In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, hebben eisers, een maatschap gespecialiseerd in de teelt van sierconiferen, schadevergoeding geëist van het Waterschap De Dommel. De eisers stellen dat hun perceel op 24 juni 2016 is geïnundeerd door water uit de A-watergang, wat hen aanzienlijke schade heeft berokkend. Ze beweren dat deze wateroverlast het gevolg is van een schending van de zorgplicht door het Waterschap, dat verzuimd zou hebben om de watergang tijdig te maaien en adequaat te reageren op klachten. Het Waterschap betwist deze claims en stelt dat de wateroverlast het gevolg was van extreme neerslag in die periode.
De rechtbank heeft de procedure gevolgd, inclusief een tussenvonnis en een mondelinge behandeling. In de beoordeling heeft de rechtbank vastgesteld dat de eisers onvoldoende bewijs hebben geleverd voor het causaal verband tussen de gestelde zorgplichtschending en de geleden schade. De rechtbank concludeert dat het Waterschap niet aansprakelijk is voor de schade, omdat de wateroverlast niet kan worden toegeschreven aan een schending van de zorgplicht. De vorderingen van de eisers zijn afgewezen, en zij zijn veroordeeld in de proceskosten van het Waterschap, die zijn begroot op € 8.556,00.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor eisers om voldoende bewijs te leveren voor hun claims en de rol van extreme weersomstandigheden in het vaststellen van aansprakelijkheid. De rechtbank heeft de vorderingen van de eisers afgewezen en hen in de kosten veroordeeld, met wettelijke rente over het verschuldigde bedrag.