ECLI:NL:RBOBR:2022:5159

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
24 november 2022
Publicatiedatum
24 november 2022
Zaaknummer
20/2735E
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure omtrent omgevingsvergunning voor varkensstal met betrekking tot natuurtoestemming en geluidseisen

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 24 november 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over een omgevingsvergunning voor de bouw van een varkensstal. De eisers, waaronder Stichting Groen Kempenland en Stichting Milieuwerkgroep Kempenland, hebben beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Reusel-De Mierden, dat een omgevingsvergunning had verleend voor de bouw en wijziging van de inrichting van de stal. De rechtbank heeft eerder in een tussenuitspraak op 3 mei 2021 geconstateerd dat er gebreken waren in het bestreden besluit, met name met betrekking tot de geluidbelasting en de ammoniakemissie. De rechtbank heeft verweerder de gelegenheid gegeven om deze gebreken te herstellen, maar de eisers hebben betoogd dat de voorgestelde aanpassingen onvoldoende zijn en dat de natuurtoestemming niet is gewaarborgd.

De rechtbank oordeelt dat de weigering van de verklaring van geen bedenkingen (vvgb) door de gedeputeerde staten van Noord-Brabant onterecht is, omdat niet is voldaan aan de vereisten voor de beoordeling van de ammoniakemissie en de gevolgen voor Natura 2000-gebieden. De rechtbank vernietigt zowel het bestreden besluit als het herstelbesluit en draagt verweerder op om binnen twaalf weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met de uitspraak en de eerdere tussenuitspraak. Tevens is de rechtbank van oordeel dat de eisers recht hebben op vergoeding van de proceskosten en het griffierecht, omdat hun beroep gegrond is verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 20/2735E

uitspraak van de meervoudige kamer van 24 november 2022 in de zaak tussen

Stichting Groen Kempenland, te Bladel,

Stichting Milieuwerkgroep Kempenland, te Bergeijk ,
Milieuvereniging Bladel, te Hapert , eisers,
(gemachtigde: [naam] ),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Reusel-De Mierden, verweerder
(gemachtigden: [naam] en [naam] ).

Als derde-partijen hebben aan het geding deelgenomen: - het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Brabant (GS), gemachtigde: mr. A. Speekenbrink,

-
[naam] B.V., te [vestigingsplaats] , vergunninghoudster,
gemachtigde: mr. J. van Groningen.

Procesverloop

Bij besluit van 26 augustus 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder een (revisie)omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een varkensstal, het veranderen van de inrichting en het handelen met gevolgen voor beschermde natuurgebieden aan [adres] te [vestigingsplaats] .
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de zitting van 9 maart 2021. Namens eisers zijn verschenen
[naam] en de gemachtigde. De gemachtigden van verweerder zijn verschenen
( [naam] heeft online deelgenomen). Namens vergunninghoudster zijn [naam] en de gemachtigde verschenen, vergezeld door [naam] . De gemachtigde van GS heeft online deelgenomen.
In de tussenuitspraak van 3 mei 2021 (de tussenuitspraak) heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld om met inachtneming van wat in de tussenuitspraak is overwogen, de geconstateerde gebreken in het bestreden besluit te herstellen.
In de tweede tussenuitspraak van 18 oktober 2021 (de verlengingsuitspraak) heeft de rechtbank de hiervoor geboden termijn verlengd tot 1 december 2021.
Verweerder heeft op 30 november 2021 een herstelbesluit genomen. Eisers hebben hierop schriftelijk gereageerd.
De rechtbank heeft partijen bij brief van 1 september 2022 mogelijke oplossingsrichtingen voorgehouden. Partijen (met uitzondering van GS) hebben daarop gereageerd en aangegeven geen prijs te stellen op een tweede zitting. Daarna heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Na de tussenuitspraak
1.1
Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en heeft beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen.
1.2
In de tussenuitspraak heeft de rechtbank, kort gezegd, in rechtsoverweging 6.3 overwogen dat in het bestreden besluit onvoldoende is gewaarborgd dat sprake is van een aanvaardbare geluidbelasting tijdens de incidentele bedrijfssituatie (IBS). Verder heeft de rechtbank in rechtsoverweging 7.12 overwogen dat GS in zijn verklaring van geen bedenkingen niet kan volstaan met een verwijzing naar de emissiefactoren in de Regeling ammoniak en veehouderij (Rav) voor biologische combiluchtwassers en in rechtsoverweging 7.14 dat het ontwerp, gebruik en onderhoud omstandigheden zijn die van invloed zijn op de prestaties van het stalsysteem en GS die omstandigheden onvoldoende heeft betrokken bij de beoordeling van dit systeem.
1.3
In het herstelbesluit heeft verweerder het bestreden besluit gewijzigd onder verwijzing naar een advies van de Omgevingsdienst Brabant Zuid-Oost. Het beroep heeft op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) mede betrekking op het herstelbesluit, omdat eisers hierbij voldoende belang hebben.
1.4
De wijzigingen hebben betrekking op twee onderdelen die de rechtbank hieronder behandelt. Het onderdeel ammoniakemissie wordt behandeld in combinatie met de gevolgen van deze emissie voor nabijgelegen Natura 2000-gebieden.
Ammoniak
2.1
Ten aanzien van de ammoniakemissie heeft verweerder de voorschriften aangevuld en verplicht gesteld om de biologische combiluchtwasser in stal 2 uit te rusten met een meetsensor die automatisch de ammoniakemissie van stal 2 doorlopend meet. Verder is de ammoniakuitstoot van stal 2 apart begrensd. GS heeft een verklaring van geen bedenkingen (vvgb) geweigerd omdat de stikstofdepositie door het project op Natura 2000-gebieden niet toeneemt ten opzichte van de referentiesituatie. Volgens GS is een vvgb daarom niet nodig en daarom is de vvgb geweigerd.
2.2
Eisers merken in de eerste plaats op dat uit het herstelbesluit noch de gewijzigde (weigering van de) vvgb blijkt dat GS een eigen oordeel heeft gegeven over de gewijzigde ammoniakvoorschriften en over de nadere onderbouwing van de prestaties van de combiluchtwasser. Daarmee is niet voldaan aan de tussenuitspraak. Eisers merken verder op, onder verwijzing naar het WUR-rapport “Onderzoek naar verbeterpunten voor combiluchtwassers in de praktijk”, dat er nog meer maatregelen moeten worden getroffen om de prestaties van de combiluchtwasser te borgen:
  • De pH-sensor en EC-sensor worden te weinig gecontroleerd en gekalibreerd;
  • De locatie van de pH-sensor ontbreekt;
  • Een automatische pH-regeling ontbreekt.
Daarmee is volgens eisers niet zeker dat de combiluchtwasser, ook in de toekomst, doet waar de Rav vanuit gaat en zijn significante gevolgen op Natura 2000- gebieden niet uit te sluiten. Daarom gold er een natuurvergunningplicht en had de aangevraagde omgevingsvergunning, nu de benodigde vvgb ontbreekt, bij het herstelbesluit moeten worden geweigerd.
2.3
De rechtbank heeft partijen in haar brief van 1 september 2022 gewezen op onder andere haar uitspraak van 24 mei 2022 [1] en voorgesteld om zelf in de zaak te voorzien en de voorschriften in deze zaak aan te vullen overeenkomstig de uitspraak van 24 mei 2022. De rechtbank heeft onder meer de volgende voorschriften uit de uitspraak van 24 mei 2022 genoemd:
  • Het luchtwassysteem in de stallen 4, 5 en 6 mag pas in gebruik worden genomen als het centraal afzuigkanaal, de koppeling van de luchtwasser aan dit kanaal en de uitvoering/dimensionering van de luchtwasser door het bevoegd gezag is gecontroleerd en is goed bevonden. Het bevoegd gezag kan hierbij aanwijzingen geven over de situering van pH-sensoren.
  • Het luchtwassysteem in stallen 4, 5 en 6 moet in gebruik worden gehouden conform de controle en aanwijzingen van het bevoegd gezag. De inrichtinghouder dient de werking van het systeem 1x per week te controleren en in een logboek vast te leggen. Eventuele aanpassingen of reparaties moeten (kort) worden beschreven en ook in het logboek worden vastgelegd.
2.4
Verweerder en vergunninghoudster hebben de rechtbank medegedeeld dat zij hiertegen geen bezwaar hebben. GS heeft niet gereageerd.
2.5
Eisers onderstrepen dat de voorgestelde aanvullende voorschriften zijn aan te merken als beschermingsmaatregelen (hetgeen de rechtbank zelf ook heeft geoordeeld in de genoemde uitspraak), maar merken op dat GS ten onrechte deze beschermingsmaatregelen niet hebben betrokken bij de noodzakelijke passende beoordeling. GS hebben immers de benodigde vvgb geweigerd omdat geen sprake zou zijn van een natuurvergunningplicht. Verder vinden eisers dat niet verweerder maar GS aanwijzingen moet geven over de plaatsing van de pH-sensor en dat de locatie van deze sensor zelfs door middel van een voorschrift moet worden vastgelegd. Het besluit van GS waarbij de vvgb is geweigerd en het herstelbesluit van verweerder garanderen volgens eisers niet dat de toepassing van de combiluchtwasser, ook in de toekomst, daadwerkelijk zal leiden tot de beoogde ammoniakreductie. Hiervoor is ook belangrijk dat de pH- sensoren vaker worden gecontroleerd en gekalibreerd en dat door de pH-sensor automatisch kan worden ingegrepen in het systeem. Volgens eisers volstaat een jaarlijkse rendementsmeting niet. De voordelen van de gezamenlijke voorgestelde beschermingsmaatregelen staan volgens hen onvoldoende vast bij de passende beoordeling van GS.
3.1
De rechtbank oordeelt als volgt over de kritiek van eisers op het herstelbesluit en de reacties op de voorgestelde aanpassingen van het herstelbesluit. Eisers merken volgens de rechtbank terecht op dat GS ten onrechte heeft nagelaten een vvgb te geven en dat onbekend is wat het standpunt is van GS met betrekking tot de voorgestelde aanpassingen van het herstelbesluit. Omdat bij de toepassing van de combiluchtwasser zonder beschermingsmaatregelen significante gevolgen niet zijn uit te sluiten, is er wel een vvgb noodzakelijk. In deze vvgb kan GS beschermingsmaatregelen betrekken alsmede daarbij bepalen dat aan de omgevingsvergunning de daarbij aangegeven voorschriften worden verbonden met toepassing van artikel 2.27, vierde lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Dat heeft GS om onduidelijke redenen nagelaten. GS heeft namelijk niet meer gereageerd op het herstelbesluit en is niet teruggekomen op de weigering van de vvgb . Daarmee verschilt deze zaak van de zaak die heeft geleid tot de uitspraak van 24 mei 2022. Het gebrek in deze zaak kan alleen worden opgelost als GS wederom een vvgb afgeeft. De rechtbank kan niet zelf in de zaak voorzien en deze vvgb zelf verlenen. Uit proceseconomische redenen is het volgens de rechtbank dan eenvoudiger om in deze procedure te volstaan met een vernietiging en een opdracht om een nieuw besluit te nemen. De rechtbank geeft geen oordeel over de aanvullende door eisers voorgestelde beschermingsmaatregelen over de automatische pH- sensor en de intensiteit van de controles en kalibratie van de pH-sensor, omdat zij niet weet of dit van vergunninghoudster redelijkerwijze kan worden gevergd. De rechtbank weet niet of een continue ammoniakrendementsmeting mogelijk is en of dit van vergunninghoudster kan worden gevergd.
3.2
De rechtbank is het niet eens met het standpunt van eisers dat het effect van de beschermingsmaatregelen niet op voorhand met de vereiste zekerheid vast staat.
Het is de rechtbank duidelijk dat combiluchtwassers worden geplaatst en geïnstalleerd op basis van de gebouwde stal. De stal kan echter pas worden gebouwd na vergunningverlening. Door de controle op de uitvoering van de stal en het geven van aanwijzingen voor het plaatsen van de pH-sensoren na voltooiing van de stal en de luchtwasser, kan het bevoegd gezag veel beter de werking van de luchtwasser beoordelen dan van te voren vanachter een tekentafel. Door middel van het eerste voorschrift is uitgesloten dat de stal in gebruik wordt genomen zonder controle en goedkeuring van het bevoegd gezag. Als de stal niet in gebruik wordt genomen, zijn significante gevolgen 100% zeker uitgesloten. De rechtbank is van oordeel dat deze aanpak niet in strijd is met de uitspraak van Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van
29 mei 2019. [2] Het bevoegd gezag kan aanwijzingen geven en deze moeten op basis van het tweede voorgestelde voorschrift ook worden opgevolgd. De controle zal in de praktijk worden uitgevoerd door de omgevingsdienst in opdracht van het bevoegd gezag.
De omgevingsdienst kan zowel opdracht krijgen van verweerder als van GS. Bovendien mag er van worden uitgegaan dat verweerder controleert (en zo nodig handhaaft) op de naleving van de omgevingsvergunning. De rechtbank verwijst in dit verband naar rechtsoverweging 11.4 van de uitspraak van de Afdeling van 7 september 2022. [3]
Geluid
4.1
Verweerder heeft in het herstelbesluit de inhoudelijke beoordeling van geluid aangepast. Verder is voorschrift 6.2.1, dat ziet op de representatieve bedrijfssituatie, versoepeld: in plaats van een grenswaarde van 40 dB(A) LAeq voor de representatieve bedrijfssituatie inclusief de incidentele bedrijfssituatie in de dagperiode is een grenswaarde gesteld van 45 dB(A) LAeq voor de dagperiode. Tot slot heeft verweerder het controlevoorschrift 6.1.2 geschrapt.
4.2
Eisers wijzen erop dat zij geen beroep hadden ingesteld tegen de grenswaarde voor de representatieve bedrijfssituatie in de dagperiode. Eisers hebben de suggestie gedaan om het oude voorschrift te handhaven en een nieuw voorschrift voor de incidentele bedrijfssituatie op te nemen. Verder wijzen zij erop dat het controlevoorschrift 6.1.2 is geschrapt en dat zij op deze manier door de procedure in een ongunstigere situatie zijn gekomen.
4.3
De rechtbank heeft partijen op 1 september 2022 voorgesteld om het controlevoorschrift met aanvullingen weer in te voeren, het oorspronkelijke voorschrift 6.2.1 weer op te nemen en een voorschrift voor de incidentele bedrijfssituatie op te nemen waarbij de grenswaarde voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau met 5 dB(A) wordt verhoogd.
4.4
Eisers zouden hiermee kunnen leven met een kleine aanvulling. Vergunninghoudster ook. Verweerder was het niet eens met de aanvulling van het controlevoorschrift en stelt hier ook verbeteringen voor.
4.5
De rechtbank is van oordeel dat eisers door het herstelbesluit op dit onderdeel in een nadeligere positie zijn gekomen. Partijen zijn het bijna met elkaar eens. De rechtbank ziet echter, gelet op hetgeen hierboven is geoordeeld over het ontbreken van een vvgb, geen aanleiding om zelf in de zaak te voorzien.
Conclusie
5.1
Gelet op wat de rechtbank heeft overwogen in deze uitspraak en de in de tussenuitspraak geconstateerde gebreken, is het beroep tegen het bestreden besluit en het herstelbesluit gegrond. De rechtbank vernietigt beide besluiten. De rechtbank ziet geen aanleiding zelf in de zaak te voorzien of om een tweede bestuurlijke lus toe te passen, omdat dit geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden. Verweerder moet daarom een nieuw besluit nemen met inachtneming van deze uitspraak en de tussenuitspraak.
De rechtbank stelt hiervoor een termijn van twaalf weken na de dag van verzending van deze uitspraak.
5.2
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoeden en krijgen eisers een vergoeding voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend.
De bijstand door een gemachtigde levert 3 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus en de reactie op de voorstellen van de rechtbank en 1 punt voor het verschijnen op de zitting) met een waarde per punt van € 759,00. Ook moet verweerder de door [naam] gemaakte reiskosten voor het bijwonen van de zitting vergoeden, op basis van de kosten van openbaar vervoer 2e klas, ten bedrage van € 10,40.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit en het herstelbesluit;
- draagt verweerder op binnen twaalf weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak en de tussenuitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 354,00 aan eisers te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 2.287,40.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.H.M. Verhoeven, voorzitter, en mr. J. Heijerman en mr. J.A.W. Huijben, leden, in aanwezigheid van mr. M.P.C. Moers-Anssems, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op 24 november 2022.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak en de tussenuitspraken, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.