ECLI:NL:RBOBR:2022:3975

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
21 september 2022
Publicatiedatum
20 september 2022
Zaaknummer
C/01/366205 / HA ZA 20-862
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid waterschap voor schade door wateroverlast en zorgplichtschending

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, hebben eisers, een maatschap gespecialiseerd in de teelt van sierconiferen, schadevergoeding geëist van het Waterschap De Dommel. De eisers stellen dat hun perceel op 24 juni 2016 is geïnundeerd door water uit de A-watergang, wat hen aanzienlijke schade heeft berokkend. Ze beweren dat deze wateroverlast het gevolg is van een schending van de zorgplicht door het Waterschap, dat verzuimd zou hebben om de watergang tijdig te maaien en adequaat te reageren op klachten. Het Waterschap betwist deze claims en stelt dat de wateroverlast het gevolg was van extreme neerslag in die periode.

De rechtbank heeft de procedure gevolgd, inclusief een tussenvonnis en een mondelinge behandeling. In de beoordeling heeft de rechtbank vastgesteld dat de eisers onvoldoende bewijs hebben geleverd voor het causaal verband tussen de gestelde zorgplichtschending en de geleden schade. De rechtbank concludeert dat het Waterschap niet aansprakelijk is voor de schade, omdat de wateroverlast niet kan worden toegeschreven aan een schending van de zorgplicht. De vorderingen van de eisers zijn afgewezen, en zij zijn veroordeeld in de proceskosten van het Waterschap, die zijn begroot op € 8.556,00.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor eisers om voldoende bewijs te leveren voor hun claims en de rol van extreme weersomstandigheden in het vaststellen van aansprakelijkheid. De rechtbank heeft de vorderingen van de eisers afgewezen en hen in de kosten veroordeeld, met wettelijke rente over het verschuldigde bedrag.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/366205 / HA ZA 20-862
Vonnis van 21 september 2022
in de zaak van
1. maatschap
[eiser sub 1],
gevestigd te [plaats] ,
2.
[eiser sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[eiser sub 3],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. A. Buth te Middelharnis,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
WATERSCHAP DE DOMMEL,
zetelend te Boxtel,
gedaagde,
advocaat mr. R.M. Pieterse te Middelburg.
Eisers zullen hierna gezamenlijk [eisers] (vrouwelijk enkelvoud) genoemd worden en gedaagde zal het Waterschap genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 14 april 2021
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 1 februari 2022
  • de akte van het Waterschap
  • de antwoordakte van [eisers] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De zaak in het kort

2.1.
[eisers] stelt schade te hebben geleden doordat het perceel aan de [adres] te [plaats] , waarop zij destijds veredelde sierconiferen teelde, op 24 juni 2016 vanuit de A-watergang [naam watergang] is geïnundeerd (onder water is gelopen).
Partijen verschillen van mening over de oorzaak van de wateroverlast. Volgens [eisers] is deze veroorzaakt doordat het Waterschap verzuimd heeft de watergang ( [naam watergang] ) tijdig te maaien en de (eind juni 2016) uitgevoerde maaiwerkzaamheden onjuist zijn uitgevoerd. Daarnaast heeft het Waterschap volgens [eisers] niet adequaat gereageerd op klachten. Dat wordt door het Waterschap betwist. Volgens het Waterschap is de wateroverlast het gevolg van de extreme neerslag die viel in de periode vanaf eind mei tot eind juni 2016 en is er geen sprake van causaal verband tussen de (gestelde) schending van zijn zorgplicht en de schade.

3.De feiten

3.1.
[eisers] teelt boomkwekerijgewassen en is gespecialiseerd in de teelt en vermeerdering van veredelde sierconiferen. Zij beschikt over een aantal percelen waaronder de door haar gepachte percelen, kadastraal bekend gemeente [gemeente] , [perceel 1] en [perceel 2] , aan de [adres] in [gemeente] .
3.2.
Genoemde percelen liggen in het beheersgebied van het Waterschap en wateren af op de A-watergang [naam watergang] . Deze watergang komt benedenstrooms uit in de watergang de Keersop die vervolgens uitstroomt in de Dommel.
3.3.
Van eind mei tot en met eind juni 2016 is er in het hele beheersgebied van het Waterschap heel veel neerslag gevallen. Er was sprake van een langdurige natte periode die gepaard ging met extreme (piek)buien. De gevallen neerslag in de maanden mei en juni was aanzienlijk hoger dan gemiddeld.

4.De vordering

4.1.
[eisers] vordert -samengevat- :
I. voor recht te verklaren dat het Waterschap onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eisers] en aansprakelijk is voor de hierdoor geleden schade,
II. het Waterschap te veroordelen tot betaling van € 118.676,02,
III. het Waterschap te veroordelen tot betaling van € 16.458,51 aan buitengerechtelijke kosten,
IV. vermeerderd met rente en kosten.

5.De beoordeling

5.1.
Beoordeeld moet worden of het Waterschap, zoals door [eisers] is gesteld en door het Waterschap betwist, door de schending van zijn zorgplicht aansprakelijk is voor de schade als gevolg van de wateroverlast in juni 2016.
Het juridisch kader
5.2.
Voor de beoordeling van de vraag of het Waterschap aan zijn zorgplicht heeft voldaan is allereerst een aantal in de jurisprudentie ontwikkelde maatstaven van belang. Overeenkomstig die maatstaven stelt de rechtbank het volgende voorop.
5.2.1.
Een waterschap hoeft het uitblijven van overstromingen niet te garanderen op grond van het enkele feit dat een bepaald water in onderhoud is bij dat waterschap. Hoe ver de onderhoudsplicht van een waterschap gaat ter vermijding van het onder water lopen van laag gelegen gronden door verstopping van waterwegen, hangt van verschillende factoren af. Bij het uitoefenen van zijn onderhoudsplicht kan aan het waterschap een zekere beleidsvrijheid niet worden ontzegd (Hoge Raad 9 oktober 1981, Bargerbeek, ECLI:NL:HR:1981:AG4240). Voorts mag van een waterschap worden verlangd dat, wanneer een klacht binnenkomt over het waterpeil, het waterschap daarop adequaat reageert door naar aanleiding van die klacht een onderzoek in te stellen en zo nodig, afhankelijk van de uitkomst daarvan, de noodzakelijke en mogelijke maatregelen te treffen (Hoge Raad 8 januari 1999, (West-Friesland) ECLI:NL:HR:1999:ZC2813).
Een waterschap hoeft echter niet steeds uit eigen beweging te onderzoeken of een ingeland last heeft van te hoge of te lage waterstanden en op basis daarvan reeds maatregelen te nemen vooruitlopend op een aangekondigde weersomstandigheid. Het waterschap heeft een zekere beleidsvrijheid, maar die beleidsvrijheid gaat niet zo ver dat het optreden van een waterschap slechts marginaal zou kunnen worden getoetst (Hoge Raad 9 november 2001 (Rijnstromen), ECLI:NL:HR:2001:AD5302).
5.2.2.
Kort en goed is de maatstaf of het Waterschap, in aanmerking genomen de concrete omstandigheden van het geval en de verschillende bij zijn beleid betrokken belangen en zijn beperkte middelen, beneden de zorg van een goed beheerder is gebleven.
Uit de hiervoor genoemde jurisprudentie volgt tevens dat de op het Waterschap rustende zorgtaak geen resultaats- maar een inspanningsverplichting is.
Zorgplichtschending: niet tijdig of op juiste wijze maaien
5.3.
[eisers] heeft gesteld dat het Waterschap zijn zorgplicht heeft geschonden door [naam watergang] niet voorafgaand aan de wateroverlast van 24 juni 2016 te maaien, en vervolgens de maaiwerkzaamheden niet deugdelijk, op de juiste wijze, uit te voeren. De Waterschap heeft die stelling gemotiveerd betwist. De rechtbank zal de vraag of het Waterschap zijn zorgplicht heeft geschonden echter niet inhoudelijk behandelen. Die vraag hoeft namelijk niet te worden beantwoord als niet vast komt te staan dat de gestelde schending: het niet (tijdig en/of op juiste wijze) maaien van [naam watergang] , de oorzaak is van de wateroverlast. In dat geval ontbreekt het causale verband tussen de schending van de zorgplicht en de schade, zodat de vordering al op die grond niet kan worden toegewezen. De vraag óf het Waterschap al dan niet zijn zorgplicht heeft geschonden is dan niet meer van belang. De rechtbank is van oordeel dat hier het causaal verband ontbreekt omdat niet is komen vast te staan dat de wateroverlast het gevolg is van de schending van de zorgplicht. Zij licht dit als volgt toe.
5.4.
[eisers] baseert haar stellingen op de rapportages van AvecodeBondt (hierna Aveco). Aveco concludeert daarin dat de schade (als gevolg van de inundatie vanuit [naam watergang] ) is veroorzaakt doordat [naam watergang] in juni 2016 overmatig begroeid was en dat de wateroverlast en schade niet was ontstaan als het Waterschap tijdig (dat wil zeggen voor 24 juni 2016) en deugdelijk (dat wil zeggen op de juiste wijze) had gemaaid.
Het Waterschap betwist op zichzelf niet dát er sprake was van veel begroeiing in [naam watergang] ten tijde van de wateroverlast (zoals ook blijkt uit de door [eisers] overgelegde foto’s), maar wel dat die wateroverlast is veroorzaakt door de begroeiing. Hij
betwist, onder verwijzing naar de rapportages van Lemkes&Velthuijs (hierna Velthuijs), dat dat de oorzaak is van de wateroverlast en de daaruit voortvloeiende schade en stelt dat de extreme neerslag de oorzaak daarvan is.
5.5.
De rechtbank is van oordeel dat de rapportages van Aveco onvoldoende ondersteuning geven aan de stelling dat de overmatige begroeiïng de oorzaak is van de wateroverlast en de daaruit voortvloeiende schade en dat het op onjuiste wijze maaien nadat wateroverlast was ontstaan de schade heeft verergerd. Zij overweegt daartoe het volgende.
5.5.1.
Het Waterschap voert, onder verwijzing naar de rapportage van Velthuijs, tegen de rapportage van Aveco aan dat: Aveco verkeerde gegevens heeft gebruikt en verkeerde aannames heeft gedaan; het door Aveco gebruikte model (een stationair model, een theoretische benadering) geen recht doet aan de daadwerkelijk opgetreden situatie; door Aveco onvoldoende rekening is gehouden met infiltratiecapaciteit van de bodem in combinatie met de neerslagintensiteit en met het oppervlaktewater; en dat een 2d- overstromingsmodule achterwege is gelaten waardoor waterstanden/waterstandsverschillen en het effect van begroeiïng in de watergang (opstuwing) in de modellen worden overdreven.
5.5.2.
Die kritiek van het Waterschap op de rapportage van Aveco is, naar het oordeel van de rechtbank, door [eisers] onvoldoende weerlegd. Aveco heeft erkend dat door gebrek aan (debiet)gegevens geen dynamisch model kon worden gemaakt. En op de zitting is besproken dat het model geen realistische schets van de werkelijkheid is omdat in tegenstelling tot de werkelijkheid, in het model het water niet buiten de oevers kan treden, waardoor het water omhoog gedwongen wordt en aldus als het ware een ‘muur’ vormt. Daarop bouwen alle verdere conclusies van Aveco voort. De rechtbank is van oordeel dat de modelberekeningen van Aveco te ver afstaan van de realiteit en daarmee onvoldoende betrouwbaar zijn. Daarom kan de conclusie dat de overmatige begroeiïng in [naam watergang] (en de problemen door het verkeerd maaien) de oorzaak is van de inundatie niet op die modelberekeningen gebaseerd worden.
5.5.3.
Aveco en Velthuijs verschillen verder van mening over de grondwaterstand ter plaatse van het perceel van [eisers] in de periode vóór de wateroverlast en het effect daarvan op de afvoermogelijkheden. Aveco stelt dat de grondwaterstand na de neerslag van eind mei/begin juni weer voldoende gezakt was en geen belemmering vormde voor de afvoer (zodat de wateroverlast/inundatie daaraan niet is toe te schrijven). Aveco verwijst daarvoor met name naar een peilbuis (de dichtstbijzijnde grondwatermonitoringslocatie) die 1,3 km ten noorden van het perceel ligt. Het Waterschap (Velthuijs) stelt dat die peilbuis niet representatief is omdat het watersysteem ter plaatse van de peilbuis anders is ingericht dan bij [eisers] , en die peilbuis helemaal geen water ontvangt uit bovenstrooms gebied, zoals bij [eisers] wel het geval is. Dat is door [eisers] (Aveco) verder niet betwist. De stelling van [eisers] bij monde van Aveco dat de overlast niet is toe te schrijven aan het gebrek aan afvoermogelijkheden als gevolg van de hoge grondwaterstand na de hevige neerslag (en de begroeiïng dus wel de oorzaak moet zijn geweest van de overlast) is daarmee onvoldoende onderbouwd.
5.5.4.
Ook verschillen de beide deskundigen van mening over de infiltratiecapaciteit in de bodem in combinatie met de neerslagintensiteit en, in dat kader, over de doorlatendheid van de grond. Velthuijs heeft erop gewezen dat de grondwaterstand door de grote hoeveelheid neerslag in de periode vóór 23 juni 2016 verhoogd was, ook in het bovenstrooms gelegen gebied, en dat er sprake was van piekbuien die door hun intensiteit kunnen leiden tot het dichtslaan van de bodem waardoor de bodem onvoldoende water kan opnemen. Ook dit kan volgens haar hebben bijgedragen aan de wateroverlast. Dit is door Aveco verder niet met voldoende argumenten weerlegd.
5.6.
Uit het vorenstaande volgt dat [eisers] haar stelling dat er de wateroverlast/schade is veroorzaakt doordat het Waterschap [naam watergang] niet tijdig en op onjuiste wijze heeft gemaaid, onvoldoende heeft onderbouwd. Dat betekent dat ook als vast zou komen te staan dat het Waterschap zijn zorgplicht heeft geschonden door niet tijdig en/of adequaat te maaien, van aansprakelijkheid van het Waterschap voor de schade geen sprake is.
Zorgplichtschending: niet adequaat reageren op klachten
5.7.
De stelling dat het Waterschap zijn zorgplicht heeft geschonden door niet (adequaat) te reageren op klachten is onvoldoende onderbouwd.
Door [eisers] is erkend dat zij zelf geen klachten of meldingen over (overmatige) begroeiing of (dreigende) wateroverlast heeft gedaan voorafgaand aan en/of ten tijde van de overlast, zodat van klachten door haar zelf geen sprake is. Verder heeft het Waterschap betwist dat, zoals door [eisers] is gesteld, de eigenaar van het perceel van [eisers] , [B] , het Waterschap diverse keren heeft gebeld en gemaild met het verzoek maatregelen te treffen. [eisers] heeft haar stelling op dit punt niet nader onderbouwd. Het Waterschap heeft tot slot weliswaar niet betwist dat [A] , een collega-boomkweker, via Whatsapp (meermaals) heeft verzocht maatregelen te nemen, maar heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek van [A] zag op andere watergangen dan [naam watergang] , die niet relevant zijn voor de afwatering van het perceel van [eisers] . Ook dat is door [eisers] niet weersproken. Of het Waterschap al dan niet (tijdig/adequaat) heeft gereageerd op de meldingen van [A] is voor de beoordeling van de vraag of het Waterschap zijn zorgplicht jegens [eisers] heeft geschonden daarom niet van belang.
Dit betekent dat niet is komen vast te staan dat het Waterschap niet of niet adequaat heeft gereageerd op klachten die het perceel van [eisers] betroffen, zodat de vordering evenmin op deze grond toewijsbaar is.
Conclusie
5.8.
De rechtbank concludeert dat [eisers] onvoldoende gemotiveerd heeft gesteld dat het Waterschap aansprakelijk is voor de door [eisers] geleden schade. De vorderingen van [eisers] zijn dan ook niet toewijsbaar.
De kosten
5.9.
[eisers] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten (waaronder de nakosten) worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van het Waterschap worden begroot op:
- explootkosten € 0,00
- griffierecht 4.131,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat
4.425,00(2,5 punt × tarief V €1.770,00)
Totaal € 8.556,00.
De nakosten worden vastgesteld als in het dictum vermeld.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
wijst de vorderingen af,
6.2.
veroordeelt eisers in de proceskosten, aan de zijde van gedaagde tot op heden begroot op € 8.556,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
6.3.
veroordeelt eisers in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat eisers niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
6.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Bartels en in het openbaar uitgesproken op 21 september 2022.