Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.Het verloop van het geding
2.Waar gaat het in deze procedure om?
3.De feiten
Werknemer treedt bij werkgever in loondienst in de functie van chauffeur-technicus
Rechtbank Oost-Brabant
In deze kort gedingprocedure vorderde de eiser, een werknemer, afschriften van bescheiden van zijn oud-werkgever, de gedaagde, in verband met een in te stellen loonvordering. De eiser stelde dat hij recht had op deze documenten om zijn vorderingen in een bodemprocedure te onderbouwen. De kantonrechter, mr. M.H. Kobussen, heeft op 14 februari 2022 uitspraak gedaan en de vordering afgewezen. De rechter oordeelde dat de eiser onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat de gedaagde hem op grond van de arbeidsovereenkomst nog loon en onkostenvergoedingen verschuldigd was. De eiser had van 1 november 2012 tot en met 30 september 2015 voor de gedaagde gewerkt, maar de kantonrechter vond dat de eiser niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn claims. De rechter benadrukte dat de vordering op basis van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) niet voldeed aan de vereisten, omdat de eiser niet had aangetoond dat er een rechtsbetrekking bestond die rechtvaardigde dat de gedaagde de gevraagde documenten moest verstrekken. De kantonrechter wees de vorderingen af en veroordeelde de eiser in de proceskosten van de gedaagde, die op € 747,-- werden begroot. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 14 februari 2022.