ECLI:NL:RBOBR:2022:3974

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
2 september 2022
Publicatiedatum
20 september 2022
Zaaknummer
C/01/384781 / FA RK 22-3505
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen beslissing tot overplaatsing ex art. 8:16 Wvggz

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 2 september 2022 uitspraak gedaan in een klachtprocedure van een betrokkene tegen de beslissing van de geneesheer-directeur tot overplaatsing op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De klacht betreft de overplaatsing van betrokkene naar een andere zorgaanbieder, die door de geneesheer-directeur was goedgekeurd. Betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat, heeft de rechtbank verzocht om de klacht gegrond te verklaren, de bestreden beslissing te vernietigen en schadevergoeding toe te kennen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de klacht ontvankelijk was, aangezien het verzoekschrift tijdig was ingediend. De rechtbank heeft vervolgens de motivering van de bestreden beslissing beoordeeld en vastgesteld dat deze onvoldoende was. De rechtbank heeft geoordeeld dat de geneesheer-directeur niet voldoende had gemotiveerd waarom de overplaatsing noodzakelijk was en waarom de wensen van betrokkene niet waren gehonoreerd. De rechtbank heeft de klacht gedeeltelijk gegrond verklaard, de bestreden beslissing vernietigd voor wat betreft de motivering en bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel. Het verzoek om schadevergoeding is afgewezen, omdat betrokkene niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij schade heeft geleden als gevolg van de motiveringsgebreken. De rechtbank heeft de klacht voor het overige ongegrond verklaard.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer : C/01/384781 / FA RK 22-3505
Uitspraak : 2 september 2022
Beslissing over een klacht ex artikel 10:7 lid 1 Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) en een verzoek om schadevergoeding ex artikel 10:11 lid 2 Wvggz,
in de zaak van
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] te ' [geboorteplaats] ,
verblijvende bij [instantie] , [adres] , [afdeling] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. J.J.M. Cliteur,
tegen:

1.De geneesheer-directeur van [verweerder] ,

hierna te noemen: de geneesheer-directeur,
2. [verweerder] ,
statutair gevestigd te ’ [plaats] ,
hierna te noemen: de zorgaanbieder,
gemachtigden: [naam] , psychiater tevens zorgverantwoordelijke en [naam] , jurist bij de zorgaanbieder.
De geneesheer-directeur en de zorgaanbieder worden hierna gezamenlijk aangeduid als verweerders.

1.Het procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift met bijlagen, bij de griffie van deze rechtbank ontvangen op 12 augustus 2022;
- een brief van 15 augustus 2022, op de griffie ontvangen op 16 augustus 2022, van de zijde van betrokkene met als bijlage productie 4;
- een brief van een zijde van betrokkene van 22 augustus 2022, op de griffie ontvangen op 23 augustus 2022, met als bijlagen producties 4 tot en met 15;
- het verweerschrift van [verweerder] van 25 augustus 2022, bij de griffie van deze rechtbank ontvangen op 25 augustus 2022.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 26 augustus 2022, op de verblijfplaats van betrokkene. De rechtbank heeft de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
- [naam] , mentor van betrokkene;
- [naam] , zorgverantwoordelijk psychiater, namens de geneesheer-directeur en de zorgaanbieder;
- [naam] , jurist bij de zorgaanbieder, namens de geneesheer-directeur en de zorgaanbieder.
1.3.
De beschikking is vervolgens bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Bij beschikking van 31 januari 2022 heeft deze rechtbank ten aanzien van betrokkene een zorgmachtiging verleend voor het tijdvak tot en met 31 januari 2023. De rechtbank bepaalde dat als verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden genomen:
  • toedienen van medicatie;
  • beperken van bewegingsvrijheid;
  • opnemen in een accommodatie.
2.2.
Krachtens de zorgmachtiging is betrokkene opgenomen in een accommodatie van de zorgaanbieder te [plaats] (HIC).
2.3.
Bij brief van 9 juni 2022 heeft de zorgverantwoordelijke aan de geneesheer-directeur verzocht de verantwoordelijkheid voor het verlenen van zorg op grond van de verleende zorgmachtiging toe te wijzen aan een andere zorgaanbieder, namelijk [instantie] . Hiermee heeft de zorgverantwoordelijke feitelijk verzocht om betrokkene over te plaatsen naar een accommodatie van [instantie] ( [afdeling] ).
2.4.
Betrokkene is op 9 juni 2022 overgeplaatst naar [afdeling] .
2.5.
Bij brief van 10 juni 2022 heeft de geneesheer-directeur betrokkene ervan in kennis gesteld dat hij het verzoek van de zorgverantwoordelijke heeft ingewilligd (hierna te noemen: de bestreden beslissing).
2.6.
Bij e-mail van 13 juni 2022 heeft de mentor namens betrokkene een klacht ingediend tegen de bestreden beslissing.
2.7.
Op 1 juli 2022 heeft de klachtencommissie de klacht ongegrond verklaard.

3.Het geschil

3.1.
Betrokkene verzoekt, na vermindering van het verzoek op de mondelinge behandeling, de rechtbank om:
1. de klacht van betrokkene gegrond te verklaren;
2. de bestreden beslissing te vernietigen;
3. de geneesheer-directeur een termijn te stellen voor het nemen van een nieuwe beslissing; en
4. aan betrokkene een schadevergoeding toe te kennen ten laste van de zorgaanbieder van € 250,00 voor iedere dag dat betrokkene ten onrechte binnen [afdeling] van [instantie] heeft verbleven, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen schadevergoeding.
3.2.
Verweerders voeren verweer en concluderen tot ongegrondverklaring van de klacht en afwijzing van het verzoek om schadevergoeding.
3.3.
Op de standpunten van partijen wordt, voor zover van belang, hierna verder ingegaan.

4.De beoordeling

De klacht tegen de bestreden beslissing

Ontvankelijkheid
4.1.
De klacht is gericht tegen een beslissing van de geneesheer-directeur op grond van artikel 8:16 Wvggz. Op grond van artikel 10:3, eerste lid, aanhef en onder l, Wvggz kan betrokkene een klacht indienen tegen deze beslissing.
4.2.
De termijn voor het indienen van een verzoekschrift bedraagt zes weken na de dag waarop de beslissing van de klachtencommissie aan betrokkene is meegedeeld (art. 10:7 lid 2 Wvggz). De klachtencommissie heeft de beslissing op 1 juli 2022 aan betrokkene meegedeeld. Het verzoekschrift is op 12 augustus 2022 ontvangen op de griffie en daarmee binnen de termijn van zes weken.
4.3.
Op grond van het voorgaande is betrokkene ontvankelijk in zijn verzoek.
Artikel 2:1 lid 3 Wvggz: proportionaliteit, subsidiariteit, effectiviteit, veiligheid
4.4.
Betrokkene klaagt dat de bestreden beslissing niet voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit, doelmatigheid en veiligheid. De beoordeling van de veiligheid heeft in het geheel niet plaatsgevonden, aldus betrokkene. Uit het oogpunt van veiligheid is een voorspelbare aanpak van essentieel belang. Betrokkene voelde zich veilig op de HIC in [plaats] , omdat zijn problematiek omtrent het syndroom van Ehlers-Danlos daar bekend is en er ook adequaat gehandeld werd. Een overplaatsing was zodoende niet proportioneel, zo begrijpt de rechtbank. Als minder bezwarende alternatieven noemt betrokkene een plaatsing op de [instantie] (onderdeel van de zorgaanbieder) of bij [instantie] in [plaats] .
4.5.
De geneesheer-directeur voert hiertegen aan dat het verblijf op de HIC in [plaats] naar zijn aard een tijdelijk karakter heeft. De behandeling op de HIC was bovendien vastgelopen en er waren (gewelds)incidenten. Zijn overplaatsing naar de [afdeling] is nodig om betrokkene door te kunnen plaatsen naar een passende beschermde woonvorm, zoals de [instantie] . Om de kans op succes te vergroten is een tussenstap nodig, aldus de geneesheer-directeur. Betrokkene was ruim van tevoren op de hoogte van zijn overplaatsing, waardoor de situatie voor hem niet onvoorspelbaar was.
4.6.
De rechtbank stelt voorop dat in een klachtenprocedure over een beslissing van een geneesheer-directeur als bedoeld in artikel 8:16 Wvggz kan worden geklaagd over de in hoofdstuk 2 van de Wvggz opgenomen algemene uitgangspunten die bij de uitvoering van de wet steeds in acht moeten worden genomen (HR 16 juli 2021, ECLI:NL:HR:2021:1162). Dit betekent dat betrokkene in deze klachtenprocedure kan klagen over de beoordeling van de proportionaliteit, subsidiariteit, effectiviteit en veiligheid van de verplichte zorg op grond van de zorgmachtiging.
4.7.
Uit de beslissing van de geneesheer-directeur van 10 juni 2022 noch uit de daaraan ten grondslag liggende aanvraag blijkt dat de proportionaliteit, subsidiariteit, effectiviteit en veiligheid zijn beoordeeld. Uit het verweerschrift en de toelichting van de geneesheer-directeur op de mondelinge behandeling, alsmede uit de uitspraak van de klachtencommissie blijkt dat deze beoordeling wel heeft plaatsgevonden. Deze beoordeling is onvoldoende gemotiveerd in de bestreden beslissing. Uit het oogpunt van zorgvuldigheid had dat wel gemoeten. De klacht is op dit onderdeel gegrond.
4.8.
Volgens de geneesheer-directeur is de bestreden beslissing proportioneel, omdat de behandelrelatie op de HIC was vastgelopen. Bij een vastlopende behandelrelatie is het proportioneel om gebruik te maken van de mogelijkheid om de behandeling voort te laten zetten bij een andere zorgaanbieder op een andere locatie. De HIC is geen geschikte plaats voor betrokkene, omdat hier teveel prikkels zijn. Hij heeft anderhalf jaar op de HIC verbleven, omdat er geen passendere plek beschikbaar was vanwege zijn problematiek en het niet wenselijk was om hem met ontslag te laten gaan. De geneesheer-directeur heeft toegelicht dat betrokkene niet in aanmerking komt voor [instantie] en eerder ook niet bij de [instantie] . Hij is opnieuw aangemeld bij de [instantie] . De [instantie] kent een wachtlijst. Verder is het wenselijk dat hij voor de [instantie] een tussenstap maakt naar de [afdeling] om de kans op succes te vergroten. Ook vanuit de [instantie] wordt dit als wenselijk gezien. Bij [afdeling] kan namelijk gewerkt worden om uit de vastgelopen behandelrelatie te komen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de geneesheer-directeur hiermee voldoende onderbouwd dat de bestreden beslissing proportioneel is, dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden waren en dat de overplaatsing naar [afdeling] vermoedelijk effectief zal zijn. Voor wat betreft de veiligheid geldt dat betrokkene heeft aangevoerd dat zijn veiligheid onvoldoende is beoordeeld. Door de geneesheer-directeur is hierover verklaard dat betrokkene al in februari 2022 in kennis is gesteld van zijn aanmelding bij [afdeling] en uit de overgelegde rapportage blijkt dat met betrokkene en zijn mentor in de periode februari tot en met juni 2022 regelmatig is gesproken over [afdeling] . Van een onvoorspelbare gang van zaken is niet gebleken. Op de HIC hebben zich (gewelds)incidenten voorgedaan, waardoor dit geen veilige omgeving is voor betrokkene. Op grond van voorgaande motivering blijkt dat de bestreden beslissing voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit, effectiviteit en veiligheid.
4.9.
Het voorgaande betekent dat ten aanzien van de beoordeling van proportionaliteit, subsidiariteit, effectiviteit en veiligheid sprake is van een motiveringsgebrek in de bestreden beslissing. De rechtbank zal de klacht ten aanzien van het ontbreken van een motivering in de bestreden beslissing gegrond te verklaren, de bestreden beslissing voor wat betreft de motivering op dit onderdeel vernietigen en bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van de bestreden beslissing.
Artikel 2:1 lid 6 Wvggz: de wensen en voorkeuren van betrokkene
4.10.
De rechtbank begrijpt het standpunt van betrokkene dat hij het niet eens is met de overplaatsing en dat hij liever op de HIC wil blijven als een beroep op artikel 2:1, zesde lid, Wvggz.
4.11.
Op grond van artikel 2:1, zesde lid, Wvggz worden de wensen en voorkeuren van betrokkene gehonoreerd ten aanzien van de verplichte zorg, tenzij betrokkene niet tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake in staat is, of acuut levensgevaar voor betrokkene dreigt dan wel er een aanzienlijk risico voor een ander is op levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische, materiële, immateriële of financiële schade, ernstige verwaarlozing of maatschappelijke teloorgang, of om ernstig in zijn ontwikkeling te worden geschaad, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
4.12.
In de bestreden beslissing is niet gemotiveerd waarom wensen en voorkeuren van betrokkene niet zijn gehonoreerd. Die motivering ontbreekt ook in het verzoek van de zorgverantwoordelijke van 9 juni 2022. In zoverre is de bestreden beslissing onvoldoende gemotiveerd.
4.13.
Op de mondelinge behandeling is door de zorgverantwoordelijk psychiater verklaard dat betrokkene ten aanzien van de overplaatsing en zijn wens om op de HIC te blijven niet is staat wordt geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen. Om deze reden is ook met de mentor gesproken over de overplaatsing. De zorgverantwoordelijk psychiater heeft verklaard dat hij betrokkene wilsonbekwaam acht ten aanzien van de behandeling en dus ook de overplaatsing. Volgens betrokkene was hij wel wilsbekwaam en hij voert daartoe het volgende aan. Op 21 april 2021 heeft de mentor hierover contact gehad met de verpleegkundig specialist die betrokkene behandelde en zij heeft geschreven dat wilsonbekwaamheid in het geheel genomen wordt beoordeeld per situatie, dat betrokkene niet wilsonbekwaam is in grotere zin, maar wel ten aanzien van momenten over het nemen van beslissingen ten aanzien van een behandeling. De rechtbank is van oordeel dat betrokkene hiermee, in het licht van de onderbouwing van de zorgverantwoordelijk psychiater, onvoldoende heeft betwist dat betrokkene wilsbekwaam zou zijn. De rechtbank stelt dan ook vast dat betrokkene ten aanzien van zijn verblijf op de HIC en de overplaatsing naar [afdeling] niet in staat werd geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen. Op grond van artikel 2:1, zesde lid, Wvggz hoefden de wensen van betrokkene om op de HIC te blijven niet gehonoreerd te worden.
4.14.
Het voorgaande betekent dat ten aanzien van het al dan niet honoreren van de wensen en voorkeuren van betrokkene sprake is van een motiveringsgebrek in de bestreden beslissing. De rechtbank zal de klacht ten aanzien van het ontbreken van een motivering in de bestreden beslissing gegrond verklaren, de bestreden beslissing voor wat betreft de motivering op dit onderdeel vernietigen en bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van de bestreden beslissing.
Schorsing van de beslissing door het indienen van een klacht
4.15.
Betrokkene klaagt erover dat aan hem een mogelijkheid geboden had moeten worden om een klacht en een schorsingsverzoek in te dienen tegen de bestreden beslissing, voordat betrokkene daadwerkelijk werd overgeplaatst. De volgorde die nu is gehanteerd, namelijk eerst overplaatsen en daarna pas een schriftelijke kennisgeving, maakt iedere vorm van toetsing van de beslissing vooraf illusoir, aldus betrokkene.
4.16.
De geneesheer-directeur heeft hiertegen aangevoerd dat het achteraf op schrift stellen van de beslissing geen ongebruikelijke werkwijze is. Betrokkene wist in de aanloop naar de overplaatsing dat hij zou worden overgeplaatst en verwezen naar een andere zorgaanbieder. Dit is met hem en zijn mentor besproken en ook de patiëntvertrouwenspersoon was in een vroeg stadium al betrokken, aldus de geneesheer-directeur.
4.17.
De rechtbank overweegt dat de wettelijke regeling geen grondslag biedt voor de opvatting dat betrokkene eerst in de gelegenheid moet worden gesteld om een klacht in te dienen en om schorsing van de bestreden beslissing te verzoeken alvorens deze beslissing ten uitvoer gelegd kan worden. Aanvaarding van die opvatting zou er toe kunnen leiden dat betrokkene de zorg wordt onthouden die volgens de geneesheer-directeur in het belang van betrokkene is. Voor zover betrokkene heeft bedoeld aan te voeren dat de geneesheer-directeur de bestreden beslissing niet tijdig aan betrokkene heeft meegedeeld overweegt de rechtbank dat in artikel 8:16, tweede lid, Wvggz geen termijn is bepaald waarbinnen de geneesheer-directeur de betrokkene schriftelijk in kennis moet stellen van zijn beslissing. Vanuit het oogpunt van zorgvuldigheid moet de geneesheer-directeur dit spoedig doen. Welke termijn aanvaardbaar is, hangt af van de omstandigheden van het geval. Hier geldt dat de zorgverantwoordelijke op 9 juni 2022 een aanvraag op grond van artikel 8:16, eerste lid, Wvggz heeft ingediend bij de geneesheer-directeur. Gelet op de omstandigheid dat betrokkene ook op 9 juni 2022 feitelijk is overgeplaatst en verwezen naar een andere zorgaanbieder, leidt de rechtbank af dat de geneesheer-directeur op 9 juni 2022 heeft beslist. Dat de beslissing van de geneesheer-directeur op 10 juni 2022 op schrift gesteld is en aan betrokkene is meegedeeld, acht de rechtbank niet onzorgvuldig. De rechtbank weegt hierbij mee dat het voor betrokkene en zijn vertegenwoordiger reeds eerder bekend was dat hij overgeplaatst en verwezen zou worden. De klacht is op dit onderdeel ongegrond.
Het verzoek om schadevergoeding
4.18.
Betrokkene verzoekt om schadevergoeding van € 250,00 voor iedere dag dat betrokkene ten onrechte binnen [afdeling] heeft verbleven. Ter onderbouwing van dit verzoek heeft betrokkene in het verzoekschrift niets gesteld. Op de mondelinge behandeling heeft betrokkene toegelicht dat betrokkene geen materiële schade heeft geleden. De beslissing van de geneesheer-directeur voldoet niet aan de voorwaarden van de wet en de rechtspositie van betrokkene is daardoor geschonden. Voorkomen moet worden dat deze situatie zich opnieuw voordoet.
4.19.
De zorgaanbieder betwist dat betrokkene schade heeft geleden en voert daartoe, samengevat en voor zover van belang, het volgende aan. De beslissing van de geneesheer-directeur is materieel op goede gronden genomen. Betrokkene heeft nimmer in onzekerheid verkeerd over zijn positie en hij heeft steeds geweten waar hij aan toe is. Het verzochte bedrag is exorbitant hoog, aldus de zorgaanbieder.
4.20.
Op grond van artikel 10:11, tweede lid, Wvggz kan betrokkene bij een verzoek ter verkrijging van een oordeel over de klacht, tevens om schadevergoeding door de zorgaanbieder verzoeken. Op grond van het vierde lid van artikel 10:11 Wvggz wordt de schadevergoeding naar billijkheid vastgesteld.
4.21.
De rechtbank stelt vast dat betrokkene niet verzoekt om vergoeding van vermogensschade maar om vergoeding van een ander nadeel. Verder heeft de rechtbank reeds overwogen dat de gebreken aan de bestreden beslissing kunnen worden hersteld en dat dit niet leidt tot een andere beslissing. Hieruit volgt dat betrokkene niet onrechtmatig verblijft op [afdeling] en ook niet langer dan indien de beslissing van de geneesheer-directeur wel deugdelijk was gemotiveerd. Betrokkene heeft niet gesteld dat hij als gevolg van de motiveringsgebreken schade heeft geleden. De rechtbank acht het evenmin aannemelijk dat betrokkene als gevolg van de motiveringsgebreken nadeel heeft ondervonden in de zin van frustratie en spanning. Het nadeel dat betrokkene wel heeft gesteld, namelijk de schending van zijn rechtspositie, is niet het gevolg van de motiveringsgebreken.
4.22.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat betrokkene onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van enig nadeel als gevolg van een gegronde klacht. Het verzoek zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond voor zover deze ziet op het gebrek aan motivering;
vernietigt de bestreden beslissing voor wat betreft de motivering;
bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van de bestreden beslissing;
verklaart de klacht voor het overige ongegrond;
wijst het verzoek om schadevergoeding af;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. F. Kooijman, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 2 september 2022 in aanwezigheid van de griffier.
Conc: KF(O
Tegen deze beschikking staat, voor zover het gaat om het verzoek ter verkrijging van een oordeel over de klacht, het rechtsmiddel van cassatie open.
Voor zover het gaat om het oordeel over het verzoek om schadevergoeding, staat tegen deze beschikking hoger beroep open bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.