ECLI:NL:RVS:2015:587

Raad van State

Datum uitspraak
25 februari 2015
Publicatiedatum
25 februari 2015
Zaaknummer
201407350/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de vaststelling van de vergoeding voor rechtsbijstand door de Raad voor Rechtsbijstand

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 22 juli 2014, waarin het beroep van [appellante] tegen besluiten van de Raad voor Rechtsbijstand ongegrond werd verklaard. De Raad had bij besluiten van 2 en 11 september 2013 de vergoeding voor door [appellante] verleende rechtsbijstand vastgesteld op respectievelijk € 1.293,86 en € 860,56. De Raad verklaarde de bezwaren van [appellante] tegen deze besluiten ongegrond. De rechtbank bevestigde deze besluiten en oordeelde dat de Raad de vergoeding op een gestandaardiseerde wijze had berekend, conform de Wet op de rechtsbijstand en het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000.

Tijdens de zitting op 29 januari 2015 werd [appellante] vertegenwoordigd door mr. J.D. Onland, terwijl de Raad werd vertegenwoordigd door mr. K. Achefai. [appellante] betoogde dat de Raad de werkelijk gereden kilometers moest vergoeden en dat de werkinstructie van de Raad niet als wet kan worden beschouwd. De Raad had echter de ANWB routeplanner gebruikt voor de berekening van de reisafstand, wat volgens de rechtbank in overeenstemming was met de wetgeving.

De rechtbank oordeelde dat de werkinstructie van de Raad niet in strijd was met de wet en dat de berekening van de reisafstand op basis van postcodes niet onredelijk was. Het beroep op het vertrouwensbeginsel van [appellante] werd afgewezen, omdat zij niet kon verwachten dat de berekeningsmethode niet zou veranderen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.

Uitspraak

201407350/1/A2.
Datum uitspraak: 25 februari 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], kantoorhoudend te [plaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 22 juli 2014 in zaak nr. 14/296 in het geding tussen:
[appellante]
en
het bestuur van de raad voor rechtsbijstand (hierna: de raad).
Procesverloop
Bij besluit van 2 september 2013 heeft de raad de vergoeding voor door [appellante] verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.293,86.
Bij besluit van 11 september 2013 heeft de raad de vergoeding voor door [appellante] verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 860,56.
Bij besluit van 26 november 2013 heeft de raad de door [appellante] tegen beide besluiten gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 22 juli 2014 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 januari 2015, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. J.D. Onland, advocaat te Oldenzaal, en de raad, vertegenwoordigd door mr. K. Achefai, aldaar werkzaam, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 37, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet op de rechtsbijstand (hierna: de Wrb), verstrekt het bestuur aan een rechtsbijstandverlener een subsidie, genoemd vergoeding, voor de door hem op basis van een toevoeging verleende rechtsbijstand.
Ingevolge het tweede lid, omvat de vergoeding mede de bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen overige kosten die verband houden met de verlening van rechtsbijstand.
Ingevolge het vijfde lid, aanhef en onder a, kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden vastgesteld met betrekking tot het bedrag van de vergoeding en de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald.
Ingevolge artikel 24, eerste lid, van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 (hierna: het Bvr) wordt voor het tijdverlet in verband met reizen ten behoeve van de verlening van rechtsbijstand in een andere zaak dan een piketzaak, uitgaande van de totale afstand die is afgelegd bij reizen naar de zitting en naar rechtzoekenden wier vrijheid is ontnomen of beperkt, per volle gereisde 60 kilometer een halve punt toegekend.
Ingevolge het vierde lid bepaalt het bestuur de reisafstand op gestandaardiseerde wijze.
Ingevolge artikel 25, eerste lid, wordt voor de kosten die worden gemaakt voor reizen naar de zitting, een kilometervergoeding toegekend.
Ingevolge het vierde lid bepaalt het bestuur de reisafstand op gestandaardiseerde wijze.
Het door de raad toegepaste beleid voor vaststelling van de declaratie van de rechtsbijstandverlener is neergelegd in de werkinstructies Vaststellen, onderdeel Reiskostenvergoeding Binnenland.
Volgens deze werkinstructie wordt bij het berekenen van de reiskostenvergoeding gebruik gemaakt van de ANWB routeplanner, waarbij de optie ‘routekeuze op basis van actueel verkeer’ wordt uitgeschakeld, omdat de berekening gestandaardiseerd plaatsvindt. Uitgangspunt is dat de raad alleen kilometers vergoedt die daadwerkelijk zijn gereisd en dat maximaal de snelste route van het kantooradres naar het bezoekadres wordt vergoed, waarbij wordt uitgegaan van de postcode van het kantooradres naar de postcode van het bezoekadres. Als het totaal aantal gedeclareerde kilometers onder de 60 blijft, wordt volgens de werkinstructie marginaal getoetst. Voor de berekening van de kilometers wordt uitgegaan van de volle kilometers, aldus de werkinstructie.
2. Bij brief van 11 juni 2013 heeft de raad aan [appellante] verzocht in het vervolg met de ANWB routeplanner te berekenen conform de werkinstructie, omdat hij sinds 1 augustus 2011 die routeplanner gebruikt in plaats van de AND routeplanner. Verder heeft de raad [appellante] in deze brief medegedeeld dat het aantal gereisde kilometers conform de werkinstructie zal worden vergoed.
3. De raad is voor de berekening van de reiskostenvergoeding uitgegaan van een reisafstand van 53 kilometer. Daarbij heeft hij verwezen naar de artikelen 24 en 25 van het Bvr en vermeld dat die berekening is gebaseerd op de meest recente ANWB routeplanner.
De raad heeft de door [appellante] hiertegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard, omdat geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat de door de ANWB routeplanner opgegeven waarden een onrealistisch beeld geven, aldus de raad.
4. [appellante] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de raad volgens de wet in beginsel de werkelijk gereden kilometers moet vergoeden en de werkinstructie geen wet is. De ANWB routeplanner stelt de optimale route onzorgvuldig vast, omdat de raad uitgaat van postcodes en niet van een meting van deur tot deur.
[appellante] wijst voorts op een ter plaatse verricht onderzoek uit 2000 van de commissie van bezwaar en beroep, waaruit is gebleken dat de afstand van het kantooradres aan de [locatie 1] te [plaats] naar het bezoekadres van de rechtbank Overijssel aan de Egbert Gorterstraat 5 te Almelo 29,5 kilometer bedraagt. De raad heeft op grond van de resultaten van dit onderzoek telkens een reisafstand van 60 kilometer retour in acht genomen bij het vaststellen van de vergoedingen en had dit ook moeten doen bij het besluit van 26 november 2013. De raad heeft het vertrouwen gewekt dat de vergoeding op basis van een reisafstand van 60 kilometer retour zou worden berekend, zelfs als een computerprogramma de afstand anders zou berekenen, aldus [appellante].
4.1. De rechtbank heeft uit artikel 37, tweede lid, van de Wrb, gelezen in samenhang met de artikelen 24, vierde lid, en 25, vierde lid, van het Bvr terecht afgeleid dat het Bvr een gestandaardiseerde berekening van de reisafstand voorschrijft. In de nota van toelichting bij artikel 25 van het Bvr (Stb. 1999, 580, blz. 36) is vermeld dat de raad voor het berekenen van de reisafstand een computerprogramma gebruikt. De werkinstructie voldoet aan deze criteria, nu volgens deze instructie gebruikt wordt gemaakt van de ANWB routeplanner. Uit de wet noch uit het Bvr blijkt dat de werkelijk gereden kilometers vergoed moeten worden, zodat de in de werkinstructie bepaalde werkwijze dat reisafstand wordt berekend op basis van de postcodes van het kantoor- en bezoekadres daarmee niet in strijd is. In dit verband wordt gewezen op de uitspraak van de Afdeling van 1 september 2010 in zaak nr. 201002018/1/H2.
Aan de namens [appellante] ter zitting ingenomen stelling dat de route die de ANWB routeplanner aangeeft niet kan worden afgelegd, omdat vanaf het kantooradres aan de [locatie 1] te [plaats] niet terug naar de nabijgelegen [locatie 2] kan worden gereden, kan niet die betekenis worden toegekend die [appellante] daaraan toegekend wil zien, nu zij ter zitting bij de rechtbank heeft verklaard dat de route die de ANWB routeplanner aangeeft overeenkomt met de werkelijk door haar gereden route. Voorts is niet gebleken dat een andere route vanaf [locatie 1] leidt tot een significant langere route.
4.2. [appellante] doet voorts tevergeefs een beroep op het vertrouwensbeginsel. Aan eerder, op grond van een in 2000 op basis van een andere methode bepaalde reisafstand van 60 kilometer, verstrekte vergoedingen, kan [appellante] niet een in rechte te honoreren verwachting ontlenen dat de methode van berekening en daarmee de berekende afstand in de toekomst niet meer zou wijzigen. Bij brief van 11 juni 2013 heeft de raad [appellante] gewezen op de gewijzigde werkinstructie en de daarin opgenomen berekeningswijze, zodat zij vanaf dat moment er niet meer vanuit mocht gaan dat de raad een vergoeding zou toekennen op basis van een reisafstand van 60 kilometer. Voor zover de raad na verzending van die brief de werkinstructie een maal niet juist heeft toegepast, behoeft de raad deze fout niet te herhalen.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, griffier.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Poot
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 februari 2015
362/615.