Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
uitspraak van de meervoudige kamer van 23 december 2022 in de zaak tussen
[eiseres] , uit [vestigingsplaats] , eiseres
de voorzitter van de veiligheidsregio Brabant-Noord, verweerder
Procesverloop
22 maart 2020 omstreeks 13:20 uur en op 25 maart 2020 om 21:00 uur geconstateerd dat de sauna open was voor publiek.
17 augustus 2020 niet aan te merken is als een bezwaarschrift. Als die brief wel een bezwaarschrift is tegen de invorderingsbeschikking dan wijst verweerder subsidiair erop dat het onderhavige beroep op grond van artikel 5:39 van de Awb betrekking heeft op de invorderingsbeschikking. Daarbij houdt verweerder vast aan zijn standpunt dat is gebleken dat de sauna van eiseres op 30 en 31 maart 2020 niet gesloten was voor het publiek.
. In de eerste plaats dient de bevoegdheid om wegens een gedraging een bepaalde sanctie op te leggen, uitdrukkelijk bij of krachtens de wet in formele zin te zijn toegekend [(vetgedrukt door de rechtbank)].Voor de last onder bestuursdwang was dit reeds vastgelegd in artikel 5:22; het voorgestelde artikel 5.0.4, eerste lid, breidt deze regel uit tot de overige sancties.
Dit artikel beoogt slechts te expliciteren dat de voorzitter van de veiligheidsregio vervolgens ook bevoegd is overtreding van zo’n geldende noodverordening te handhaven met een last onder bestuursdwang of onder dwangsom. Dit wordt verantwoord vanuit onduidelijkheid of de voorzitter deze handhavingsbevoegdheid op dit moment ook al heeft, zoals ik meen, of niet. Zoals eerder is geantwoord op vragen van de leden Den Boer en Sneller wordt democratische controle vormgegeven via artikel 40 van de Wet veiligheidsregio’s. Kort gezegd gebeurt dit in de vorm van een in overeenstemming met de betrokken burgemeesters uitgebracht schriftelijk verslag aan de gemeenteraden, onder meer over de besluiten die de voorzitter heeft genomen, eventueel gevolgd door beantwoording van schriftelijke vragen van de gemeenteraad en mondelingen inlichtingen aan de gemeenteraad. De gemeenteraad kan hierover vervolgens een standpunt innemen en dit kenbaar maken. Ik verwijs verder naar Aanhangsel II 2019/20, nr. 2307, antwoord 4."
uitdrukkelijkbij of krachtens de wet in formele zin moet zijn toegekend. Gelet hierop kan een redelijke uitleg van artikel 39 van de Wet veiligheidsregio’s niet meebrengen dat een aan de voorzitter van een veiligheidsregio toegekende bestuursdwangbevoegdheid besloten ligt in de situatie dat hij op grond van artikel 39, eerste lid, van de Wet veiligheidsregio’s toepassing heeft gegeven aan de onder b van dat artikellid genoemde artikelen uit de Gemeentewet. Verder doet zich hier geen situatie voor, zoals die in de wetgeschiedenis bij artikel 5:4 van de Awb is vermeld, waarin de bevoegdheid om voor een bepaalde overtreding een bestuurlijke sanctie op te leggen, ongewijzigd overgaat van het ene bestuursorgaan naar een ander bestuursorgaan (zie de laatst vetgedrukte passage in rechtsoverweging 14). Het was juist immers de bedoeling dat uitsluitend de voorzitter van de veiligheidsregio bevoegd is om met bestuurlijke sancties op te treden tegen overtredingen van voorschriften uit de Noodverordening. Dat het voorgaande erop neerkomt dat niemand bevoegd was om met bestuurlijke sancties handhavend op te treden tegen overtredingen van voorschriften uit de Noodverordening, is weliswaar een zeer ongewenste, maar - door het legaliteitsbeginsel ingegeven - dwingende uitkomst.
Beslissing
mr.V.A.C.M. Vonk, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op 23 december 2022.