Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 november 2022 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
Inleiding
.
Rechtbank Oost-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 10 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Oost-Brabant. De zaak betreft een informatiebeschikking die door de heffingsambtenaar was genomen in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De heffingsambtenaar had op 24 februari 2021 de waarde van de woning van de eiser vastgesteld en een informatiebeschikking verzonden op 13 april 2021, nadat de eiser niet had gereageerd op een verzoek om informatie. Eiser maakte bezwaar tegen deze informatiebeschikking, maar de rechtbank oordeelde dat de informatiebeschikking van rechtswege was vervallen omdat er al een beslissing op het bezwaar tegen de WOZ-waarde was genomen. De rechtbank concludeerde dat er geen beroep mogelijk was tegen de vervallen informatiebeschikking, waardoor het beroep van eiser niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank benadrukte dat de informatiebeschikking niet meer bestond in rechte en dat er geen procesbelang was voor de eiser om verder te procederen. De uitspraak werd gedaan door rechter M. de Vries, in aanwezigheid van griffier Z. Selkan.