In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, wordt het beroep van eiser tegen de beslissing van het UWV om hem geen Wajong-uitkering toe te kennen beoordeeld. Eiser had eerder een afwijzing ontvangen op basis van het ontbreken van arbeidsvermogen, maar stelt dat er nieuwe feiten zijn die een heroverweging rechtvaardigen. De rechtbank concludeert dat het UWV ten onrechte niet heeft beoordeeld of eiser recht heeft op een Wajong-uitkering op basis van de duuraanspraakjurisprudentie. De rechtbank oordeelt dat eiser niet heeft voldaan aan de verplichting om nieuwe feiten of veranderde omstandigheden te vermelden voor de afwijzing van 10 juli 2019, maar dat het UWV ook steken heeft laten vallen door niet adequaat te reageren op eisers verzoek om beoordeling van zijn duuraanspraak. De rechtbank geeft het UWV de gelegenheid om binnen twaalf weken het gebrek in de besluitvorming te herstellen en stelt dat de beoordeling moet plaatsvinden volgens het toetsingskader dat door de Centrale Raad van Beroep is ontwikkeld. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep.