In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 29 november 2022, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers tegen het besluit van de burgemeester van de gemeente Maashorst behandeld. De burgemeester had op 21 oktober 2022 besloten om de woning van verzoekers te sluiten voor de duur van zes maanden, omdat er een handelshoeveelheid harddrugs was aangetroffen in de woning. Verzoekers maakten bezwaar tegen dit besluit en vroegen om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter oordeelt dat verzoekers een spoedeisend belang hebben bij het verzoek, aangezien zij tijdelijk uit hun woning moeten als deze gesloten wordt. De burgemeester stelt dat hij bevoegd is om de woning te sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet, maar verzoekers betwisten de noodzaak van de sluiting. Zij voeren aan dat er geen aanwijzingen zijn dat er vanuit hun woning drugs worden verhandeld en dat hun zoon, die de drugs in de woning had, inmiddels niet meer thuis woont.
De voorzieningenrechter komt tot de conclusie dat de burgemeester niet voldoende heeft gemotiveerd dat de sluiting van de woning noodzakelijk is voor het herstel van de openbare orde. Er zijn geen meldingen van overlast of andere aanwijzingen dat er vanuit de woning drugs worden verhandeld. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe en schorst het besluit van de burgemeester tot zes weken na de beslissing op bezwaar. Tevens wordt de burgemeester veroordeeld tot betaling van het griffierecht en de proceskosten aan verzoekers.