Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.De geneesheer-directeur van [verweerder] ,
1.Het procesverloop
2.De feiten
- toedienen van medicatie;
- beperken van bewegingsvrijheid;
- opnemen in een accommodatie.
Rechtbank Oost-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 2 september 2022 uitspraak gedaan in een klachtprocedure van een betrokkene tegen de beslissing van de geneesheer-directeur tot overplaatsing op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De klacht betreft de overplaatsing van betrokkene naar een andere zorgaanbieder, die door de geneesheer-directeur was goedgekeurd. Betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat, heeft de rechtbank verzocht om de klacht gegrond te verklaren, de bestreden beslissing te vernietigen en schadevergoeding toe te kennen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de klacht ontvankelijk was, aangezien het verzoekschrift tijdig was ingediend. De rechtbank heeft vervolgens de motivering van de bestreden beslissing beoordeeld en vastgesteld dat deze onvoldoende was. De rechtbank heeft geoordeeld dat de geneesheer-directeur niet voldoende had gemotiveerd waarom de overplaatsing noodzakelijk was en waarom de wensen van betrokkene niet waren gehonoreerd. De rechtbank heeft de klacht gedeeltelijk gegrond verklaard, de bestreden beslissing vernietigd voor wat betreft de motivering en bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel. Het verzoek om schadevergoeding is afgewezen, omdat betrokkene niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij schade heeft geleden als gevolg van de motiveringsgebreken. De rechtbank heeft de klacht voor het overige ongegrond verklaard.