ECLI:NL:RBOBR:2022:5209

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
29 november 2022
Publicatiedatum
29 november 2022
Zaaknummer
22/2584
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot sluiting van woning wegens handel in harddrugs niet gerechtvaardigd

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 29 november 2022, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers tegen het besluit van de burgemeester van de gemeente Maashorst behandeld. De burgemeester had op 21 oktober 2022 besloten om de woning van verzoekers te sluiten voor de duur van zes maanden, omdat er een handelshoeveelheid harddrugs was aangetroffen in de woning. Verzoekers maakten bezwaar tegen dit besluit en vroegen om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter oordeelt dat verzoekers een spoedeisend belang hebben bij het verzoek, aangezien zij tijdelijk uit hun woning moeten als deze gesloten wordt. De burgemeester stelt dat hij bevoegd is om de woning te sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet, maar verzoekers betwisten de noodzaak van de sluiting. Zij voeren aan dat er geen aanwijzingen zijn dat er vanuit hun woning drugs worden verhandeld en dat hun zoon, die de drugs in de woning had, inmiddels niet meer thuis woont.

De voorzieningenrechter komt tot de conclusie dat de burgemeester niet voldoende heeft gemotiveerd dat de sluiting van de woning noodzakelijk is voor het herstel van de openbare orde. Er zijn geen meldingen van overlast of andere aanwijzingen dat er vanuit de woning drugs worden verhandeld. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe en schorst het besluit van de burgemeester tot zes weken na de beslissing op bezwaar. Tevens wordt de burgemeester veroordeeld tot betaling van het griffierecht en de proceskosten aan verzoekers.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 22/2584

uitspraak van de voorzieningenrechter van 29 november 2022 in de zaak tussen

[eisers] , uit [woonplaats] , verzoekers

(gemachtigde: mr. H.M.A. van den Boogaard),
en

de burgemeester van de gemeente Maashorst, de burgemeester

(gemachtigden: A. Genҫalioglu en P. Tolic).

Inleiding

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers tegen het besluit van de burgemeester van 21 oktober 2022.
Met het bestreden besluit van 21 oktober 2022 heeft de burgemeester besloten om de woning van verzoekers te sluiten voor de duur van zes maanden, omdat er een handelshoeveelheid harddrugs is aangetroffen in de woning. Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt.
De gemachtigde van de burgemeester heeft op 27 oktober 2022 per e-mail laten weten dat de burgemeester bereid is te wachten met het sluiten van de woning tot de voorzieningenrechter op het verzoek heeft beslist.
De burgemeester heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 21 november 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekers, de gemachtigde van verzoekers en de gemachtigden van de burgemeester.

Totstandkoming van het besluit

1. In de bestuurlijke rapportage staat dat op 17 augustus 2022 door de politie tijdens een reguliere verkeerscontrole in Boekel in de rugzak van betrokkene [naam] (zoon van verzoekers) een grote hoeveelheid verdovende middelen is aangetroffen die in lijst 1 van de Opiumwet staan. Daarnaast is ook een mes aangetroffen. Diezelfde dag is omstreeks 21.00 uur verzoekers woning aan de [adres] door de politie betreden ter in beslagname van verdovende middelen genoemd in lijst 1 van de Opiumwet. Op de slaapkamer de zoon van verzoekers zijn de volgende middelen aangetroffen:
  • Blauwe zak XTC met 1009 pillen;
  • 6 keer 500 gram gootsteenontstopper;
  • 3 zakken grijze Ketamine pillen met in totaal 11.501 pillen;
  • Pepperspray 40 ml;
  • 1 emmer Amfetamine (MDMA) 769.51 gram netto;
  • 5.25 gram netto MDMA;
  • 3.7 gram netto cocaïne;
  • Mes (2e mes) met twee snijkanten genoemd in de Wet wapens en munitie.
Alle hierboven genoemde middelen zijn positief getest op de erachter genoemde naam van het verdovend middel.
2 Ketaminepillen zijn verboden op grond van de Geneesmiddelenwet. Amfetamine, cocaïne en MDMA zijn middelen die staan vermeld op Lijst 1 behorende bij de Opiumwet (harddrugs) en zijn verboden in artikel 2 van de Opiumwet en strafbaar gesteld in artikel 10 van de Opiumwet.
3. Op 15 september 2022 heeft de burgemeester aan verzoekers het voornemen tot sluiting van de woning gestuurd. De burgemeester heeft daarin laten weten voornemens te zijn om sluiting van de woning en het bijbehorende erf te bevelen voor de duur van zes maanden op grond van artikel 13b van de Opiumwet en de Beleidsregel Bestuurlijke handhaving artikel 13b Opiumwet (het Beleid), met ingang van 26 oktober 2022. Verzoekers hebben op 23 september 2022 een zienswijze ingediend en op 12 oktober 2022 een aanvullende zienswijze.
4. Op 21 oktober 2022 (verzonden op 25 oktober 2022) heeft de burgemeester besloten om sluiting van de woning en het bijbehorende erf te bevelen voor de duur van zes maanden van woensdag 9 november 2022 tot en met woensdag 10 mei 2023.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

5. De voorzieningenrechter beoordeelt het verzoek om een voorlopige voorziening aan de hand van de argumenten die verzoekers hebben aangevoerd. Deze argumenten worden de gronden genoemd.
6. De voorzieningenrechter maakt een voorlopige beoordeling. Als verzoekers het eventueel niet eens is met de beslissing op het bezwaar – die moet nu nog door de burgemeester worden genomen – kunnen zij daartegen op dat moment beroep instellen bij de rechtbank. Als het zover komt, dan mag de rechtbank anders oordelen over de zaak dan de voorzieningenrechter nu.
7. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit heeft.
8. De voorzieningenrechter vindt dat verzoekers een spoedeisend belang hebben. Zij moeten namelijk de woning tijdelijk uit als deze door de burgemeester mag worden gesloten.
9. De burgemeester vindt dat hij op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet en het Beleid bevoegd is de woning te sluiten en dat hij van die bevoegdheid gebruik mag maken omdat de sluiting noodzakelijk is en een sluitingstermijn van zes maanden evenredig is.
Is sluiting van de woning noodzakelijk?
10. Verzoekers betwisten niet dat, gelet op de aangetroffen handelshoeveelheid harddrugs, de burgemeester op grond van de Opiumwet bevoegd is om handhavend op te treden. Verzoekers betwisten evenwel de noodzaak van de sluiting en voeren in dit verband aan dat er geen aanwijzingen zijn waaruit blijkt dat er in of vanuit de woning zou worden gehandeld. Zelf hebben zij ook geen personen gezien waarvan zij konden vermoeden dat deze personen drugs zouden komen kopen. Verzoekers stellen bovendien ook niet als verdachten te zijn aangemerkt door de politie. De zoon van verzoekers woont inmiddels ook niet meer thuis.
11. De voorzieningenrechter volgt verzoekers in hun standpunt dat de noodzaak om hun woning te sluiten ontbreekt. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester, alle feiten en omstandigheden afwegende, niet kunnen concluderen dat de sluiting van de woning voor het herstel van de openbare orde en het woon- en leefklimaat ter plaatse noodzakelijk was. De burgemeester heeft dan ook geen gebruik mogen maken van zijn bevoegdheid tot sluiting van de woning.
12. Ter onderbouwing van haar oordeel wijst de voorzieningenrechter allereerst op een uitspraak van de Afdeling van 6 juli 2022, [1] die gaat over een zaak die grote gelijkenis vertoont met die waar de voorzieningenrechter nu een oordeel over geeft. Net als in die zaak is ook hier geen feitelijke handel vanuit verzoekers woning waargenomen en ook geen ‘loop’ naar de woning. Verder zijn er ook geen meldingen van overlast geweest of verklaringen van buurtbewoners, die zouden kunnen wijzen op handel vanuit de woning. In de woning zijn evenmin attributen aangetroffen die een aanwijzing zouden kunnen zijn voor drugshandel. Weliswaar lagen er gripzakjes bedoeld om de drugs geportioneerd in te verkopen, maar er zijn geen aanwijzingen dat er vanuit de woning drugs werden verhandeld. Op grond van het dossier is aannemelijk dat de zoon van verzoekers de drugs in zijn slaapkamer bewaarde en deze meenam om die elders te verkopen. De omstandigheid dat de slaapkamer als opslagplek diende, maakt nog niet dat daarmee sprake is van verkoop in of vanuit de woning. De burgemeester heeft de noodzaak tot sluiting verder niet gemotiveerd met de daadwerkelijke schending van de openbare orde in een kwetsbare buurt en de noodzaak die te herstellen en evenmin is sprake van een recidive. Het enkele aantreffen van in de woning bewaarde drugs is onvoldoende voor de conclusie dat er vanuit de woning drugs werden verhandeld en dat daarom ter plaatse de openbare orde hersteld diende te worden door de woning te sluiten. Ook al is er sprake van een handelshoeveelheid harddrugs, dan nog dient gemotiveerd te worden in welk opzicht door die aanwezigheid concreet de openbare orde is aangetast en dus hersteld dient te worden. De burgemeester heeft in dit verband nog gewezen op het risico van ripdeals gelet ook op de aanwezigheid van wapens (een mes en pepperspray) die kennelijk voor de door verzoekers zoon gevoelde noodzaak om zich te beveiligen aanwezig waren. De voorzieningenrechter heeft echter onvoldoende aanknopingspunten dat het risico op een ripdeal in het geval van verzoekers woning een meer dan theoretische mogelijkheid was. De voorzieningenrechter miskent niet dat drugs en de georganiseerde misdaad een verband hebben, maar dit laat onverlet dat er geen aanwijzingen naar voren zijn gebracht waaruit volgt dat de woning concreet de aandacht heeft of kan hebben van criminelen en dat hierin een noodzaak is gelegen om tot sluiting over te gaan. Ten aanzien van de zoon van verzoekers of het adres waren bij de politie geen signalen bekend, zo valt in het dossier te lezen. De omstandigheid dat verzoekster, na aanhouding van haar zoon, door een onbekend nummer is gebeld door een onbekende persoon die haar meldde dat haar zoon is aangehouden, is onvoldoende om tot een andere conclusie te komen.
13. Aan de beoordeling of de sluitingsduur voldoende is afgestemd op de concrete situatie en of verzoekers een verwijt kan worden gemaakt, komt de voorzieningenrechter daarom niet toe. De voorzieningenrechter vindt het wel belangrijk om te benadrukken dat zij het weliswaar aannemelijk vindt dat de zoon op dit moment niet meer hoofzakelijk in de woning verblijft en zich voor zijn verslaving tot Novadic Kentron voor hulp en behandeling heeft gewend, maar dat verzoekers ten aanzien van de aanwezigheid van drugs in hun woning wel een duidelijke grens moeten stellen. Verzoekers als hoofdbewoners van de woning hebben hierin een actieve houding te betrachten, ook wanneer zij dit, zoals op de zitting blijkt, naar hun zoon toe lastig vinden.

Conclusie en gevolgen

14. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat het besluit van 21 oktober 2022 is geschorst tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
15. De voorzieningenrechter ziet aanleiding te bepalen dat de burgemeester het griffierecht moet vergoeden en dat verzoekers ook een vergoeding krijgen van hun proceskosten. De burgemeester moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgen verzoekers een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 759,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.518, -.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het besluit van 21 oktober 2022 tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 184,- aan verzoekers moet vergoeden;
- veroordeelt de burgemeester tot betaling van € 1.518, - aan proceskosten aan verzoekers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M.L. Wijnen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. V.A.C.M. Vonk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 november 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.