Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
Stichting Sint Trudo,
1.[gedaagde sub 1] ,
2. [gedaagde sub 2] ,
3. [gedaagde sub 3] ,
4. [gedaagde sub 4] ,
5. [gedaagde sub 5] ,
1.De procedure
- het tussenvonnis van 20 januari 2022 en de daarin genoemde processtukken
- het schriftelijk verweer van Trudo tegen de tegenvorderingen van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] , met producties;
2.De feiten
[gedaagde sub 5] is de zoon van [gedaagde sub 2] en dus een kleinzoon van [gedaagde sub 1] .
3.De vorderingen van Trudo en het verweer daartegen
subsidiair als meer subsidiair:
family lifein artikel 8 EVRM. Het gaat immers om een hulpbehoevende vader, twee zoons en een kleinzoon, waarbij eerstgenoemden al vele jaren in het gehuurde wonen. Er is geen sprake van overlast en de huur wordt steeds op tijd betaald. De woning biedt voldoende ruimte voor bewoning door vier personen die bovendien direct familie van elkaar zijn. De vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming moet worden afgewezen.
4.De tegenvordering en het verweer daartegen
[gedaagde sub 2] voldoet aan alle eisen die zijn gesteld in artikel 7:267 BW. Er is sprake van een duurzame, gemeenschappelijke huishouding tussen [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] . [gedaagde sub 2] woont al 35 jaar met [gedaagde sub 1] , waarbij de financiële woonlasten tussen hen beiden worden verdeeld en zij altijd veel met elkaar hebben ondernomen. Door de verslechterde gezondheidssituatie van [gedaagde sub 1] ligt het accent nu meer op de verzorging. Dit is een zeer intensieve taak die door [gedaagde sub 2] is opgepakt.
5.De beoordeling
"Aldus in tweevoud opgemaakt en ondertekend,"en zijn na de plaats en datum de handtekeningen van huurder ( [gedaagde sub 1] ) en verhuurder geplaatst.
nietheeft ontvangen is onvoldoende onderbouwd, zodat daaraan wordt voorbijgegaan.
"Aldus vastgesteld door Burgemeester en Wethouders van Eindhoven bij besluit van 6-7-1982."Er kan dus geen misverstand over bestaan dat het hier gaat om het op de huurovereenkomst toepasselijke reglement.
ontstaan. Partijen zijn het erover eens, dat [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 3] meer dan 20 jaar inwonen bij vader [gedaagde sub 1] op het adres van het gehuurde. Daaruit volgt, dat deze tekortkoming meer dan twintig jaar geleden is ontstaan. Daarmee kan de tekortkoming niet meer als grondslag dienen voor de rechtsvordering tot ontbinding van de huurovereenkomst. Beslissend voor aanvang van de verjaringstermijn is het moment waarop de tekortkoming is
ontstaan. Anders dan Trudo kennelijk meent, doet het eventueel
voortdurenvan die tekortkoming niet af aan het ontstaansmoment.
geensprake kan zijn van een gemeenschappelijke huishouding.