ECLI:NL:RBOBR:2022:5035

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
15 november 2022
Publicatiedatum
15 november 2022
Zaaknummer
01/046758-22
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en gemeen gevaar voor goederen

Op 15 november 2022 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere feiten in strijd met de Opiumwet. De verdachte, geboren in 1970 en thans gedetineerd in P.I. Grave, werd beschuldigd van het opzettelijk handelen in strijd met het verbod van de Opiumwet, het voorbereiden van strafbare feiten en het veroorzaken van gemeen gevaar voor goederen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 23 februari 2022 tot en met 24 februari 2022 in Eindhoven opzettelijk aanwezig heeft gehad hoeveelheden MDMA(-olie) en dat hij zich heeft ingelaten met de productie en handel in synthetische drugs. Tijdens het proces is gebleken dat er brand is ontstaan in de garage van de verdachte, wat gemeen gevaar voor goederen heeft veroorzaakt. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft ook het verzoek van de verdediging om bewijsuitsluiting van SkyECC-berichten verworpen, en geoordeeld dat de bewijsmiddelen voldoende zijn om tot een bewezenverklaring te komen. De rechtbank heeft de verdachte als strafbaar verklaard voor de feiten en heeft de onttrekking aan het verkeer van een in beslag genomen Rolex horloge gelast, terwijl de teruggave van andere in beslag genomen goederen is toegestaan. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken en is openbaar gemaakt op 15 november 2022.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.046758.22
Datum uitspraak: 15 november 2022
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren [geboortejaar] 1970,
wonende te [adres]
thans gedetineerd te: P.I. Grave.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 19 mei 2022, 9 augustus 2022 en 1 november 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 12 april 2022.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 19 mei 2022 is gewijzigd, is aan verdachte ten laste gelegd dat:
T.a.v. feit 1:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 23
februari 2022 tot en met 24 februari 2022 te Eindhoven, althans in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk
- heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verkocht en/of

afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of

- (telkens) opzettelijk heeft vervaardigd,
in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad
een of meerdere hoeveelhe(i)(d)(en) van een materiaal
bevattende MDMA(-olie), zijnde MDMA
(3,4methyleendioxymethamfetamine) een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid
van artikel 3a van die wet;
T.a.v. feit 2:
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 16 juni
2020 tot en met 8 maart 2021 te Eindhoven en/of een of meerdere
(andere) plaatsen in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, te weten
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen,

afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of

- het opzettelijk vervaardigen,
van (een) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende
amfetamine en/of metamfetamine en/of cocaïne en/of GHB en/of 2C-B,
in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst 1, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de
Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen,
(telkens) zich en/of een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om
dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken
en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid,
middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
(telkens) zich en/of een of meer ander(en) gelegenheid, middelen, en/of
inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te
verschaffen en/of (telkens) voorwerpen, stoffen, en/of gelden, of andere
betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan hij,
verdachte, en/of zijn medeverdachte(n) wist(en) of ernstige reden
had(den) te vermoeden dat die bestemd was/waren tot het plegen van
dat/die feit(en),
hebbende hij, verdachte, en/of zijn medeverdachte(n):
- gesprekken en/of onderhandelingen gevoerd over de beschikbaarheid
en/of vraagprijs en/of opslag en/of levering van verdovende middelen,
(te weten MDMA en/of metamfetamine en/of cocaïne en/of GHB en/of
2C-B) en/of grondstoffen (te weten BMK(-olie) en/of
piperonylmethylketon en/of fosforzuur) en/of
- afspraken gemaakt over de aankoop en/of verkoop en/of vraagprijs van

die verdovende middelen en/of grondstoffen en/of

- inlichtingen verschaft over de beschikbaarheid en/of prijzen en/of
mogelijkheden tot opslag en/of transport van verdovende middelen
en/of grondstoffen en/of
- inlichtingen verschaft over de beschikbaarheid en/of prijzen van (een)
hoeveelheid/hoeveelheden grondstoffen (te weten BMK(-olie) en/of
piperonylmethylketon en/of fosforzuur olie) en/of
- gesprekken gevoerd over een of meerdere locatie(s) voor het

produceren van synthetische drugs en/of

- een voorwerp, te weten een PGP/crypto telefoon voorhanden heeft
gehad, terwijl hij wist dat deze bestemd was tot het plegen van dat
feit/die feiten;
T.a.v. feit 3:
hij in of omstreeks de periode van 23 februari 2022 tot en met 24 februari
2022 te Eindhoven, althans in Nederland, grovelijk, althans aanmerkelijk
onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam
in de garage van zijn, verdachtes, woning, gelegen aan [adres]
, (synthetische) drugs en/of precursoren heeft
geproduceerd/bewerkt/vervaardigd en/of (daarbij) proces-vloeistoffen
op open vuur heeft verwarmd, in elk geval opzettelijk (open) vuur in
aanraking gebracht met chemische stoffen, althans met (een) brandbare
stof(fen),
ten gevolge waarvan het aan zijn schuld te wijten is geweest dat een of
meerdere goederen in die garage geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand,
in elk geval dat er brand is ontstaan en daardoor gemeen gevaar voor
goederen in de garage en/of die garage en/of (omliggende) woning(en),
in elk geval gemeen gevaar voor goederen, ontstond.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle drie de feiten.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft verzocht verdachte vrij te spreken van feit 1 omdat niet kan worden vastgesteld dat er daadwerkelijk MDMA is vervaardigd.
Ten aanzien van feit 2 verzoekt de verdediging primair de Sky-berichten uit te sluiten van het bewijs, vanwege een mogelijke schending van art. 6 en art. 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) in het onderzoek voorafgaand aan de strafzaak. Subsidiair verzoekt de verdediging de zaak aan te houden in afwachting van de beantwoording van de prejudiciële vragen aan de Hoge Raad over het interstatelijke vertrouwensbeginsel. Meer subsidiair heeft de raadsman verzocht verdachte vrij te spreken van feit 2 omdat het bewijsminimum niet wordt gehaald.
De raadsman van verdachte heeft zich ten aanzien van feit 3 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.

De bewijsmiddelen.

Voor de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan. Deze is gevoegd als bewijsbijlage bij dit vonnis, en dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Nadere bewijsoverwegingen feiten 1 en 3.
Het door de raadsman aangevoerde bewijsverweer ten aanzien van feit 1 dat er - kort gezegd - geen MDMA is aangetroffen en dat de analyse en definitieve vaststelling door het NFI ontbreken, vindt zijn weerlegging in de inhoud van de bewijsmiddelen. De aanwezigheid van MDMA is wel degelijk onderzocht en vastgesteld door het NFI.
Uit bewijsmiddelen volgt met betrekking tot feit 3 dat verdachte - anders dan hij zelf stelt - kennelijk doende was met het produceren, bewerken of vervaardigen van drugs en/of precursoren, door procesvloeistoffen op open vuur te verwarmen, bij welke bezigheid hij opzettelijk open vuur in aanraking heeft gebracht met brandbare stoffen. De combinatie van voorwerpen en stoffen onder G18(A) in het bijzonder is in dit opzicht betekenisvol (gasfles, gasbrander en een pan met MDMA base).
Nadere bewijsoverweging feit 2.

Bewijsuitsluiting SkyECC-berichten.
De rechtbank begrijpt het verweer van de verdediging aldus dat zij stelt dat er onvoldoende informatie beschikbaar is over de vergaring en verwerking van Sky-gegevens, waardoor de verdediging de rechtmatigheid hiervan niet kan toetsen. Dat klemt volgens de verdediging, omdat bij de grootschalige vergaring van SkyECC-gegevens mogelijk inbreuk is gemaakt op het door art. 8 EVRM gewaarborgde recht op privacy. De onmogelijkheid om te toetsen of die inbreuk rechtmatig heeft plaatsgevonden, zou ertoe moeten leiden dat de SkyECC-gegevens worden uitgesloten van het bewijs.
De rechtbank overweegt het volgende.
In het onderhavige dossier bevinden zich processen-verbaal waarin uiteen is gezet hoe de communicatiediensten van SkyECC werkten, hoe de SkyECC-gegevens door de Franse opsporingsdiensten zijn verkregen en zijn gedeeld en hoe die gegevens uiteindelijk terecht zijn gekomen in het onderhavige onderzoek Rowi.
Duidelijk is dat de SkyECC-gegevens zijn bemachtigd in een Frans opsporingsonderzoek door het plaatsen van een interceptiemiddel op een server in Frankrijk. De Franse rechter heeft, op aanvraag van het Franse Openbaar Ministerie, de rechtmatigheid van de inzet van de interceptiemiddelen heeft getoetst en goed bevonden.
Frankrijk is een EVRM-lidstaat. Het interstatelijk vertrouwensbeginsel brengt met zich mee dat het niet aan de Nederlandse strafrechter is om te beoordelen of in het Franse recht een toereikende wettelijke grondslag bestaat voor de door de Franse autoriteiten verrichte onderzoekshandelingen. [1]
Het is ook niet de taak van de Nederlandse strafrechter om te controleren of de wijze waarop het Franse onderzoek is uitgevoerd strookt met de daarvoor in Frankrijk geldende rechtsregels, en evenmin om te controleren of de Franse rechter de gegeven machtiging heeft kunnen verlenen.
Het beginsel van equality of arms noopt niet tot verstrekking van stukken die zien op de verkrijging van de SkyECC-gegevens in Frankrijk en de daarop volgende overdracht van die gegevens door de Franse autoriteiten aan Nederland: een andere uitleg zou het interstatelijk vertrouwensbeginsel van elke betekenis ontdoen. Het gaat er bij dit beginsel om of het gebruik van die gegevens in de onderhavige strafzaak toetsbaar is. De rechtbank is van oordeel dat het onderzoeksdossier Rowi daartoe voldoende gegevens bevat.
Voor zover de verdediging zich op het standpunt stelt dat het ontbreken van meer dan de thans beschikbare stukken op zichzelf een schending van artikel 6 EVRM oplevert, volgt de rechtbank dat standpunt dus niet.
Inherent aan het voorgaande is dat op Nederland geen positieve verplichting rust om te controleren of de Franse autoriteiten bij de vergaring van SkyECC-gegevens hebben gehandeld met inachtneming van de waarborgen en de beperkingsclausule van artikel 8 EVRM. Tot uitgangspunt wordt genomen dat de Europese en (Franse) nationale regels die ten behoeve van de rechtmatigheid van een eventuele inbreuk op het recht op privacy zijn voorgeschreven, in acht zijn genomen.
Het verweer wordt verworpen.

Verzoek tot aanhouding.
De rechtbank ziet in de onderhavige zaak geen aanleiding om de zaak te heropenen met het doel om de behandeling vervolgens aan te houden in verband met de aankondiging dat er prejudiciële vragen zullen worden gesteld aan de Hoge Raad.
De rechtbank stelt voorop dat zij zich vooralsnog in staat acht zelfstandig een oordeel te vormen over de rechtmatigheid van het gebruik van cryptodata zoals hier aan de orde. De Hoge Raad heeft zich eerder uitgelaten over het interstatelijk vertrouwensbeginsel, op grond waarvan het niet tot de taak van de Nederlandse strafrechter behoort om te toetsen of de wijze waarop onderzoek in een bij het EVRM aangesloten staat is uitgevoerd, strookt met de aldaar geldende regels. [2] De wijze van overheveling van de resultaten van dat onderzoek naar de Nederlandse strafzaak is bovendien toetsbaar, zoals hiervoor reeds is overwogen in reactie op het primaire standpunt van de verdediging.
Recente ontwikkelingen brengen de rechtbank in de onderhavige zaak niet tot een ander inzicht. De rechtbank constateert namelijk dat de prejudiciële vragen enkel nog in voorbereiding zijn. Het is onduidelijk wanneer de vragen daadwerkelijk worden gesteld, laat staan wanneer die zullen zijn beantwoord. Ook past de kanttekening dat de Hoge Raad op grond van art. 555, tweede lid, Sv zou kunnen afzien van een prejudiciële beslissing.
Bovendien moet worden onderkend dat de ontwikkelingen op het gebied van de verkrijging en verwerking van cryptodata elkaar nog steeds in rap tempo opvolgen. Het is niet uit te sluiten dat de reikwijdte en relevantie van de te stellen prejudiciële vragen hierdoor worden beïnvloed. Ook is het maar de vraag of met de beantwoording van prejudiciële vragen over bijvoorbeeld het interstatelijk vertrouwensbeginsel elke andere juridische discussie over dit onderwerp is beslecht.
Gelet op hetgeen de rechtbank voorop heeft gesteld en hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot de recente ontwikkelingen, wijst de rechtbank het aanhoudingsverzoek af.

Onvoldoende bewijs.
De raadsman heeft betoogd dat het bewijsmateriaal - de in het procesdossier aanwezige Sky-berichten - volledig uit één bron afkomstig is waardoor niet aan het bewijsminimum is voldaan. De vraag is of gedoeld wordt op de situatie waarin er letterlijk maar één bewijsmiddel is, omdat al het bewijs in één proces-verbaal is opgenomen, of dat wordt gedoeld op een situatie waarin het bewijs in de kern is terug te voeren op één getuige, één bron van informatie. Géén van beide situaties is aan de orde in deze zaak.
De rechtbank baseert de bewezenverklaring op afzonderlijke processen-verbaal, waarin verschillende Sky-berichten van verschillende gebruikers, die betrekking hebben op verschillende ten laste gelegde gedragingen in verschillende periodes, woordelijk zijn uitgewerkt. Daarnaast heeft de rechtbank het proces-verbaal van identificatie van verdachte als zijnde de gebruiker van de accounts [accountnaam] en [accountnaam] aan de bewezenverklaring ten grondslag gelegd. Dat de Sky-berichten niet stuk voor stuk zijn uitgeprint en als geschrift aan het dossier zijn toegevoegd, leidt in deze zaak niet tot een tekort aan bewijsmiddelen en de omstandigheid dat de Sky-berichten dezelfde digitale vindplaats hebben is niet hetzelfde als dat de informatie die erin staat uit één bron komt. Daarbij past nog de kanttekening dat dit voor het gebruik van geschriften als bewijs - anders dan wanneer het om getuigenverklaringen zou gaan - geen complicaties hoeft op te leveren.
Het verweer wordt verworpen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de uitgewerkte bewijsmiddelen, de feiten 1 en 3 in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
T.a.v. feit 1:
in de periode van 23 februari 2022 tot en met 24 februari 2022 te Eindhoven, opzettelijk aanwezig heeft gehad hoeveelheden van een materiaal bevattende MDMA(-olie), zijnde MDMA (3,4methyleendioxymethamfetamine) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
T.a.v. feit 2:
op tijdstippen in de periode van 16 juni 2020 tot en met 8 maart 2021 te Eindhoven en/of andere plaatsen in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten
- het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren, en
- het opzettelijk vervaardigen,
van hoeveelheden van een materiaal bevattende amfetamine en/of metamfetamine en/of cocaïne en/of GHB en/of 2C-B, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst 1, voor te bereiden en/of te bevorderen, zich en/of een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of zich en/of een of meer ander(en) gelegenheid, middelen, en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen en/of (telkens) voorwerpen, stoffen, en/of gelden voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan hij, verdachte, en/of zijn medeverdachte(n) wist(en) dat die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en), hebbende hij, verdachte, en/of zijn medeverdachte(n):
- gesprekken en onderhandelingen gevoerd over de beschikbaarheid en vraagprijs en opslag en levering van verdovende middelen, (te weten MDMA en/of metamfetamine en/of cocaïne en/of GHB en/of 2C-B) en/of grondstoffen (te weten BMK(-olie) en/of piperonylmethylketon en/of fosforzuur) en
- afspraken gemaakt over de aankoop en verkoop en vraagprijs van die verdovende middelen en grondstoffen en
- inlichtingen verschaft over de beschikbaarheid en prijzen en mogelijkheden tot opslag en transport van verdovende middelen en grondstoffen en
- inlichtingen verschaft over de beschikbaarheid en prijzen van (een) hoeveelheid/hoeveelheden grondstoffen (te weten BMK(-olie) en/of piperonylmethylketon en/of fosforzuur olie) en
- gesprekken gevoerd over een of meerdere locatie(s) voor het produceren van synthetische drugs en
- een voorwerp, te weten een PGP/crypto telefoon voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat deze bestemd was tot het plegen van dat feit/die feiten.
T.a.v. feit 3:
in de periode van 23 februari 2022 tot en met 24 februari 2022 te Eindhoven, aanmerkelijk
onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam in de garage van zijn, verdachtes, woning, gelegen aan [adres] , (synthetische) drugs en/of precursoren heeft
geproduceerd/bewerkt/vervaardigd en/of (daarbij) proces-vloeistoffen op open vuur heeft verwarmd, in elk geval opzettelijk open vuur in aanraking gebracht met brandbare
stoffen, ten gevolge waarvan het aan zijn schuld te wijten is geweest dat een of meerdere goederen in die garage geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval dat er brand is ontstaan en daardoor gemeen gevaar voor goederen in de garage en/of die garage en/of (omliggende) woning(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen, ontstond.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 42 maanden met aftrek van voorarrest.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft verzocht aan verdachte een fors lagere gevangenisstraf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist, waarvan een deel voorwaardelijk.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen die zien op de vervaardiging en handel in harddrugs. Verdachte was in februari 2022 bezig met de productie van PMK, een grondstof voor de productie van MDMA. Tijdens het proces is er brand uitgebroken. Verdachte heeft zelf geprobeerd de brand te blussen om de hulpdiensten, vermoedelijk uit vrees voor ontdekking van zijn lab, buiten de deur te houden. Het LFO heeft diverse goederen in beslag genomen en bemonsterd. Door het NFI is vastgesteld dat het onderzoeksmateriaal MDMA bevat.
In het criminele milieu is met het vervaardigen van en de handel in verdovende middelen snel en veel geld te verdienen. Daartoe worden risico’s genomen die op geen enkele wijze in verhouding staan tot de gevolgen voor de volksgezondheid en/of het welbevinden van derden. In dit geval heeft zich een van die risico’s daadwerkelijk gerealiseerd midden in een woonwijk, doordat brand is ontstaan in de garage van verdachte die zowel aan zijn woning als die van zijn buren is geschakeld.
Verdachte heeft niet alleen zelf grondstoffen voor synthetische drugs geproduceerd, hij heeft in een periode van ten minste 9 maanden ook vele gesprekken gevoerd via een zogenoemde cryptotelefoon. Hij heeft gesprekken gevoerd over de aan- en verkoop van grondstoffen (precursoren) en verdovende middelen (lijst I-stoffen), over de beschikbaarheid daarvan, het vervoer, de vervaardiging, de hoeveelheden, prijzen en winstmarges, het zoeken van locaties voor het operationaliseren van een keuken, personen die als kok of tikker kunnen fungeren, over de betrouwbaarheid van personen met wie onderhandeld wordt en over het feit dat hij niemand thuis wil hebben. Hoewel verdachte anders wil doen geloven, legt hij met deze gesprekken bloot dat hij niet een beginner is in het milieu. Verdachte weet van de hoed en de rand en is de spin in het web als het gaat om onderhandelingen en het verschaffen van inlichtingen.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte geen onbeschreven blad is. Verdachte heeft pas ter terechtzitting een verklaring afgelegd waarbij hij niet het achterste van zijn tong heeft laten zien, maar naar het oordeel van de rechtbank berekenend heeft verklaard. Verdachte is in 2017 veroordeeld voor het aanwezig hebben van harddrugs en overtreding van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën. Verdachte heeft hiervoor een (onvoorwaardelijk) gevangenisstraf van 8 maanden uitgezeten. Kennelijk heeft verdachte geen lering uit deze straf getrokken en is hij kennelijk niet of onvoldoende bereid is geweest zijn crimineel gedrag te veranderen.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden met aftrek van voorarrest.
De rechtbank zal derhalve dezelfde straf opleggen als de door de officier van justitie gevorderde straf. De gevorderde straf is in overeenstemming met de ernst van het bewezen verklaarde.

Beslag.

De rechtbank is ambtshalve van oordeel dat het onder verdachte in beslag genomen Rolex horloge vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit een voorwerp is dat van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang. Verdachte heeft verklaard dat het horloge nep is. In dat geval is er sprake van merkvervalsing/merkfraude, een strafbaar feit.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het in beslag genomen geldbedrag van 685 euro en de in beslag genomen iPhone (GSM) met screenprotector en losse simcard aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de in beslag genomen goederen. Naar het oordeel van de rechtbank is niet komen vast te staan dat deze, tijdens het vervoer van verdachte naar het ziekenhuis per ambulance, in beslag genomen telefoon is gebruikt als PGP/cryptotelefoon.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 36b, 36d, 47, 57 en 158 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, aanhef en onder C, van de Opiumwet
gegeven verbod.
T.a.v. feit 2:
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
voor te bereiden of te bevorderen, een ander trachten te bewegen om dat feit te
plegen, te doen plegen, mede te plegen, daarbij behulpzaam te zijn, gelegenheid/middelen/inlichtingen verschaffen, zich en/of een ander gelegenheid/middelen/inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en voorwerpen/stoffen/gelden voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
T.a.v. feit 3:
aan zijn schuld brand te wijten zijn, terwijl daardoor gemeen gevaar voor goederen ontstaat.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregel.
T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3:
Een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Onttrekking aan het verkeervan het, op de beslaglijst vermelde in beslag genomen goed, te weten:
1. Rolex (nep)horloge.
Teruggave in beslag genomen goederen, vermeld op de lijst van in beslag genomen voorwerpen:
- € 685,00;
- 1 GSM (Apple iPhone wit + screenprotector en losse sim-kaart),
aan de redelijkerwijs als rechthebbende aan te merken persoon: verdachte [verdachte] .
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.O.Y. Elagab, voorzitter,
mr. R. van den Munckhof en mr. B. Damen, leden,
in tegenwoordigheid van mr. N.J.S. Doornbosch, griffier,
en is uitgesproken op 15 november 2022.
De jongste rechter en de oudste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Hoge Raad 5 oktober 2010, ECLI:NL:HR:2010: BL5629