ECLI:NL:RBOBR:2022:3404

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
15 augustus 2022
Publicatiedatum
12 augustus 2022
Zaaknummer
01/239102-21
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door onvoorzichtig parkeren van aanhangwagen op fietspad

Op 15 augustus 2022 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het veroorzaken van een verkeersongeval. Dit ongeval vond plaats op 20 april 2021 te Oploo, gemeente Sint Anthonis, waarbij de verdachte als bestuurder van een aanhangwagen roekeloos heeft gehandeld door deze midden op het fietspad te parkeren met de dissel in de richting van tegemoetkomend verkeer. Hierdoor is een andere verkeersdeelnemer, genaamd [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel toegebracht, waaronder een gebroken neus, schedelbasisfractuur en andere ernstige verwondingen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn aanhangwagen zonder enige veiligheidsmaatregelen heeft geparkeerd, waardoor deze niet zichtbaar was voor andere verkeersdeelnemers. De officier van justitie had gevorderd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde, en de verdediging pleitte voor vrijspraak. De rechtbank oordeelde dat de verdachte als verkeersdeelnemer verantwoordelijk was voor de situatie en dat zijn gedrag aanmerkelijk onvoorzichtig was.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van het letsel van het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die blijk gaf van berouw en verantwoordelijkheid nam voor zijn handelen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01/239102-21
Datum uitspraak: 15 augustus 2022
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1997,
wonende te [woonplaats] , [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 1 augustus 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 6 juli 2022.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
T.a.v. feit 1 primair:
hij op of omstreeks 20 april 2021 te Oploo, gemeente Sint Anthonis, althans in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (aanhangwagen), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
-een aanhangwagen, met de dissel in de richting voor het tegemoetkomend verkeer, midden op het fietspad te parkeren en/of
-geen veiligheidsmaatregelen te nemen, zodat bovengenoemde aanhangwagen voor de overige verkeersdeelnemers beter zichtbaar zou zijn,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken neus en/of een schedelbasisfractuur en/of een gebroken enkel en/of een gebroken hand en/of een gebroken kaak en/of een gebroken pink en/of een gebroken kuitbeen en/of een klaplong en/of traumatische hersenbloedingen, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
T.a.v. feit 1 subsidiair:
hij op of omstreeks 20 april 2021 te Oploo, gemeente Sint Anthonis, althans in Nederland, grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam en/of nalatig-een aanhangwagen, met de dissel in de richting voor het tegemoetkomend verkeer, midden op het fietspad heeft geparkeerd en/of-geen veiligheidsmaatregelen heeft genomen, zodat bovengenoemde aanhangwagen voor de overige verkeersdeelnemers beter zichtbaar zou zijn, waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken neus en/of een schedelbasisfractuur en/of een gebroken enkel en/of een gebroken hand en/of een gebroken kaak en/of een gebroken pink en/of een gebroken kuitbeen en/of een klaplong en/of traumatische hersenbloedingen, heeft bekomen, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de ambts- of beroepsbezigheden van deze was ontstaan;T.a.v. feit 1 meer subsidiair:
hij op of omstreeks 20 april 2021 te Oploo, gemeente Sint Anthonis, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (aanhangwagen),-een aanhangwagen, met de dissel in de richting voor het tegemoetkomend verkeer, midden op het fietspad heeft geparkeerd en/of-geen veiligheidsmaatregelen heeft genomen, zodat bovengenoemde aanhangwagen voor de overige verkeersdeelnemers beter zichtbaar zou zijn, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Inleiding.
Op 20 april 2021 omstreeks 07:29 uur heeft op de [locatie 2] te Oploo, gemeente Sint Anthonis, een verkeersongeval plaatsgevonden tussen een snorfiets en een geparkeerde aanhangwagen. Verdachte wordt verweten dat dit ongeval aan zijn schuld te wijten is (primair en subsidiair ten laste gelegde) dan wel dat hij gevaar of hinder op de weg heeft veroorzaakt (meer subsidiair ten laste gelegde).
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde. Hiertoe heeft hij – kort gezegd – aangevoerd dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gehandeld door de aanhangwagen zonder veiligheidsmaatregelen midden op het fietspad te parkeren met de dissel in de richting van tegemoetkomend verkeer. Het ongeval, en daarmee het zwaar lichamelijk letsel van het slachtoffer, is daarom aan verdachtes schuld te wijten.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich op gronden als verwoord in zijn schriftelijke pleitnota op het standpunt gesteld dat verdachte van het primair en subsidiair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Kort gezegd stelt de raadsman zich op het standpunt dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte schuld heeft aan het aan het veroorzaken van het ongeval. Ten aanzien van het meer subsidiair ten laste gelegde gaat de raadsman uit van een bewezenverklaring.
Het oordeel van de rechtbank.
De bronnen.
1. Een dossier van de politie Eenheid Oost-Brabant, district ‘s-Hertogenbosch, PV-nummer PL2100-2021084455-1, afgesloten d.d. 24 augustus 2021, aantal doorgenummerde bladzijden: 29. Dit dossier bevat een verzameling wettig opgemaakte processen-verbaal die in de onderhavige zaak in het kader van het opsporingsonderzoek zijn opgemaakt, alsmede (eventueel) andere bescheiden. De voor de bewijsvoering redengevende bewijsmiddelen zijn hierna verkort en zakelijk weergegeven.
2. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 augustus 2022.
De redengevende bewijsmiddelen, telkens zakelijk weergegeven.
- Een proces-verbaal van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] d.d. 24 augustus 2021 (bron 1, p. 2-9)
Op 20 april 2021 omstreeks 07:29 uur heeft op de [locatie 2] te Oploo, gemeente Sint Anthonis, een verkeersongeval plaatsgevonden. Hierbij waren een snorfiets (bestuurder [slachtoffer] ) en een aanhangwagen (‘verantwoordelijke’ [verdachte] ) betrokken. Ter hoogte van [locatie 1] stond midden op het fietspad een aanhanger geparkeerd met de dissel in de richting voor het tegemoetkomend verkeer. [slachtoffer] is vol op de aanhanger ingereden (p. 2). Bij het ongeval heeft hij letsel opgelopen, te weten: meerdere breuken aangezicht, schedelbasisbreuk, breuk linkerenkel met grote wond, breuk rechterhand, traumatische hersenbloedingen, breuk kaak, oogkneuzing, één kies verloren en één tand afgebroken (p. 4).
- Een geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer] d.d. 22 mei 2021 (bron 1, p. 12)
Na beeldvormend onderzoek is op 20 april 2021 het volgende uitwendig letsel waargenomen: meerdere breuken aangezicht, schedelbasisbreuk, breuk linkerenkel, breuk rechterhand, traumatische hersenbloedingen en breuk kaak. Hij is geopereerd aan de breuk in zijn kaak en enkel.
- Een verklaring van [slachtoffer] d.d. 21 mei 2022 (bron 1, p. 19-20)
Ik heb het volgende overgehouden aan het ongeval: gebroken enkel, gebroken pink, gebroken kuitbeen, gebroken kaak en bovenkaak, gebroken neus, breuken in mijn schedel, kleine klaplong, mijn kaak zit nog niet helemaal in de juiste positie, hiervoor moet ik over ongeveer een half jaar geopereerd worden. Ik zit momenteel in een traject waarbij allerlei medische specialisten mij proberen op te knappen (p. 19). Tot nu toe heb ik mijn normale dagelijkse routine niet uit kunnen voeren. Ik moet nog wekelijks naar het Radboud ziekenhuis (p. 20).
- De verklaring van verdachte d.d. 1 augustus 2022 (bron 2)
Op 20 april 2021 heb ik de aanhangwagen midden op het fietspad geparkeerd. Ik heb niets gedaan om de aanhangwagen beter zichtbaar te maken. De dissel stak uit in de richting van tegemoetkomend verkeer. Ik heb daar geen afzetlint aan gehangen. De aanhangwagen voerde geen verlichting.
De bewijsoverweging.
Voor een bewezenverklaring van overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW), zoals primair ten laste gelegd, is allereerst vereist dat verdachte verkeersdeelnemer was.
Voor de beantwoording van de vraag of verdachte op het moment van het ongeval als verkeersdeelnemer kan worden beschouwd, sluit de rechtbank aan bij vaste jurisprudentie. De rechtbank overweegt in de lijn van de uitspraak van de Hoge Raad van 22 februari 1972 (NJ 1972, 206
/LJN AB5572) [1] dat verdachte als laatste feitelijke bestuurder ervoor verantwoordelijk is dat zijn aanhangwagen zich op de betreffende plek van het ongeval bevond, zodat hij ook op het tijdstip van het ongeval als verkeersdeelnemer en bestuurder had te gelden. De rechtbank beschouwt verdachte dan ook als verkeersdeelnemer als bedoeld in artikel 6 WVW. Dit staat ook niet ter discussie.
Daarnaast moet sprake zijn van schuld. Of sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW hangt volgens vaste jurisprudentie [2] af van het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dit brengt mee dat niet in het algemeen valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld. Niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld. Van schuld in de zin van dit artikel is pas sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid.
Uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat verdachte zijn aanhangwagen midden op het fietspad aan de rechterzijde van de weg heeft geparkeerd, met de dissel in de richting van tegemoetkomend verkeer. De doorgang op het fietspad werd hierdoor volledig geblokkeerd. Verdachte heeft de aanhangwagen daar geparkeerd zonder enige vorm van waarschuwing (zoals een gevarendriehoek) voor de gevaarlijke situatie die was ontstaan voor verkeersdeelnemers op het fietspad, terwijl dit – ook bij helder weer met goede zichtbaarheid – wel van verdachte als verkeersdeelnemer verwacht mocht worden. Verdachte heeft in ernstige mate tekort gedaan aan zijn zorgplicht om als verkeersdeelnemer geen gevaarlijke situatie te creëren. De aan de voorzijde van de aanhangwagen bevestigde reflectoren waren in de gegeven omstandigheden volstrekt onvoldoende om de aanhangwagen zichtbaar te laten zijn en de dissel die uitstak is niet van enige markering voorzien. Dit levert naar het oordeel van de rechtbank aanmerkelijk onvoorzichtig gedrag op, zodat het daarop plaatsgevonden ongeval aan verdachtes schuld te wijten is.
Dat de weersomstandigheden in de periode tussen het parkeren van de aanhangwagen en het ongeval zijn omslagen van zonnig en onbewolkt naar mistig maakt niet dat de rechtbank tot een ander oordeel komt. De rechtbank merkt hierbij op dat het vonnis waaraan de raadsman in dit kader refereert op een andere casus ziet, in die zin dat de desbetreffende verdachte wél veiligheidsmaatregelen had genomen (geactiveerde alarm- en zwaailichten, en een uitschuifbare stempelpoot met zwart/gele markering).
De rechtbank is ten slotte van oordeel dat het samenstel van letsel dat bij het slachtoffer is ontstaan, te weten: een gebroken neus, een schedelbasisfractuur, een gebroken enkel, een gebroken hand, een gebroken kaak, een gebroken pink, een gebroken kuitbeen, een klaplong en traumatische hersenbloedingen, is aan te merken als zwaar lichamelijk letsel.
Alles overziend acht de rechtbank het primair ten laste gelegde bewezen als hierna uitgeschreven.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
(primair)
hijopof omstreeks20 april 2021 te Oploo, gemeente Sint Anthonis,althans in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (aanhangwagen), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden doorroekeloos, in elk geval zeer, althansaanmerkelijk, onvoorzichtigen/of onoplettend,
-een aanhangwagen, met de dissel in de richting voor het tegemoetkomend verkeer, midden op het fietspad te parkeren en/of
-geen veiligheidsmaatregelen te nemen, zodat bovengenoemde aanhangwagen voor de overige verkeersdeelnemers beter zichtbaar zou zijn,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken neus en/ofeen schedelbasisfractuur en/ofeen gebroken enkel en/ofeen gebroken hand en/ofeen gebroken kaak en/ofeen gebroken pink en/ofeen gebroken kuitbeen en/ofeen klaplong en/oftraumatische hersenbloedingen,of zodanig lichamelijk letselwerd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren en een voorwaardelijke rijontzegging van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar.
(opmerking rechtbank: op de schriftelijke vordering die als bijlagee aan dit vonnis is gehecht staat een proeftijd van 1 jaar vermeld)
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft voor het meer subsidiair ten laste gelegde de oplegging van een geldboete van € 500,= en een geheel voorwaardelijke rijontzegging bepleit.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij een ander zwaar lichamelijk letsel is toegebracht. Uit het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat het slachtoffer nog steeds last ondervindt van het ontstane letsel.
De rechtbank heeft in een verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 5 juli 2022 gezien dat aan verdachte in 2018 een strafbeschikking is opgelegd voor rijden onder invloed van alcohol.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat verdachte er blijk van heeft gegeven dat hij de ernst van het door hem aan het slachtoffer aangedane leed inziet en oprecht berouw heeft getoond. Ter terechtzitting heeft de rechtbank een zeer openhartige, schuldbewuste, berouwvolle verdachte gezien die volledige verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen. Verdachte heeft getracht in contact te komen met het slachtoffer om zijn spijt te betuigen, maar het slachtoffer heeft aangegeven daar geen prijs op te stellen. Dat heeft verdachte gerespecteerd. Ook is ter zitting gebleken dat verdachte en zijn werkgever maatregelen hebben getroffen om te voorkomen dat een vergelijkbare situatie zich in de toekomst zal voordoen.
Alles overwegende acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 40 uren passend en geboden. De rechtbank zal daarnaast een rijontzegging voor de duur van 6 maanden opleggen. In de omstandigheid dat verdachte zijn rijbewijs beroepsmatig nodig heeft, ziet de rechtbank aanleiding deze ontzegging voorwaardelijk op te leggen.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d van het Wetboek van Strafrecht, en
6, 175, 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
t.a.v. feit 1 primair:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen:
t.a.v. feit 1 primair:
Een
taakstrafvoor de duur van
40 urensubsidiair 20 dagen hechtenis.
Een
ontzeggingvan de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
6 maanden voorwaardelijkmet een proeftijd van 2 jaren.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N. Flikkenschild, voorzitter,
mr. J. Donkersloot en mr. M. Kleijn Hesselink, leden,
in tegenwoordigheid van D.A. Koopmans, griffier,
en is uitgesproken op 15 augustus 2022.
De oudste rechter is buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.En feitenrechters, bijvoorbeeld Hof Amsterdam 3 oktober 2006, ECLI:NL:GHAMS:2006:BC7965; Rechtbank Alkmaar 4 november 2010, ECLI:NL:RBALK:2010:BO8413; Rechtbank Gelderland 2 november 2018, ECLI:NL:RBGEL:2018:4719.
2.Vergelijk Hoge Raad 1 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5822.