ECLI:NL:RBDHA:2020:3379

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 april 2020
Publicatiedatum
14 april 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 2342
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake sluiting sauna op grond van noodverordening COVID-19

Op 14 april 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin VIP Spa B.V. en PAWE Beheer B.V. een voorlopige voorziening vroegen tegen een besluit van de voorzitter van de veiligheidsregio Hollands Midden. Dit besluit, genomen op 20 maart 2020, verplichtte verzoekers om de exploitatie van hun sauna te beëindigen vanwege de geldende noodverordening in het kader van de COVID-19 crisis. De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van spoedeisend belang en dat de noodverordening op juiste wijze tot stand was gekomen. De voorzieningenrechter concludeerde dat de sauna van verzoekers onder het verbod viel, aangezien het een plek is waar veel personen in een beperkte ruimte samenkomen. De voorzieningenrechter weegt de belangen van de verzoekers tegen de noodzaak van de maatregelen ter bestrijding van het virus. Ondanks de argumenten van verzoekers, waaronder het beroep op het gelijkheidsbeginsel en de hoogte van de opgelegde dwangsom, oordeelde de voorzieningenrechter dat het belang van de volksgezondheid zwaarder weegt. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken. De uitspraak werd gedaan zonder openbare zitting vanwege de coronamaatregelen.

Uitspraak

REchtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/2342
uitspraak van de voorzieningenrechter van 14 april 2020 op het verzoek om een voorlopige voorziening van

VIP Spa B.V., PAWE Beheer B.V. en [verzoeker] , te Stolwijk,

tezamen te noemen: verzoekers
(gemachtigde: mr. E. Koornwinder),
tegen

de voorzitter van de veiligheidsregio Hollands Midden, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 20 maart 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder verzoekers gelast binnen één uur na ontvangst van het primaire besluit het beëindigen en beëindigd houden van de exploitatie van VIP Spa, Nijverheidsweg 1D te Stolwijk, onder last van een dwangsom ter hoogte van € 10.000,- per geconstateerd overtreding, met een maximum van € 50.000,-.
Verzoekers hebben tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Partijen hebben ingestemd met afdoening van het verzoek zonder het houden van zitting, gelet op de Corona maatregelen.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. De voorzieningenrechter acht in beginsel spoedeisend belang als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bij de gevraagde voorziening aanwezig. De voorzieningenrechter zal op grond van de betrokken belangen, waarbij mogelijk een voorlopig rechtsmatigheidsoordeel wordt gegeven, beoordelen of er ook voldoende spoedeisend belang is om het treffen van een voorlopige voorziening te rechtvaardigen.
3. Vanwege de uitbraak van het Coronavirus is Nederland in een crisissituatie terecht gekomen. In opdracht van de minister van Medische Zorg en Sport, mede namens de minister van Justitie en Veiligheid, zijn maatregelen genomen om het virus en verdere verspreiding daarvan te bestrijden.
4. Verweerder heeft op 16 maart 2020 de Tweede Noodverordening COVID-19 Veiligheidsregio Hollands Midden vastgesteld (Noodverordening). Volgens de Noodverordening is het verboden om sauna’s open te houden. Verweerder heeft geconstateerd dat op 17 en 18 maart 2020 verzoekers de inrichting geopend heeft gehouden en naar aanleiding daarvan het primaire besluit opgelegd.
5. Ingevolge artikel 2, tweede lid, van de Noodverordening is het verboden om een van de volgende inrichtingen geopend te houden:
(…)
c. sauna’s;
(…).
In de toelichting bij de Noodverordening is het volgende opgenomen:
Ook sauna’s vallen onder het verbod (onderdeel c), omdat dit een plek is waar naar zijn aard veel personen in een beperkte ruimte samenkomen. Onder sauna wordt mede begrepen andere vormen van wellness zoals een Turks stoombad, hammam, beauty farms, thermale baden, badhuizen, spa’s et cetera. Een deel van deze vormen van saunarecreatie valt bovendien onder zwembaden. Ook vergelijkbare wellness-voorzieningen bij hotels of andere recreatieve voorzieningen.
6. De voorzieningenrechter oordeelt als volgt.
6.1
Tussen partijen is niet in geschil dat verzoekers de geconstateerde gedragingen hebben begaan. Tussen partijen is in geschil of de gedragingen in strijd zijn met de Noodverordening.
6.2
De voorzieningenrechter is allereerst van oordeel dat verweerder voldoende inzichtelijk heeft gemaakt dat de Noodverordening op juiste wijze tot stand is gekomen op grond van artikel 176 van de Gemeentewet jo. art 39 van de Wet veiligheidsrisico’s. En dat deze op juiste wijze is bekendgemaakt op grond van artikel 5 van de Noodverordening. Datzelfde gaat op voor de bevoegdheid van de toezichthouders. De gronden van verzoekers ten aanzien van de zorgvuldigheid van het primaire besluit slagen derhalve niet.
6.3
Ten aanzien van het betoog van verzoekers dat de onderneming niet valt onder het begrip ‘sauna’ uit de Noodverordening is de voorzieningenrechter met verweerder van oordeel dat dit niet kan slagen. Zoals verweerder verduidelijkt heeft in het aanvullende verweerschrift van 3 april 2020 is er geen onderscheid gemaakt tussen de verschillende soorten sauna’s. Verder is in de ‘frequently asked questions’ die zijn opgesteld in opdracht van het Veiligheidsberaad ten behoeve van de 25 veiligheidsregio’s van 1 april 2020 zelfs uitdrukkelijk vermeld dat ook privé sauna’s onder het verbod vallen.
Net als bij andere inrichtingen die gesloten dienen te blijven, is geen ondergrens opgenomen van een beperkt aantal bezoekers. Voldoende is toegelicht dat geen uitzonderingen zijn toegestaan. Voor iedereen geldt dat hij de maatregelen naleeft om het virus het hoofd te bieden. Bovendien is de sauna van verzoekers 175 m2 groot en heeft een zwembad, een Finse sauna, een infrarood sauna, een stoomcabine, een jacuzzi en een loungeruimte en is de sauna normaal gesproken toegankelijk voor 2-8 personen. Verweerder heeft voldoende onderbouwd waarom gelet op de aard van de activiteit de kans op besmetting met het COVID-19 virus onaanvaardbaar hoog is in dergelijke situaties.
6.4
De omstandigheid dat een medewerker van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) telefonisch heeft aangegeven dat de sauna van verzoekers geopend mag blijven doet aan het bovenstaande niet af. Zoals verzoekers ook zelf aangeven is het RIVM een instantie die adviezen geeft en daarmee niet de instantie die de besluiten neemt. Bovendien was het RIVM niet op de hoogte van de feitelijke situatie van de onderneming van verzoekers. Verder was er mailcontact tussen verzoekers en verweerder, waarbij verweerder aangaf dat de sauna van verzoekers onder het verbod valt.
6.5
Ook het beroep op het gelijkheidsbeginsel kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet slagen. Zoals door verweerder voldoende is toegelicht, is geen sprake van een situatie waarin andere sauna’s wel open mogen zijn. Ook landelijk blijkt dat de verschillende veiligheidsregio’s van mening zijn dat privé sauna’s onder het verbod vallen. De omstandigheid dat wellicht nog niet in alle gevallen is gehandhaafd maakt dit naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet anders.
6.6
Tot slot maakt ook hetgeen verzoekers hebben aangevoerd ten aanzien van de hoogte van de last niet dat sprake is van een onrechtmatig besluit.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat een dwangsom strekt tot het voorkomen van een overtreding. Artikel 5:32b, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat de hoogte van de op te leggen dwangsom in redelijke verhouding dient te staan tot de zwaarte van het geschonden belang en tot de beoogde werking van de dwangsom. Daarbij geldt dat een dwangsom een redelijke prikkel moet zijn om aan een last te voldoen. De voorzieningenrechter acht in dit geval de van de opgelegde dwangsommen uitgaande prikkel niet onredelijk. Zoals door verweerder in het verweerschrift is toegelicht vraagt de huidige crisis om ingrijpende en verregaande maatregelen.
7. Gelet op het voorgaande komt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat het primaire besluit bij de heroverweging op bezwaar naar verwachting in stand zal blijven. Daarbij weegt het belang van verweerder bij het gesloten zijn van sauna’s in de huidige Coronacrisis zwaarder dan het individuele belang van verzoekers bij het openhouden van hun sauna.
8. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr.drs. J.J.P Bosman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A. Badermann, griffier, op 14 april 2020.
griffier voorzieningenrechter
Als gevolg van de maatregelen rondom het Coronavirus is deze beslissing niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.