verzochte verklaringen voor recht afgewezen.
Samengevat
5.7
De conclusie is dat alle verzoeken van [eiser] worden afgewezen. Voor zover [eiser] zijn verzoeken richt tegen NTT Holding worden deze eveneens afgewezen nu [eiser] daar in het geheel geen grondslag voor heeft gesteld.
Proceskosten
5.8
Omdat [eiser] in het ongelijk is gesteld, wordt hij veroordeeld in de proceskosten. NTT heeft verzocht om [eiser] te veroordelen in de volledige proceskosten, omdat in haar optiek sprake is van misbruik van procesrecht en omdat onnodige belasting van partijen en de rechterlijke macht voorkomen moeten worden. Als productie 24 bij haar verweerschrift heeft NTT een overzicht overgelegd van de door haar gemaakte kosten, bestaande uit salaris gemachtigde. NTT heeft het bedrag begroot op € 16.335,00.
5.9
Veroordeling in de werkelijke proceskosten is volgens vaste jurisprudentie alleen mogelijk in geval van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Daarvan is pas sprake als het instellen van de vordering of het doen van het verzoek of het voeren van verweer, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan eerst sprake zijn als een partij haar vordering c.q. verzoek of verweer baseert op feiten en omstandigheden waarvan zij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan zij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het voeren van een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door artikel 6 EVRM (vgl. HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7828).
5.1
De kantonrechter is van oordeel dat in dit geval geen sprake is van de hiervoor bedoelde omstandigheden zodat een veroordeling in de werkelijke proceskosten niet aan de orde is. Wat betreft die omstandigheden verwijt NTT [eiser] in de kern dat hij de beschikking van het hof niet heeft afgewacht alvorens dit verzoekschrift in te dienen, dat hij nieuwe gronden aanvoert en dat hij geen gebruik heeft gemaakt van de door zijn rechtsbijstandverzekering betaalde advocaten. [eiser] heeft daarop aangevoerd dat hij in de loop der tijd nieuwe informatie heeft gevonden en dat zijn advocaten in de eerdere procedures zijn standpunt niet naar voren hebben gebracht zoals hij dat nu in deze procedure doet. Bovendien heeft [eiser] toegelicht dat hij momenteel geen gebruik kan maken van die betaalde rechtsbijstand. Ook al zou [eiser] nog wel aanspraak hebben op de dekking van de rechtsbijstandverzekering dan is hij niet verplicht hiervan gebruik te maken althans maakt hij geen misbruik van procesrecht door dat niet te doen. De overige door NTT aangevoerde omstandigheden hebben bij NTT wellicht geleid tot ergernis en kosten maar dat betekent nog niet dat daarmee sprake is van misbruik van procesrecht of van onrechtmatig handelen. De kantonrechter zal niet de volledige proceskosten toewijzen maar zal aansluiting zoeken bij het liquidatietarief. De kosten aan de zijde van NTT worden tot en met vandaag vastgesteld op € 747,00 aan salaris gemachtigde [niet met btw belast].
Bedrijfseigendommen NTT
5.11
Verder heeft NTT verzocht om [eiser] , binnen vijf dagen na dagtekening van de beschikking, te veroordelen de bij productie 25 van NTT genoemde bedrijfseigendommen in te leveren bij NTT, op straffe van een dwangsom van € 500,-- voor iedere dag of dagdeel dat [eiser] daartoe in gebreke blijft. Het gaat om bijvoorbeeld een laptop met laptoptas met NTT logo en een tag van het pand.
5.12
Tijdens de zitting heeft [eiser] erkend dat hij al hetgeen in productie 25 door NTT is opgesomd, onder zich heeft. [eiser] heeft tijdens de zitting verklaard dat hij al die zaken in zijn bezit wil houden totdat alles is afgewikkeld. Daarbij komt dat hij bang is dat een derde mogelijk gegevens op de laptop plaatst, zodat het lijkt alsof [eiser] dat heeft gedaan.
5.13
De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] alle in productie 25 opgesomde zaken aan NTT moet teruggeven, omdat vast staat dat de zaken eigendom zijn van NTT en de arbeidsovereenkomst tussen partijen is ontbonden. [eiser] heeft dan ook geen grond meer om die zaken onder zich te houden. De door [eiser] ter zitting aangevoerde redenen om de eigendommen van NTT wel nog onder zich te houden, leiden niet tot een ander oordeel. [eiser] zal dus worden veroordeeld tot afgifte van de bedrijfseigendommen van NTT. Hij zal hiertoe worden veroordeeld, met dien verstande dat de kantonrechter hem hiertoe een redelijke termijn geeft van 14 dagen na dagtekening van deze beschikking en de dwangsom matigt als hierna in de beslissing vermeld.

6.Tot slot

Wat partijen verder nog naar voren hebben gebracht, hoeft niet meer nader te worden besproken, omdat dit in het licht van al wat in deze beschikking is vastgesteld en overwogen, niet tot een andere beslissing kan leiden.

7.De beslissing

De kantonrechter:
7.1
wijst alle verzoeken van [eiser] af;
7.2
veroordeelt [eiser] om binnen veertien dagen na dagtekening van deze beschikking de hierna te noemen artikelen bij NTT in te leveren, op straffe van een dwangsom van € 100,00 voor iedere dag dat [eiser] daarmee in gebreke blijft, met een maximum van € 5.000,00:
  • KPN Simkaart behorende bij nummer [telefoonnummer] ;
  • Laptop met een laptoptas met NTT logo;
  • Ergo-standaard;
  • Usb-stick;
  • Headset;
  • Toetsenbord;
  • Muis
  • Tag van het pand;
7.3
veroordeelt [eiser] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van NTT tot vandaag vastgesteld op € 747,00;
7.4
verklaart de hiervoor bij 7.2 en 7.3 weergegeven veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
7.5
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gewezen door mr. M.F.M.T. Franke, kantonrechter, en is op 28 december 2022 in het openbaar uitgesproken en ondertekend.