ECLI:NL:RBOBR:2022:5019

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
31 oktober 2022
Publicatiedatum
14 november 2022
Zaaknummer
SHE 21/1184
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling van de reisafstand tussen Tilburg en 's-Hertogenbosch in het kader van rechtsbijstandvergoeding

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant op 31 oktober 2022, staat de vraag centraal hoe ver het rijden is van Tilburg naar 's-Hertogenbosch en hoe deze afstand van invloed is op de vergoeding van rechtsbijstand. Eiser, een advocaat, heeft bezwaar gemaakt tegen de door de Raad voor Rechtsbijstand vastgestelde reisafstand van 49,6 km, die is gebaseerd op de route over Berkel-Enschot (N65). Eiser betoogt dat de route over Waalwijk (N261 en A59) langer is, maar sneller, vooral tijdens de spits. De rechtbank oordeelt dat de Raad onvoldoende rekening heeft gehouden met de actuele verkeerssituatie en de mogelijkheid dat de routeplanner wisselende adviezen geeft afhankelijk van de tijd van de dag. De rechtbank vernietigt het besluit van de Raad en geeft de Raad de opdracht om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met de actuele drukte op de weg. De rechtbank concludeert dat het beroep van eiser gegrond is en dat het griffierecht moet worden terugbetaald.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 21/1184

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 oktober 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand (de Raad)

(gemachtigde: mr. P.S.J. de Koning).

Inleiding

1.1
Deze zaak gaat over een eenvoudige vraag: hoe ver is het rijden van Tilburg naar
’s-Hertogenbosch? Het antwoord is echter moeilijker dan het lijkt. Het hangt er namelijk van af of je rechtstreeks over Berkel-Enschot (over de N65) naar ’s-Hertogenbosch rijdt, of over Waalwijk (over de N261 en de A59). De route over Waalwijk is langer, maar (zeker in de spits) wel sneller. Waarom is het antwoord op deze vraag belangrijk? De afstand tussen Tilburg en ’s-Hertogenbosch speelt een rol bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding van de rechtsbijstand bij een toevoeging. De Raad (die moet beslissen over de hoogte van de vergoeding voor de advocaatkosten) heeft volgens de rechtbank in dit geval niet goed uitgelegd waarom hij geen uitzondering kon maken op zijn beleid, omdat dat beleid in dit geval niet eerlijk uitpakt. Daarom vernietigt de rechtbank de beslissing op het bezwaar van eiser tegen de vaststelling van de reiskosten.
1.2
In deze uitspraak geeft de rechtbank eerst aan hoe de procedure is verlopen. Daarna vat de rechtbank de standpunten van partijen samen. Vervolgens legt de rechtbank haar oordeel uit.

Totstandkoming van het besluit en procedure bij de rechtbank

2.1
Eiser heeft namens een cliënt toestemming verzocht aan de Raad om hem te helpen op kosten van de Staat (een toevoegingsaanvraag). Deze toevoeging heeft de Raad toegewezen. In het besluit van 5 november 2020 heeft de Raad de vergoeding voor de toevoeging vastgesteld op €1.260,41. Dit bedrag is gebaseerd op een reisafstand van 49,6 km. Het gaat om de afstand tussen het kantooradres van eiser in Tilburg en het adres van de Rechtbank Oost-Brabant en de IND aan de Leeghwaterlaan in ’s-Hertogenbosch (heen- en terugreis).
2.2
Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt, omdat er volgens eiser ten onrechte uit wordt gegaan van 49,6 km. Volgens eiser is de afstand groter. Als advocaat procedeert hij zelf tegen de vaststelling van de vergoeding.
2.3
In het bestreden besluit van 8 april 2021 heeft de Raad het bezwaar van eiser tegen de vastgestelde reisafstand ongegrond verklaard en het besluit 5 november 2020 in stand gelaten.
2.4
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De Raad heeft een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft de zaak op 8 september 2022 ter zitting behandeld. Hierbij waren eiser en de gemachtigde van de Raad aanwezig.

Standpunten van partijen

3.1
Eiser betoogt dat de afstand tussen zijn kantooradres en het bezoekadres niet juist is vastgesteld door de Raad. De Raad heeft in het verleden in meerdere gevallen deze afstand berekend via de route over Waalwijk (over de N261 en A59). De routeplanner gaf aan dat dit de snelste route was, ondanks dat deze route langer is. Bij de vaststelling van de vergoeding is de Raad in dit geval echter uitgegaan van de route over Berkel-Enschot (over de N65). Eiser denkt dat dit komt door de verminderde drukte op de N65 vanwege COVID-19. Mensen werkten meer thuis en daardoor was het rustiger op de wegen. Eiser meent dat er door het beleid dat de Raad voert willekeur ontstaat en er niet op het beleid kan worden vertrouwd.
Het bepalen van de reisafstand is voor eiser met name van belang, omdat er bij iedere 60 km die moet worden afgelegd een half punt wordt toegekend. Dat betekent dat eiser dan een hogere vergoeding ontvangt. In dit geval loopt eiser een half punt mis, doordat de route over de N65 is berekend. Volgens eiser loopt dit flink in de papieren, omdat hij (en collega’s) ruim 80 keer per jaar op toevoegingsbasis van en naar het bezoekadres rijden.
3.2
In reactie merkt de Raad op dat het feit dat in eerdere vaststellingen uit is gegaan van een afstand van 71,8 km (heen en terug over Waalwijk), niet betekent dat eiser er op mocht vertrouwen dat dit in de toekomst zo zou blijven. Er zijn volgens de Raad geen toezeggingen gedaan, op basis waarvan eiser had kunnen verwachten dat de vergoeding altijd zou worden berekend op basis van de route over Waalwijk. Volgens de Raad is geen sprake van willekeur, omdat het systeem automatisch werkt. Dat is het beleid van de Raad en hij ziet in het financiële belang van eiser onvoldoende redenen om hiervan af te wijken.

Beoordeling door de rechtbank

4.1
De rechtbank bespreekt eerst welke regels van toepassing zijn en zal daarna ingaan op de standpunten van partijen.
4.2
De vaststelling van de hoogte van de vergoeding voor rechtsbijstand in toevoegings-zaken is geregeld in het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 (het Bvr). In artikel 24, eerste lid, van het Bvr staat dat voor de reistijd in verband met het reizen naar de zitting per volle gereisde 60 kilometer een half punt wordt toegekend. In artikel 24, vierde lid, staat dat de Raad de reisafstand op gestandaardiseerde wijze bepaalt. De Raad heeft in de werkinstructie ‘Vaststellen, onderdeel Reiskostenvergoeding Binnenland’ beleid vastgesteld voor de vaststelling van de declaratie van de rechtsbijstandverlener. Volgens deze werkinstructie wordt bij het berekenen van de reiskostenvergoeding gebruik gemaakt van een routeplanner. Hierbij wordt de optie ‘routekeuze op basis van actueel verkeer’ uitgeschakeld, omdat de berekening gestandaardiseerd plaatsvindt. Hierbij wordt uitgegaan van de snelste route van de postcode van het kantooradres naar de postcode van het bezoekadres. Met incidenten als wegomleidingen en dergelijke wordt geen rekening gehouden. Het aantal kilometers wordt gecontroleerd als er meer dan 60 kilometer (heen en terug) wordt gereden. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft in het verleden in een soortgelijke zaak geoordeeld dat niet de werkelijk gereden kilometers vergoed hoeven te worden. [1]
4.3
Tot 8 oktober 2019 maakte de Raad gebruik van de ANWB-routeplanner, maar hij is daarna veranderd van methode. Sinds 8 oktober 2019 wordt gebruik gemaakt van Google Maps met API Google Distance Matrix. Bij file op de N65 zullen beide routeplanners adviseren om via Waalwijk te rijden. In de bijlage bij deze uitspraak staat een schermafdruk van een advies van Google op 19 oktober 2022 om 08:55 uur.
4.4
Het is de rechtbank uit eigen ervaring bekend dat er in de (ochtend)spits een grote kans is op een file bij knooppunt Vught en dat het dan sneller is om via Waalwijk te rijden.
5.1
Eiser kiest zijn route op basis van de drukte op de weg. Die route kan dus telkens verschillen en de reisafstand kan anders uitpakken. De rechtbank is van oordeel dat de resultaten uit het verleden (de besluiten van de Raad over de vergoedingen) eiser geen garanties hoeven bieden voor de toekomst. Er zijn door de Raad geen concrete toezeggingen gedaan, op basis waarvan eiser mocht vertrouwen dat ook toekomstige aanvragen over de Waalwijk-route zouden worden berekend. Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt daarom niet.
5.2
De rechtbank vindt het niet onredelijk dat de Raad gebruik maakt van een routeplanner om de reisafstand te berekenen. Artikel 24, vierde lid, van het Bvr staat dit ook toe. De rechtbank is van oordeel dat de Raad in dit geval echter niet kon volstaan met een verwijzing naar de werkinstructie. De Raad mag niet altijd uitgaan van een vaste berekende afstand. De Raad zal ook per geval moeten kijken of er omstandigheden zijn die maken dat het beleid in dat geval onredelijk uitpakt (onevenredig is).
De rechtbank vindt de volgende omstandigheden in dit geval belangrijk.
  • De Raad heeft in het verleden wel vergoedingen toegekend via de route over Waalwijk.
  • Het kenmerk van een standaard berekening is dat deze vaak kan worden toegepast. Als een verkeerd berekende afstand wordt gebruikt in meerdere gevallen, kan het gebruik van een verkeerde standaard berekening leiden tot een groter financieel nadeel voor eiser.
  • Op de manier hoe het beleid nu wordt toegepast, hangt het er maar van af op welk moment de route wordt berekend. Laat in de middag of tijdens een maatregel zal eerder de kortste route over Berkel-Enschot worden geadviseerd. Maar als de berekening in de ochtend wordt gemaakt, kan het advies anders uitvallen.
Vooral die laatste omstandigheid weegt voor de rechtbank zwaar. De rechtbank begrijpt niet dat de Raad geen rekening houdt met de drukte op de weg en zelfs het beleid voert om bij het gebruik van de routeplanner deze optie uit te zetten. Dat komt niet overeen met de werkelijkheid. Bij het gebruik van een routeplanner is het juist handig en verstandig om rekening te houden met de actuele drukte op de weg. Anders loopt eiser het risico om bijvoorbeeld te laat op een zitting te komen. De rechtbank vindt dat de Raad de drukte op de weg niet zomaar buiten beschouwing kan laten. De rechtbank wijst erop dat de Raad rekening moet houden met alle omstandigheden, ook de omstandigheden die zijn gebruikt bij het maken van het beleid (zie de vaste rechtspraak hierover van de Afdeling) [2] . Dit zou anders zijn als de Raad aannemelijk kan maken dat dit veel te veel tijd kost, maar dat heeft de Raad niet gedaan.
5.3
De rechtbank is daarom van oordeel dat de Raad onvoldoende rekening heeft gehouden met de omstandigheden van dit geval, in het bijzonder de omstandigheid dat een routeplanner wisselende adviezen geeft, afhankelijk van de (ochtend)spits. Gelet op het risico van het eventueel te laat komen, is het in dit geval niet redelijk om géén rekening te houden met deze omstandigheid.

Conclusie en gevolgen

6.1
Het beroep van eiser is gegrond. Daarom vernietigt de rechtbank het bestreden besluit en bepaalt de rechtbank dat de Raad binnen zes weken na deze uitspraak een nieuw besluit moet nemen.
6.2
De rechtbank geeft de Raad hierbij de aanwijzing om in het nieuwe besluit in ieder geval aan te geven of (en zo ja, waarom) het moeilijk is om rekening te houden met de actuele drukte op de weg. Dat zou bijvoorbeeld kunnen door de advocaat te laten aangeven bij de declaratie of hij in de ochtend of in de middag van Tilburg naar ’s-Hertogenbosch is gereden (en op basis hiervan standaard te kiezen voor de route over Waalwijk of de route over Berkel-Enschot). Een andere (volgens de rechtbank eenvoudige) mogelijkheid is te vragen om een printje van het advies van de routeplanner op de reisdag zelf (net zoals in deze uitspraak). De rechtbank merkt hierbij ook op dat, als het een keer onverhoopt rustig is op de N65 in de ochtend, het niet meer dan normaal is dat een advocaat dan over die route rijdt. Tijd kost immers geld.
6.3
Omdat eiser gelijk krijgt, moet de Raad het griffierecht terugbetalen.
Beslissing
De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • geeft de Raad de opdracht om binnen zes weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de overwegingen uit deze uitspraak;
  • draagt de Raad op om het griffierecht van € 46,00 aan eiser terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.H.M Verhoeven, rechter, in aanwezigheid van
mr.J. Oosterveer, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 31 oktober 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage