ECLI:NL:RBOBR:2022:5681

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
23 december 2022
Publicatiedatum
23 december 2022
Zaaknummer
22/906
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van WIA-uitkering en de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek door het UWV

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 23 december 2022 uitspraak gedaan in het geschil tussen eiser, een voormalig logistiek medewerker, en het UWV. Eiser had een WIA-uitkering ontvangen, maar deze werd per 17 juni 2021 ingetrokken omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Eiser stelde dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was, omdat hij niet door een verzekeringsarts was gezien en dat hij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was. De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat het UWV terecht heeft besloten dat eiser per 17 juni 2021 geen recht meer had op een WIA-uitkering. De rechtbank oordeelde dat het UWV voldoende zorgvuldig had gehandeld bij de medische beoordeling, waarbij de psychiatrische expertise van Psyon werd betrokken. Eiser had de mogelijkheid om aanvullende medische informatie in te brengen, maar had ervoor gekozen dit niet te doen. De rechtbank oordeelde dat er geen bewijsnood was en dat de belastbaarheid van eiser correct was ingeschat. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de verzoeken van eiser af.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 22/906

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 december 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. S. Maachi),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: mr. I.P.H.M. van Lieshout).

Inleiding

1.1
Met het besluit van 16 april 2021 heeft het UWV vastgesteld dat eiser vanaf 17 juni 2021 geen recht meer heeft op een uitkering op grond van Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
1.2
Met het besluit van 4 maart 2022 (bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
1.3
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.4
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
1.5
De rechtbank heeft het beroep op 8 november 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben mevrouw [naam] (de ex-vriendin van eiser), de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van UWV deelgenomen.

Relevante feiten en omstandigheden

2. Eiser heeft gewerkt als logistiek medewerker. Op 2 november 2016 viel hij uit voor zijn werkzaamheden als gevolg van psychische klachten. Eiser werd gediagnosticeerd met een depressie en had last van angststoornissen en slapeloosheid. Daarnaast had hij klachten van tinnitus. Na het doorlopen van de wachttijd is aan eiser per 31 oktober 2018 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Naar aanleiding van een door de werkgever aangevraagde herbeoordeling heeft het UWV per 17 juni 2021 eisers WIA-uitkering ingetrokken, omdat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht.

Standpunten van partijen

3.1
Het UWV handhaaft in het bestreden besluit zijn beslissing dat eiser per 17 juni 2021 geen WIA-uitkering meer krijgt, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt geacht wordt.
3.2
Eiser stelt dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest, omdat hij niet is gezien door een verzekeringsarts. De verzekeringsarts bezwaar en beroep (B&B) heeft niet gemotiveerd waarom hij van een medisch spreekuur heeft afgezien. Verder stelt eiser dat hij volledig en duurzaam arbeidsongeschiktheid is en dat hij daarom in aanmerking moet komen voor een IVA-uitkering. Hij stelt dat hij in ieder geval meer beperkt is dan door de verzekeringsarts B&B is aangenomen en dat er ten onrechte geen urenbeperking is vastgesteld. Ten slotte stelt hij dat zijn belastbaarheid wordt overschreden in de voorbeeldfuncties.

Beoordeling door de rechtbank

4.1
De rechtbank beoordeelt of het UWV terecht heeft beslist dat eiser per 17 juni 2021 geen recht meer heeft op een WIA-uitkering. De rechtbank doet de beoordeling aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd.
4.2
De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht heeft geconcludeerd dat de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser per 17 juni 2021 minder dan 35% is en daarom terecht de WIA-uitkering per deze datum heeft beëindigd. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt en dat het beroep ongegrond wordt verklaard. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.3
De rechtbank beoordeelt of de besluitvorming van het UWV zorgvuldig heeft plaatsgevonden, of partijen in voldoende mate de gelegenheid hebben gehad om bewijsmateriaal aan te dragen en of het bestreden besluit inhoudelijk juist is geweest.
Zorgvuldigheid van de besluitvorming
4.4
De rechtbank is van oordeel dat het onderzoek van het UWV voldoende zorgvuldig is geweest. De verzekeringsarts heeft de ontvangen medische informatie en de voorgaande medische onderzoeksverslagen van 20 augustus 2018 en 6 maart 2019 kenbaar betrokken bij de beoordeling. Ook heeft een fysiek spreekuur plaatsgevonden op 22 oktober 2020. Ten slotte heeft hij een psychiatrische expertise via Psyon laten verrichten. Dit heeft geresulteerd in een rapportage van psychiater drs. B. Bouten van 16 februari 2021. Naar aanleiding van deze rapportage heeft de verzekeringsarts ter verheldering een aanvullende vraagstelling voorgelegd aan Bouten. Bouten heeft hierop gereageerd met een schrijven van 23 maart 2021.
4.5
De verzekeringsarts B&B heeft kennisgenomen van de primaire medische rapportages, de informatie van behandelaars, de rapportage van Bouten, het bezwaarschrift en de informatie uit het verslag van de hoorzitting. Op basis hiervan beschikt hij over voldoende informatie om zijn onderzoek op te baseren en ziet hij geen reden voor een persoonlijk contact in de vorm van een spreekuur of huisbezoek met eiser, aldus de verzekeringsarts B&B. De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsarts B&B voldoende gemotiveerd heeft aangegeven waarom hij een fysiek spreekuur niet nodig vond. Uit vaste rechtspraak van de CRvB volgt immers dat de enkele omstandigheid dat de verzekeringsarts B&B eiser niet in persoon heeft gezien, het onderzoek niet onzorgvuldig maakt. Ook volgt uit rechtspraak van de CRvB dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep van een spreekuurcontact mag afzien als hij voldoende kan motiveren dat in het licht van de aard van de klachten en de beschikbare medische informatie, een spreekuurcontact geen toegevoegde waarde heeft. (CRvB van 13 januari 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:72). Die situatie doet zich hier dus voor.
4.6
De rechtbank volgt eiser dan ook niet in zijn standpunt dat het UWV de rapportage van Bouten niet had mogen betrekken bij de medische beoordeling, gelet op de negatieve berichtgeving omtrent rapportages van Psyon. Het feit dat de rapportages of werkwijze van een bepaalde instelling negatief in het nieuws zijn geweest, maakt niet zondermeer dat de in het concrete geval van eiser opgestelde rapportage dus bij een medische beoordeling als hier aan de orde kan worden betrokken. Dat kan wel een element zijn in de beoordeling van de rechtbank, maar daarbij moet vooropstaan dat de rapportage van Bouten die is opgesteld in het concrete geval van eiser als zodanig tekortschiet. Met wat eiser daarover heeft aangevoerd is de rechtbank niet gebleken dat die rapportage tekortschiet. Dat Bouten tot een andere beoordeling van eisers psychische gesteldheid komt dan eisers behandelaars destijds (2017-2018) is in dit geval – ook in samenhang bezien met de eerdergenoemde negatieve berichtgeving over Psyon – onvoldoende, al was het maar omdat Bouten eisers psychische toestand op een later moment in de tijd heeft beoordeeld. Eisers opvatting dat de destijds door zijn behandelaars gestelde diagnoses (en de in verband daarmee geclaimde beperkingen) nog onverminderd aan de orde zijn, is niet onderbouwd met medische gegevens. Het feit dat mevrouw [naam] er niet over te spreken is dat zij (aanvankelijk) niet bij het onderzoek van Bouten aanwezig mocht zijn, betekent evenmin dat zijn onderzoek tekortschiet. Het is aan een medisch specialist en niet aan eiser(s vriendenkring) om te bepalen hoe de specialist zijn onderzoek vormgeeft. Bovendien is niet gebleken dat Bouten zich hierbij van onbegrijpelijke onderzoeksmethoden of (anderszins) onnavolgbare handelswijzen heeft bediend.
De gelegenheid om bewijsmateriaal aan te dragen
4.7
De rechtbank heeft geen reden om te veronderstellen dat eiser problemen heeft ondervonden bij het onderbouwen van zijn standpunt dat het UWV onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn beperkingen. Eiser heeft voldoende gelegenheid gehad om medische stukken in te brengen. In de beroepsprocedure heeft eiser aangegeven dat hij voor behandeling is doorverwezen voor specialistische zorg ten aanzien van zijn psychische problematiek en dat nadere medische informatie hierover nog zal volgen. Uit eisers (aanvullend) beroepschrift valt op te maken dat hij rond en na de datum in geding in behandeling is geweest bij Sifa psychiatrie en Curans. Informatie van deze behandelaars heeft eiser, voorafgaande aan de behandeling ter zitting, niet meer ingebracht. Tijdens de zitting hebben eisers gemachtigde en mevrouw [naam] verklaard dat eiser wel over deze informatie beschikt, maar deze om voor hem moverende reden niet ter beschikking wil stellen aan de rechtbank. De rechtbank begrijpt de onmacht die eisers gemachtigde en mevrouw [naam] ervaren omtrent de opstelling van eiser, omdat eiser met zijn opstelling het er zichzelf niet gemakkelijk op maakt. Dat neemt niet weg dat eiser wel over relevante medische informatie beschikt en dus in voldoende mate weerwoord kan bieden aan wat de verzekeringsartsen hebben aangevoerd in hun onderzoek. Hij heeft er echter zelf voor gekozen om de voorhanden informatie niet te verstrekken. Het staat eiser vrij om deze keuze te maken, maar de gevolgen daarvan komen wel voor zijn rekening en risico. Van de door eiser gestelde bewijsnood is dus geen sprake.
De medisch inhoudelijke beoordeling
4.8
De rechtbank ziet geen aanleiding om te oordelen dat het UWV de belastbaarheid van eiser onjuist heeft ingeschat. De rechtbank zal hierna uitleggen hoe zij tot deze conclusie is gekomen.
Geen benutbare mogelijkheden
4.9
Eisers beroepsgrond dat hij volledig arbeidsongeschikt is, slaagt naar oordeel van de rechtbank niet. In het rapport van 21 februari 2022 overweegt de verzekeringsarts B&B op inzichtelijke wijze waarom er bij eiser op medische gronden geen sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid. De rechtbank heeft geen reden om hieraan te twijfelen. Het UWV heeft dan ook terecht mogen concluderen dat eiser beschikt over benutbare mogelijkheden en een FML opgesteld. Hij overweegt in zijn rapportage van 21 februari 2022 dat eiser niet valt onder één van de uitzonderingscategorieën als bedoeld in het Sb. Zo is hij niet opgenomen in een ziekenhuis of instelling en niet ADL-afhankelijk. Er is bij eiser geen sprake van een situatie dat hij voor het uitvoeren van activiteiten in het dagelijks leven dat hij afhankelijk is van anderen, want eiser kijkt voetbal op tv en bezoekt zijn ex-vrouw en kinderen, aldus de verzekeringsarts B&B. Verder is uit de primaire rapportage en uit de expertise van Psyon niet gebleken dat er sprake is van sterk wisselende mogelijkheden in belastbaarheid.
De beperkingen in de belastbaarheid
4.1
Het UWV is ermee bekend dat eiser diverse psychische klachten en tinnitus heeft. Dit blijkt uit de rapporten van de verzekeringsartsen. De verzekeringsarts heeft aanleiding gezien om een psychiatrische expertise bij Psyon uit te laten voeren in verband met eisers psychische klachten en het ontbreken van medische informatie die betrekking heeft op de beoordelingsdatum. Zoals gezegd heeft dit geleid tot het rapport van Bouten. Hij is tot de conclusie gekomen dat bij eiser sprake is van aanpassingsproblematiek. Mede op basis van de uitkomsten van deze expertise heeft de verzekeringsarts diverse beperkingen aangenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De rechtbank oordeelt dat het UWV zich heeft mogen baseren op het onderzoek dat door Bouten is verricht en volgt de overweging van de verzekeringsarts B&B dat Bouten een onafhankelijk oordelend psychiater is. Te meer omdat er een beëdigd tolk bij het spreekuur aanwezig was en er ook een heteroanamnese is afgenomen bij mevrouw [naam] . Verder volgt de rechtbank het standpunt van eiser niet dat Bouten voorbij is gegaan aan de DSM V problematiek van eiser. De rechtbank stelt vast dat Bouten in zijn rapportage van 16 februari 2021 kenbaar kennisgenomen heeft van de eerdere vastgestelde DSM V classificatie van eiser en deze heeft betrokken bij zijn oordeel. Bouten heeft inzichtelijk gemotiveerd hoe hij tot zijn conclusie is gekomen. Daarnaast is niet gebleken van verdergaande verminderde psychische belastbaarheid, zoals door eiser is gesteld. De verzekeringsarts B&B heeft wel aanleiding gezien om de opgestelde FML aan te scherpen en een aanvullende beperking op te nemen ten aanzien van het aspect verhoogd persoonlijk risico in verband met eisers medicijngebruik. Daarmee slaagt eisers stelling dat onvoldoende rekening is gehouden met zijn medicijngebruik ook niet. Voor verdergaande beperkingen ziet de verzekeringsarts B&B geen aanleiding. Eisers op de zitting ingenomen standpunt dat hij in verband hiermee (ook) beperkt moet worden geacht voor (beroepsmatig) vervoer is niet onderbouwd. Het enkele feit dat het om zware medicatie zou gaan is daarvoor onvoldoende, omdat niet elk (zwaar) medicijn per definitie in de weg staat aan het (normaal) besturen of bedienen van een voertuig.
4.11
Verder heeft de verzekeringsarts B&B gemotiveerd dat er, met inachtneming van de ‘Standaard duurbelastbaarheid in arbeid’, geen aanleiding bestaat om een urenbeperking aan te nemen. Hij overweegt dat er bij eiser per datum in geding geen sprake is van een dusdanig ernstige stoornis van waaruit een substantiële moeheid of energieverlies kan volgen. Moeheid wordt ook niet geclaimd door eiser. Er kan ook geen urenbeperking aangenomen worden op grond van niet-beschikbaarheid, want bij eiser is op datum in geding geen sprake van een langdurige, intensieve therapie waardoor eiser structureel minder beschikbaar zou zijn. Op basis van preventieve gronden kan eveneens geen duurbeperking worden aangenomen, omdat bij eiser geen aandoeningen zijn vastgesteld die hiertoe aanleiding geven. De rechtbank ziet geen aanleiding om de verzekeringsarts B&B niet in zijn motivering te volgen.
4.12
In beroep heeft het UWV in een rapportage van 24 oktober 2022 aanvullende gemotiveerd dat de eerdere diagnoses depressie, agorafobie en angststoornis in 2017 en 2018 wellicht aanwezig waren, maar dat hij deze diagnoses per 17 juni 2021 niet meer aanwezig acht. Hij heeft zich daarbij gebaseerd op het schrijven van het GGZ aan huisarts Heesakkers op 16 januari 2019.
4.13
De omstandigheid dat de artsen van het UWV de door eiser ervaren klachten op een andere manier hebben gewogen dan dat eiser ervaart, betekent niet dat hun oordeel onzorgvuldig of juist is. De subjectieve beleving van klachten is immers niet beslissend bij de beantwoording van de vraag welke beperkingen in objectieve zin bij eiser zijn vast te stellen.
Duurzaamheid van de beperkingen
4.14
Anders dan eiser stelt komt de rechtbank niet toe aan een toets wat betreft de duurzaamheid van de beperkingen. In artikel 4, eerste lid, van de wet WIA is bepaald dat aan deze toets wordt toegekomen wanneer iemand in staat is met arbeid ten hoogste 20% van het maatmaninkomen te verdienen. Nu hiervan geen sprake is, hebben de verzekeringsartsen deze duurzaamheidstoets dus terecht achterwege gelaten.
Arbeidskundige beoordeling
5.1
De arbeidskundige vindt eiser geschikt voor de functies van productiemedewerker industrie (SBC-code 111180), productiemedewerker machinaal inpakken (SBC-code 111175), monteur printplaten (SBC-code monteur printplaten) en aanvullend de functies van lader, losser ( SBC-code 111220) en medewerker tuinbouw (SBC-code 111010).
5.2
De arbeidsdeskundige B&B heeft in haar rapport van 22 februari 2022 en aanvullende rapportage van 24 oktober 2022 voldoende gemotiveerd toegelicht – daar waar aanvullende beperkingen zijn aangenomen – dat de belastbaarheid van eiser in de voorbeeldfuncties niet wordt overschreden. In beroep is aanvullend gemotiveerd dat de geldigheidsduur van de functies in het CBBS vanwege COVID-19 is verlengd tot 36 maanden over de periode van 23 juni 2020 tot juli 2021, zodat de voorbeeldfuncties nog altijd geldig zijn. Verder heeft de arbeidsdeskundige B&B eisers maatmanloon per 31 juli 2019 geïndexeerd naar € 14,60 per uur. Uitgaande van de juistheid van de bij eiser vastgestelde beperkingen in de FML van de verzekeringsarts B&B van 21 februari 2022, ziet de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de passendheid van de door de arbeidsdeskundigen aan de schatting ten grondslag gelegde functies. Naar het oordeel van de rechtbank berust het bestreden besluit op een deugdelijke arbeidskundige grondslag.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.F. Vink, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.C.W. Emmen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
23 december 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.