Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. G.H.M. van Laarhoven,
[verweerder] ,
Het procesverloop
- het verzoekschrift met producties, ter griffie ingekomen op 7 juni 2022;
- het verweerschrift met producties, ter griffie ingekomen op 22 juni 2022;
- de reactie van verzoeker op het verweerschrift, ter griffie ingekomen op 8 juli 2022.
- betrokkene, bijgestaan door mr. G.H.M. van Laarhoven;
De feiten
Het verzoek en het verweer
- primair € 19.030,- immateriële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum indiening verzoekschrift dan wel;
- subsidiair € 17.300,- immateriële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum indiening verzoekschrift als ook;
- € 5.813,- materiële schadevergoeding te vermeerderen met wettelijke rente vanaf datum indiening verzoekschrift in verband met het door hem geleden inkomstenverlies,
- althans een zodanige vergoeding toe te kennen als de rechtbank in goede justitie juist acht;
- met uitdrukkelijke kostenveroordeling met vermeerdering wettelijke rente te voldoen binnen twee weken na datum beschikking.
26 juli 2021 een ondertekende medische verklaring van een onafhankelijk psychiater in te dienen bij de officier van justitie. Van de geneesheer-directeur mag verwacht worden dat hij zich steeds op de hoogte blijft stellen van de relevante wet- en regelgeving en jurisprudentie. De geneesheer-directeur had derhalve kennis moeten hebben genomen van de uitspraak van de Hoge Raad van 16 juli 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1143), waarin de Hoge Raad heeft beslist dat een medische verklaring, opgesteld ten behoeve van het verzoek tot verlening van een machtiging in het kader van de Wvggz, moet worden ondertekend door de onafhankelijke psychiater. Verzoeker heeft vervolgens gedurende een periode van 5 augustus 2021 tot en met 24 januari 2022, zijnde 173 dagen, verplichte zorg ontvangen bestaande uit verplichte opname in [accomodatie] met de daaruit voortvloeiende beperkingen met betrekking tot zijn bewegingsvrijheid, terwijl de juridische titel gegrond werd op een niet-ondertekende medische verklaring. De geneesheer-directeur heeft zich bij het verzoek tot afgifte van de zorgmachtiging alsook bij de tenuitvoerlegging van de zorgmachtiging schuldig gemaakt aan een rechtsinbreuk en aan een aantasting in de persoon van verzoeker en zijn persoonlijke levenssfeer.
Verzoeker stelt zowel immateriële als materiële schade te hebben geleden doordat hij maandenlang in onzekerheid heeft verkeerd over de uitkomst van het cassatieberoep en derhalve over de rechtmatigheid van de beschikking van de rechtbank, door het verlies van sociale contacten en de aantasting van de persoonlijke levenssfeer door de tijdens het verblijf binnen [accomodatie] geldende huisregels, doordat hij niet in zijn eigen woning kon verblijven en vanwege de negatieve impact van de verplichte opname op de omgang met zijn zoontje. Daarnaast heeft verzoeker schade geleden doordat het voortgezet verblijf na juli 2021 in verschillende opzichten traumatisch is geweest en hem zowel emotioneel als psychisch heeft belast. Ten slotte is verzoeker door de verplichte opname niet in staat geweest zijn werk te hervatten.
Primair stelt de [verweerder] dat zij niet aansprakelijk gesteld kan worden voor enig mogelijk geleden schade door verzoeker, maar dat de verzoeker daarvoor de Staat aansprakelijk moet stellen. De officier van justitie heeft immers de niet-ondertekende medische verklaring in het geding gebracht en de rechtbank heeft deze geaccepteerd door een zorgmachtiging af te geven. Nu de medische verklaring niet ondertekend was, had de officier van justitie niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. Mocht de rechtbank van oordeel zijn dat [verweerder] een bedrag aan schadevergoeding verschuldigd is, roept [verweerder] de Staat der Nederlanden in vrijwaring op.
Subsidiair stelt de [verweerder] niet verwijtbaar te hebben gehandeld nu er ten tijde van de verlening van de verplichte zorg door [verweerder] een rechtsgeldige zorgmachtiging lag en daarmee de verleende verplichte zorg rechtsgeldig is. Het met terugwerkende kracht ontvallen van de zorgmachtiging maakt niet dat de [verweerder] verwijtbaar heeft gehandeld.
Meer subsidiair zou bij een rechtsgeldig afgegeven zorgmachtiging dezelfde verplichte zorg verleend zijn aan verzoeker. Dat er in de beschikking van 9 februari 2022 wordt beslist dat het verzoek om verlenging van de zorgmachtiging wordt afgewezen, doet daar niet aan af nu niet ex tunc getoetst is.
Ten overvloede merkt de [verweerder] op dat de bevindingen van de geneesheer-directeur zijn opgesteld op 2 juli 2021, dus voor het arrest van de Hoge Raad over de noodzakelijke ondertekening van de medische verklaring door de onafhankelijke psychiater.