ECLI:NL:RBOBR:2022:5171

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
25 november 2022
Publicatiedatum
25 november 2022
Zaaknummer
22/203 en 22/205
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke boete en waarschuwing na arbeidsongeval met amputatie van de rechterwijsvinger

In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant op 25 november 2022, worden de beroepen van [naam] B.V. tegen een bestuurlijke boete van € 27.000 en een waarschuwing voor preventieve stillegging van werkzaamheden beoordeeld. De zaak betreft een arbeidsongeval dat plaatsvond op 4 mei 2020, waarbij een werkneemster haar rechterwijsvinger heeft geamputeerd tijdens het schoonmaken van een machine. De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid had op basis van een boeterapport een boete opgelegd voor overtreding van artikel 7.5, tweede lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit, omdat de werkneemster onderhoudswerkzaamheden uitvoerde terwijl de machine in werking was.

De rechtbank oordeelt dat de werkneemster onvoorzichtig heeft gehandeld door haar vinger in de opening van de lobbenpomp te steken zonder de machine uit te schakelen. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor matiging van de boete, omdat eiseres geen adequate maatregelen heeft genomen na het ongeval en eerder al een soortgelijke overtreding had gepleegd. De rechtbank wijst ook de beroepsgronden van eiseres af, waaronder het betoog dat de inspectie SZW niet zorgvuldig heeft gehandeld door geen verklaring van een medewerker van de technische dienst te horen. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond, waardoor de boete en de waarschuwing in stand blijven.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummers: SHE 22/203 (boete) en 22/205 (waarschuwing)

uitspraak van de meervoudige kamer van 25 november 2022 in de zaak tussen

de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam] B.V., uit [vestigingsplaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. C. Staudt-Bos),
en

de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (de staatssecretaris)

(gemachtigde: mr. F.O.A. Korff).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiseres tegen respectievelijk een bestuurlijke boete van € 27.000 en een waarschuwing preventieve stillegging van werkzaamheden.
Met de bestreden besluiten van 13 december 2021 op de bezwaren van eiseres is de staatssecretaris bij de boete en waarschuwing gebleven.
De staatssecretaris heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft de beroepen op 29 juli 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigden van partijen en [naam] , HR-manager bij eiseres.

Totstandkoming van de besluiten

1. Eiseres produceert sauzen, marinades en dressings.
1.1.
Op 5 mei 2020 heeft eiseres een arbeidsongeval gemeld bij de inspectie SZW. Op 6 mei 2020 is de inspectie SWZ een onderzoek gestart naar aanleiding van de melding.
1.2.
In het door een arbeidsinspecteur op ambtseed opgemaakte boeterapport van 10 september 2020 staat het volgende:
"Op maandag 4 mei 2020, de dag van het ongeval, was mevrouw [naam] , als werknemer in dienst van uitzendbureau [naam] , uitgeleend aan en werkzaam bij [naam] B.V. aan de [adres] als operator.
Mevrouw [naam] was omstreeks 23.15 uur bezig met het uitvoeren van haar reguliere werkzaamheden op de afdeling. Een onderdeel van deze werkzaamheden was het schoonmaken van de sachetlijn.
Mevrouw [naam] begon met het schoonspuiten van de buffertank. Hierna koppelde mevrouw [naam] de slang niet aan de sachetlijn en zette de sachetmachine aan. Op deze manier liet ze het water afvloeien naar de put in de vloer maar zag dat er geen water uit de slang kwam. Dit was een gevolg van dikte van de substantie (tomatensaus) die voorafgaande aan de schoonmaakwerkzaamheden door de sachetlijn werd verwerkt in combinatie met lucht in de leidingen. Mevrouw [naam] wilde vervolgens de verstopping verhelpen. Hiervoor koppelde ze de metalen leiding los die van de lobbenpomp naar de sachetmachine leidt. Het loskoppelen gebeurde met een in werking zijnde lobbenpomp. Daarna wilde mevrouw [naam] met haar rechterwijsvinger de saus vlak bij de lobbenpomp in beweging brengen. Ze stak haar rechterwijsvinger in de opening van de lobbenpomp en werd op dat moment geraakt door het roterende gedeelte van de lobbenpomp. Mevrouw [naam] trok haar vinger terug en zag meteen dat het niet goed was en ging direct naar een collega toe. Mevrouw [naam] is daarna behandeld op de Eerste Hulp afdeling van het Elkerliek ziekenhuis in Helmond.
Mevrouw [naam] heeft een amputatie van haar rechterwijsvinger vanaf de nagelriem. In het ziekenhuis is het bot in [het] laatste vingerkootje van haar rechterwijsvinger korter geknipt om de huid over de wond te kunnen hechten. In totaal is de rechterwijsvinger van mevrouw [naam] na amputatie circa 1 centimeter korter."
1.3.
De staatssecretaris heeft op grond van de bevindingen van het boeterapport eiseres een boete van € 27.000 opgelegd voor overtreding van artikel 7.5, tweede lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit (Arbobesluit). Verder heeft de staatssecretaris op grond van de bevindingen van het boeterapport en een eerdere, op 6 november 2018 door eiseres gepleegde, overtreding van artikel 7.5, tweede lid, van het Arbobesluit een waarschuwing preventieve stillegging van werkzaamheden als bedoeld in artikel 28a, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) opgelegd.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt eerst de boete en dan de waarschuwing. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De beroepen zijn ongegrond. Eiseres krijgt geen gelijk. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1.
De voor de beoordeling van de beroepen belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
De boete
Is er sprake van een overtreding?
4. Eiseres betoogt dat er geen sprake was van een overtreding van artikel 7.5, tweede lid, van het Arbobesluit. Daartoe voert zij samengevat weergegeven het volgende aan. [naam] (de werkneemster) had de toevoerslang moeten loskoppelen waarna het CIP-programma kon worden opgestart. Dat heeft zij niet gedaan. En zij had, nadat zij constateerde dat de leidingen waren verstopt, de hulp moeten inroepen van de technische dienst. De werkneemster heeft verklaard dat zij goed heeft gekeken hoe haar collega’s de machine schoonmaakten. Zij doelt hier op de collega’s van de technische dienst. Eiseres had doeltreffende maatregelen getroffen om de werkzaamheden op een veilige manier te verrichten, namelijk door het instellen van het CIP-programma waardoor de machine gereinigd zou worden. De werkneemster heeft dit programma niet ingezet, terwijl haar wel bekend was dat met dit programma de machine gereinigd moest worden. Zij heeft echter het gevaar opgezocht door onbevoegd een handeling te verrichten aan de lobbenpomp.
4.1.
Ingevolge artikel 7.5, tweede lid, van het Arbobesluit worden onderhouds-, reparatie- en reinigingswerkzaamheden aan een arbeidsmiddel slechts uitgevoerd indien het arbeidsmiddel is uitgeschakeld en drukloos of spanningsloos is gemaakt. Indien dit niet mogelijk is worden doeltreffende maatregelen genomen om die werkzaamheden veilig te kunnen uitvoeren.
4.2.
De rechtbank stelt voorop dat de poging van de werkneemster om de hier aan de orde zijnde verstopping/storing te verhelpen door eerst de leiding van de lobbenpomp naar de sachetmachine los te koppelen en vervolgens een vinger in de opening van de lobbenpomp te steken, is aan te merken als uitvoering van reparatie- en/of reinigingswerkzaamheden aan een arbeidsmiddel. Niet in geschil is dat het desbetreffende arbeidsmiddel, de lobbenpomp, tijdens die poging in werking was en kon worden uitgeschakeld en drukloos of spanningsloos kon worden gemaakt. Door bij die poging de lobbenpomp niet uit te schakelen en drukloos of spanningsloos te maken, wordt daarmee aan de delictsomschrijving van artikel 7.5, tweede lid, eerste volzin, van het Arbobesluit voldaan. Daarop stuit het betoog van eiseres dat zij doeltreffende maatregelen heeft genomen – in de vorm van het CIP-programma en/of bijstand van de technische dienst – af. Het nemen van doeltreffende maatregelen als bedoeld in de tweede volzin van artikel 7.5, tweede lid, van het Arbobesluit kan immers overtreding van dat artikellid alleen dan voorkomen als het arbeidsmiddel
nietkan worden uitgeschakeld en
nietdrukloos of spanningsloos kan worden gemaakt. En anders dan in het betoog van eiseres besloten ligt, bevat het artikellid geen opzet of schuld als bestanddeel en is dus niet relevant of de werkneemster ter zake een verwijt kan worden gemaakt. Het voorgaande betekent dat in dit geval artikel 7.5, tweede lid, van het Arbobesluit is overtreden. De beroepsgrond slaagt niet.
4.3.
Omdat eiseres verder geen beroepsgronden heeft aangevoerd tegen het standpunt van de staatssecretaris dat hij in dit geval bevoegd is om eiseres voor overtreding van artikel 7.5, tweede lid, van het Arbobesluit een boete op te leggen van € 27.000, gaat de rechtbank van die bevoegdheid hierna uit.
De matigingsgronden van artikel 1, elfde lid, van de Beleidsregel boeteoplegging arbeidsomstandighedenwetgeving (de Beleidsregel)
5. Eiseres betoogt dat zij voldoet aan de matigingsgronden als bedoeld in artikel 1, elfde lid, aanhef en onder a, b, c en d, van de Beleidsregel.
5.1.
De rechtbank stelt voorop dat artikel 7.5, tweede lid, van het Arbobesluit geen opzet of schuld als bestanddeel bevat. Daarom is sprake van een overtreding als aan de materiële voorwaarden van dat artikel is voldaan. In beginsel mag dan van de verwijtbaarheid van de overtreding worden uitgegaan. Een verminderde mate van verwijtbaarheid kan wel aanleiding geven om de boete te matigen. Daarbij kan een rol spelen dat uit feiten en handelingen blijkt dat de overtreding niet opzettelijk is begaan. Aan dit uitgangspunt is invulling gegeven in artikel 1, elfde lid, van de Beleidsregel. In deze bepaling zijn vier inspanningen beschreven die elk kunnen leiden tot matiging van de boete met 25%. De vraag of eiseres een verminderde mate van verwijt te maken valt, hangt dus samen met de vraag of zij aan de vier matigingsgronden van artikel 1, elfde lid, van de Beleidsregel heeft voldaan. Vergelijk de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 9 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:407, en 25 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1114.
- Risico-inventarisatie en een ontwikkelde veilige werkwijze (matigingsgrond a)
5.2.
Als de risico’s van de concrete werkzaamheden voldoende zijn geïnventariseerd en een veilige werkwijze is ontwikkeld die voldoet aan de vereisten van het bepaalde bij of krachtens de Arbowet, dan bestaat aanleiding de boete te matigen met 25%.
5.2.1.
Allereerst is niet gebleken dat de risico’s van de concrete werkzaamheden voldoende zijn geïnventariseerd. In het op eiseres betrekking hebbende rapport “RI&E update” van 20 april 2015 wordt – onder punt 7.14 – alleen de letterlijke tekst van artikel 7.5, tweede lid, van het Arbobesluit weergegeven. Risico’s als dat bijvoorbeeld de sachetlijn wordt schoongemaakt en daarbij een verstopping optreedt, worden in het rapport niet benoemd. Uit dat rapport (pagina 2) blijkt ook dat de opsteller [naam] , veiligheidsdeskundige bij [naam] B.V., aan eiseres het advies heeft gegeven om veiligheidsinstructies uit te werken “daar waar gewerkt wordt met machines”. Een (nadere) risico-inventarisatie is echter kennelijk uitgebleven.
5.2.2.
Voorts stelt eiseres een veilige werkwijze te hebben ontwikkeld die erop neerkomt dat een operator bij een verstopping/storing als hier aan de orde (eerst) het CIP-programma instelt en/of (daarna) de hulp van een medewerker van de technische dienst inschakelt. Op papier is echter hiervan niets gebleken; zo reppen de door eiseres opgestelde werkinstructies WI300h ‘Afvallen met de sachetmachine’ en WI300k “voorbereiding op Swabben” niet over de gestelde werkwijze. Ook is niet gebleken dat de gestelde werkwijze zich als vaste praktijk heeft ontwikkeld. Zo verklaart de werkneemster over een andere werkwijze:
"Dit lossen we dan op door het loskoppelen van de metalen leiding die van de pomp naar de sachetmachine loopt. Dit doen we met een draaiende pomp. Deze handeling is standaard als je saus draait die niet doorloopt. Ik heb gezien dat een collega deze handeling op deze manier werd uitgevoerd."
Daarbij heeft de werkneemster op de vraag of het demonteren en schoonmaken van de pomp tot haar reguliere werk behoort geantwoord:
"Ja, dit behoort tot mijn reguliere werkzaamheden als operator. Hier hoort het opendraaien van de pomp als de saus niet doorloopt bij. Er is geen lijstje met wat je wel en niet moet doen."
Dat laatste is ook in lijn met de verklaring van [naam] , directeur-eigenaar van eiseres, dat een operator bij een verstopping onder meer de koppeling opent en dit zelf moet kunnen uitvoeren:
"Ooit heb je een dikker product in de lijn vast komt te zitten. Dan kun je de lijn uitzetten en de koppeling openen en de pomp doorspuiten. Dit is ook de taak die de operator moet kunnen uitvoeren."
De verklaring van [naam] , manager operations bij eiseres, dat de operator niet zelf aan de slag gaat, maar voor de storing de leidinggevende of een monteur moet waarschuwen, kan niet dienen als bewijs dat de gestelde werkwijze vaste praktijk is gelet op de hiervoor geschetste, afwijkende, verklaringen van de werkneemster en [naam] . Het is veeleer aannemelijk dat er geen eenduidige werkwijze was ontwikkeld bij een verstopping/storing als deze. Ook aan de overgelegde functieomschrijving van operator komt niet de door eiseres gewenste waarde toe. Immers, nog daargelaten dat de daarin opgenomen taak ‘melding maken van storingen’ nog niet hoeft te betekenen dat het als operator verboden is om storingen zelf op te lossen, staat vast dat deze functieomschrijving eerst op 17 september 2020 is opgesteld en dus dateert van na het ongeval op 4 mei 2020.
- Randvoorwaarden en toezicht (matigingsgronden b en d)
5.3.
Als de noodzakelijke randvoorwaarden zijn gecreëerd voor het toepassen van een veilige werkwijze en als daarop adequaat toezicht is gehouden, dan bestaat ook reden om de boete te matigen. Omdat niet is gebleken van een ontwikkelde veilige werkwijze, kan ook niet gezegd worden dat daarvoor de noodzakelijke randvoorwaarden zijn gecreëerd of dat adequaat toezicht op de toepassing van de veilige werkwijze is gehouden (zie de eerdergenoemde uitspraak van de Afdeling van 9 februari 2022, rechtsoverweging 6.3). Overigens leidt de rechtbank uit de verklaring van [naam] af dat er op het moment van het ongeval geen toezicht werd gehouden. Hierover is namelijk opgetekend:
"
Toezicht
V: Wie houdt er toezicht en controleert op de werkvloer of de werknemers volgens de afgesproken voorschriften/instructies werken en of alle benodigde veiligheidsmaatregelen genomen zijn?
A.: Dat doet de productieleiding. Dit zijn [naam] en [naam] . Daarnaast loopt de kwaliteitsafdeling elk anderhalf uur een rondje om te kijken of alles loopt volgens procedure. Op het moment van het ongeval waren [naam] of [naam] aanwezig. Dit zijn coördinators in de avonddienst. Dit zijn in de avonddienst meewerkend voormannen. Volgens mij was op de avond van het ongeval [naam] aanwezig."
- Instructies (matigingsgrond c)
5.4.
Het geven van adequate instructies is de laatste matigingsgrond. Niet is gebleken dat aan de werkneemster adequate instructies zijn gegeven om de overtreding te voorkomen. Zo blijkt juist uit de verklaringen van de werkneemster en [naam] dat het de taak is van een operator om een storing zoals hier aan de orde zelf op te lossen. Gelet op het voorgaande slaagt deze beroepsgrond niet.
Bewust roekeloos handelen door de werkneemster?
6. Ook vindt eiseres dat haar van de overtreding geen verwijt kan worden gemaakt. Het is juist de werkneemster die bewust roekeloos heeft gehandeld, aldus eiseres.
6.1.
Hoewel eigen schuld geen aparte matigingsgrond is als genoemd in de Beleidsregel, kan eigen schuld van het slachtoffer een reden zijn om de boete te matigen op grond van artikel 5:46, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (de Awb). De hoogte van de boete moet namelijk worden afgestemd op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Het bestuursorgaan houdt daarbij zo nodig rekening met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd. Het betoog van eiseres met betrekking tot eigen schuld slaagt echter niet. Zoals hiervoor is overwogen blijkt niet dat eiseres een veilige werkwijze heeft ontwikkeld en blijkt (juist) uit de verklaringen van de werkneemster en [naam] (juist) dat een operator een storing als hier aan de orde zelf moet oplossen. Dat de werkneemster zelf heeft geprobeerd de verstopping te verhelpen kan haar dan ook niet worden verweten. Gelet hierop moet worden geoordeeld dat de werkneemster hooguit onvoorzichtig heeft gehandeld door bij die poging haar vinger in de opening van de lobbenpomp te steken en te vergeten dat zich daar roterende messen bevinden en de lobbenpomp aan stond. Er bestaat geen reden om de boete te matigen vanwege eigen schuld van de werkneemster. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Had de inspectie [naam] van de technische dienst moeten horen?
7. Eiseres voert aan dat de inspectie SZW gebruik had moeten maken van het aanbod van [naam] , medewerker van de technische dienst bij eiseres, om een verklaring te geven over de wijze van werken, de werking van de machine en op welke punten de verklaring van de werkneemster inhoudelijk niet juist is. Iemand die dagelijks in de uitvoering zit, kan bovendien een veel betere verklaring afleggen dan een directeur van een organisatie die niet dagelijks in de uitvoering zit. De inspectie had verder moeten kijken dan alleen de verklaring van de werkneemster.
7.1.
Naar het oordeel van de rechtbank valt niet in te zien dat zonder [naam] in de gelegenheid te stellen een verklaring af te leggen het door de Inspectie verrichte onderzoek onvolledig en onzorgvuldig is geweest. Zo heeft eiseres niet geconcretiseerd waarom de inspectie zich een onjuist beeld heeft gevormd van de werking van de lobbenpomp en wat [naam] hierover had kunnen verklaren. Ook over de wijze van werken als sprake van een verstopping als deze valt niet in te zien dat de Inspectie een onvolledig beeld heeft gekregen. De inspectie heeft naast de werkneemster en [naam] ook [naam] gehoord. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Heeft eiseres na de overtreding adequate maatregelen genomen?
8. Eiseres voert aan dat de boete met 12,5% had moeten worden gematigd, omdat zij na de overtreding adequate maatregelen heeft genomen om ongevallen als deze te voorkomen en dat deze maatregelen zo snel mogelijk na het ongeval zijn genomen. Eiseres heeft grote, duidelijke, stickers geplakt op de machine waardoor duidelijk is dat het een arbeidsmiddel is waarbij sprake is van elektriciteit, warme delen en roterende delen. Ook is met de medewerkers gesproken over de geldende instructies op het gebied van veiligheid en gezondheid.
8.1.
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer de uitspraak van 29 november 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3266), kunnen inspanningen die zijn verricht na de overtreding, ter voorkoming van verdere overtredingen, van betekenis zijn voor de beoordeling of de opgelegde boete evenredig is. Met de op de stickers afgebeelde pictogrammen (zie pagina 10 van de zienswijze van eiseres van 28 april 2021) wordt geen concreet verbod of gebod tot uitdrukking gebracht; zij wijzen slechts op een risico van elektriciteit, hete delen en roterende delen. De stickers zijn onvoldoende om – herhaalde – overtreding van artikel 7.5, tweede lid, van het Arbobesluit te voorkomen. Verder heeft eiseres onvoldoende aannemelijk gemaakt dat het gesprek/de gesprekken met de medewerkers een adequate inspanning is/zijn om soortgelijke overtredingen te voorkomen, waarbij in aanmerking wordt genomen dat gesteld noch gebleken is dat de hiervoor onder 5.2.2 genoemde werkinstructies na de overtreding zijn aangepast. Deze beroepsgrond slaagt niet.
II. De waarschuwing
9. Eiseres voert aan dat de waarschuwing haar enorm zal schaden. Als het bedrijf van eiseres daadwerkelijk wordt stilgelegd, betekent dit dat eiseres niet aan haar leveringsverplichtingen kan voldoen en dreigt zij failliet te gaan. Eiseres vindt het ook niet van evenredigheid getuigen dat zij naast een boete ook nog een waarschuwing krijgt.
9.1.
De rechtbank is van oordeel dat de oplegging van de waarschuwing in dit geval niet in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. Allereerst is het opleggen van een waarschuwing noodzakelijk. Vaststaat immers dat eiseres op 4 mei 2020 artikel 7.5, tweede lid, van het Arbobesluit heeft overtreden en naar aanleiding daarvan geen adequate maatregelen heeft ondernomen om herhaling van een soortgelijke overtreding te voorkomen, terwijl zij op 6 november 2018 ook al dat artikellid heeft overtreden. Verder is het opleggen van een waarschuwing niet onevenwichtig. In dat verband heeft de minister er onweersproken op gewezen dat eiseres het zelf in de hand heeft om in de toekomst een herhaling van een (soortgelijke) overtreding te voorkomen. En mocht eiseres in de toekomst een bevel tot stillegging worden opgelegd, dan kan eiseres hiertegen in rechte opkomen en aan de orde stellen dat zij haar contractuele verplichtingen niet kan nakomen en failliet dreigt te gaan. Gesteld noch gebleken is dat eiseres als gevolg van – alleen – de waarschuwing schade heeft geleden.
9.2.
De minister heeft voorts terecht opgemerkt dat een waarschuwing een sterk preventief karakter heeft om duidelijk te maken dat in Nederland geen plaats is voor bedrijven die wet- en regelgeving op het terrein van arbeidsomstandigheden niet naleven. Anders dan een boete is een waarschuwing niet bestraffend van aard.
9.3.
De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

10. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat de boete van € 27.000 en de waarschuwing blijven staan. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.D.M. Michael, voorzitter, en mr. M.M.L. Wijnen en mr. L.J.M. Timmermans, leden, in aanwezigheid van mr. J.R. Leegsma, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 november 2022.
griffier
De voorzitter is buiten staat de uitspraak te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 5:41
Het bestuursorgaan legt geen bestuurlijke boete op voor zover de overtreding niet aan de overtreder kan worden verweten.
Artikel 5:46
(…)
2. Tenzij de hoogte van de bestuurlijke boete bij wettelijk voorschrift is vastgesteld, stemt het bestuursorgaan de bestuurlijke boete af op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Het bestuursorgaan houdt daarbij zo nodig rekening met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd.
Arbeidsomstandighedenwet
Artikel 1
(…)
3. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
(…)
h. arbeidsmiddelen: alle op de arbeidsplaats gebruikte machines, installaties, apparaten en gereedschappen;
Artikel 28a
1. Een daartoe door Onze Minister aangewezen, onder hem ressorterende ambtenaar kan, nadat een overtreding van een voorschrift of verbod bij of krachtens deze wet is geconstateerd die bestuurlijk beboetbaar is gesteld (…), aan de werkgever of de zelfstandige een schriftelijke waarschuwing geven dat bij herhaling van de overtreding of bij een latere overtreding van eenzelfde in de waarschuwing aangegeven wettelijke verplichting of verbod of bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan te wijzen soortgelijke verplichtingen of verboden, door hem een bevel kan worden opgelegd dat door hem aangewezen werkzaamheden voor ten hoogste drie maanden worden gestaakt dan wel niet mogen worden aangevangen. De artikelen 24, tweede lid, en 27, vierde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
2. Indien een waarschuwing als bedoeld in het eerste lid is gegeven en herhaling van de overtreding of een latere overtreding als bedoeld in het eerste lid is geconstateerd, kan door de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, aan de werkgever of de zelfstandige bij beschikking een bevel als bedoeld in het eerste lid worden opgelegd dat wordt opgevolgd met ingang van het in de beschikking aangeven tijdstip. Deze beschikking wordt niet gegeven zolang wegens de eerste overtreding, bedoeld in het eerste lid, nog niet een bestuurlijke boete is opgelegd of een proces-verbaal is opgemaakt.
Arbeidsomstandighedenbesluit
Artikel 7.5
(…)
2.Onderhouds-, reparatie- en reinigingswerkzaamheden aan een arbeidsmiddel worden slechts uitgevoerd indien het arbeidsmiddel is uitgeschakeld en drukloos of spanningsloos is gemaakt. Indien dit niet mogelijk is worden doeltreffende maatregelen genomen om die werkzaamheden veilig te kunnen uitvoeren.
Artikel 9.10a
1. Na een herhaling van een overtreding of soortgelijke overtreding wordt een waarschuwing gegeven als bedoeld in artikel 28a, eerste lid, van de wet en indien een herhaling van die of een soortgelijke overtreding is geconstateerd als bedoeld in dat artikel van de wet, wordt een bevel opgelegd door de daartoe aangewezen ambtenaar dat de door hem aangewezen werkzaamheden voor een daarbij aangegeven periode worden stilgelegd dan wel niet mogen aanvangen.
(…)
Beleidsregel boeteoplegging arbeidsomstandighedenwetgeving
Artikel 1
(…)
11. Indien de werkgever aantoont dat hij inspanningen heeft verricht, gericht op het voorkomen van de overtreding in het concrete geval, kan dit leiden tot matiging van het al dan niet op bedrijfsgrootte gecorrigeerde normbedrag. De volgende inspanningen kunnen leiden tot een matiging van 25% per onderdeel:
a. als de risico’s van de concrete werkzaamheden voldoende zijn geïnventariseerd en een veilige werkwijze is ontwikkeld die voldoet aan de vereisten van het bepaalde bij of krachtens de Arbeidsomstandighedenwet;
b. als de noodzakelijke randvoorwaarden zijn gecreëerd voor het toepassen van een veilige werkwijze;
c. als er adequate instructies zijn gegeven;
d. als er adequaat toezicht is gehouden.
12. Indien de werkgever aantoont dat hij na de overtreding adequate maatregelen heeft genomen, kan dit leiden tot een boetematiging van 12,5%. Maatregelen zijn adequaat als zij:
a. zijn gericht op het voorkomen van dezelfde of soortgelijke overtredingen; en
b. zo snel mogelijk na de overtreding zijn genomen.
Beleidsregel preventieve stillegging arbeidswetten
Artikel 4
1. Bij de overweging een waarschuwing of een bevel tot preventieve stillegging achterwege te laten in verband met de aard van de overtreding of de met de overtreding samenhangende omstandigheden wordt onder meer rekening gehouden met het type overtreding en de omvang van de overtreding.
2. Bij de overweging een waarschuwing of een bevel tot preventieve stillegging achterwege te laten in verband met de gevolgen van de overtreding wordt onder meer rekening gehouden met de maatschappelijke gevolgen en met de economische gevolgen voor derden.
3. Bij de overweging een waarschuwing of een bevel tot preventieve stillegging achterwege te laten kan rekening worden gehouden met het feit dat de toezichthouder de opgelegde boete heeft gematigd.