ECLI:NL:RBOBR:2022:3237

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
3 augustus 2022
Publicatiedatum
3 augustus 2022
Zaaknummer
21/2079
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de omgevingsvergunning voor de aanleg van een zonneveld in Best

Op 3 augustus 2022 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eisers, vertegenwoordigd door mr. T.M.A. Vervoort, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Best, vertegenwoordigd door ir. M.E. van Tienen-Bekkers, mr. C.L.J.H.M. van Baar en drs. A.J.P. Baudoin. De rechtbank beoordeelt het beroep van eisers tegen het besluit van 20 juli 2021, waarbij aan vergunninghoudster een omgevingsvergunning is verleend voor de aanleg van een zonneveld op de locatie Koppelstraat/Ringweg te Best. De vergunning is verleend voor een periode van 25 jaar. Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen de vergunning, onder andere omdat zij vrezen voor hinder, waardevermindering van hun woning en verstoring van flora en fauna. De rechtbank heeft de feiten en argumenten van beide partijen zorgvuldig gewogen. De rechtbank concludeert dat de vergunning in grote lijnen terecht is verleend, maar dat er onvoldoende is geborgd dat de landschappelijke inpassing het uitzicht van eisers niet onevenredig beperkt. De rechtbank vernietigt daarom voorwaarde 4 in bijlage 4 van het bestreden besluit en formuleert een nieuwe voorwaarde die de landschappelijke inpassing beter waarborgt. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot betaling van griffierecht en proceskosten aan eisers.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 21/2079

uitspraak van de meervoudige kamer van 3 augustus 2022 in de zaak tussen

[naam] en [naam] , uit [woonplaats] , eisers

(gemachtigde: mr. T.M.A. Vervoort),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Best (verweerder)

(gemachtigde: ir. M.E van Tienen-Bekkers, mr. C.L.J.H.M. van Baar en drs. A.J.P. Baudoin).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam] B.V.(vergunninghoudster), te [vestigingsplaats] , gemachtigde: mr. A.P. van den Knippenbergh.

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen het besluit van 20 juli 2021 (het bestreden besluit). Hierin heeft verweerder aan vergunninghoudster een omgevingsvergunning verleend voor de activiteit bouwen en handelen in strijd met het bestemmingsplan voor het realiseren van zonneveld “De Vleut” op de locatie Koppelstraat/Ringweg te Best, kadastraal bekend als gemeente Best, sectie [nummer] , perceelnummers [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] en [nummer] (het projectgebied). De vergunning is verleend voor 25 jaar.
Eisers hebben hiertegen beroep ingesteld. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Vergunninghoudster heeft ook schriftelijk gereageerd. Eisers hebben het beroep aangevuld.
De rechtbank heeft het beroep op 21 juni 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers, de gemachtigden van verweerder, [naam] namens vergunninghoudster, vergezeld door [naam] en de gemachtigde van vergunninghoudster.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank zet eerst de feiten op een rij. Daarna beoordeelt de rechtbank het bestreden besluit aan de hand van de argumenten die eisers hebben aangevoerd, de beroepsgronden. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in bijlage 1 bij deze uitspraak.
Feiten
2.1
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten
  • Vergunninghoudster neemt samen met twee andere besloten vennootschappen deel in de [naam] BV. Vergunninghoudster heeft namens deze vennootschap op 11 september 2019 een aanvraag ingediend om op het projectgebied een zonneveld van zo’n 5 ha te realiseren met bijbehorende omvormers, trafo’s en landschappelijke inpassing, voor een periode van 25 jaar. Van het projectgebied zal 4 hectare worden gebruikt voor het plaatsen van ongeveer 16.600 zonnepanelen. De overige gronden zullen worden gebruikt voor de landschappelijke inpassing.
  • Eisers wonen aan de [adres] . Hun perceel grenst aan het projectgebied. Hun woning ligt op meer dan 100 meter van de plek waar zonnepanelen worden opgericht. Tussen hun woning en het projectgebied ligt een weiland waar eisers twee paarden hobbymatig houden.
  • Op de gronden van het projectgebied gold ten tijde van het nemen van het bestreden besluit het bestemmingsplan “Buitengebied Best 2006”, vastgesteld op 23 september 2008. De gronden hebben hierin de bestemming “Agrarisch gebied”. Op de gronden is ook het bestemmingsplan “Parkeernormen en Archeologie” van toepassing, vastgesteld op 6 februari 2017. De gronden hebben hierin deels de dubbelbestemming “Waarde – Archeologie 5” en deels de gebiedsaanduiding “Overige zone – esdekken agrarisch”.
  • Het projectgebied ligt aan de zuidrand van natuurgebied De Scheeken, in het buitengebied van Best, ten noorden van de kern Best en ten oosten van de A2, grenzend aan de afrit Best-West. Ten oosten van het projectgebied ligt een openbare parkeerplaats ten behoeve van de (toekomstige) natuurpoort tot het natuurgebied Groene Woud.
  • Best ZOO is een dierentuin aan de [adres] . Deze dierentuin wordt uitgebreid waarbij de toegang wordt verplaatst naar een locatie schuin tegenover de woning van eisers.
  • Het ontwerp van de beschikking heeft vanaf 23 december 2020 zes weken ter inzage gelegen en eenieder is in de gelegenheid gesteld om zienswijzen naar voren te brengen. Eisers hebben van deze gelegenheid gebruik gemaakt.
2.2
Verweerder heeft de gevraagde vergunning met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, sub 3, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) verleend. De beschikking is voorbereid met de uniforme openbare voorbereidingsprocedure als beschreven in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Op het project is de Crisis- en herstelwet (Chw) van toepassing.
Beoordeling beroepsgronden
3.1
Volledigheidshalve wijst de rechtbank er op dat een derde ook beroep heeft ingesteld tegen het bestreden besluit maar dat dit beroep daarna is ingetrokken. De rechtbank verwijst naar haar uitspraak van 23 juni 2022. [1]
3.2
De rechtbank overweegt dat het aanvullen van beroepsgronden niet is toegelaten op grond van artikel 1.6a van de Chw. Eisers hebben een aanvullend beroepschrift ingediend buiten de beroepstermijn. De daarin opgenomen beroepsgrond van eisers dat een verklaring van geen bedenkingen (vvgb) noodzakelijk is, hebben zij niet eerder ingebracht, maar zal de rechtbank ambtshalve beoordelen. De beroepsgrond dat niet wordt voldaan aan de eisen met betrekking tot participatie beschouwt de rechtbank als een onderbouwing van de eerder ingebrachte beroepsgrond dat het project geen maatschappelijke meerwaarde zou hebben.
Is voldaan aan de formele vereisten?
4.1
De rechtbank heeft bezien of een vvgb in dit geval noodzakelijk is. Volgens verweerder is geen vvgb nodig van de gemeenteraad. De gemeenteraad heeft op 30 mei 2016 besloten dat geen vvgb nodig is voor projecten die passen binnen vastgesteld beleid, waaronder (ruimtelijke) beleidsdocumenten. In dit geval past het zonneveld binnen de Visie voor duurzame energieopwekking Buitengebied Best van 2 november 2020 (de Visie).
4.2
Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft overwogen in de uitspraak van 27 augustus 2014 [2] bevat artikel 6.5, derde lid, van het Besluit omgevingsrecht (Bor) geen vereisten voor de aanwijzing van categorieën van gevallen waarin een vvgb niet is vereist en houdt het evenmin een beperking in voor de categorieën die opgenomen kunnen worden in de aanwijzing. Dit betekent evenwel niet dat die categorieën ook op een zodanige wijze mogen worden geformuleerd dat aan de aanwijzing geen of nauwelijks nog onderscheidende betekenis valt toe te kennen. Een dergelijke aanwijzing voldoet niet aan de daaraan uit een oogpunt van rechtszekerheid te stellen eisen en maakt bovendien de in artikel 6.5, eerste lid, van het Bor neergelegde hoofdregel zinledig.
4.3
De rechtbank ziet in de aanwijzing van de raad van 30 mei 2016 geen limitatieve opsomming van beleidsterreinen, omdat de aanduiding van ‘ruimtelijke’ beleidsdocumenten tussen haakjes is geplaatst. Ook als het initiatief past binnen beleid dat geen ruimtelijk beleid is, is dus geen vvgb vereist. De rechtbank is van oordeel dat aan de aanwijzing van categorieën van 30 mei 2016 voldoende onderscheidende betekenis valt toe te kennen. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de gemeenteraad zelf beleid vaststelt, dan wel dat verweerder aan de gemeenteraad verantwoording is verschuldigd voor het vaststellen van beleid. Het gevolg van deze wijze van aanwijzen is overigens dat, als het initiatief niet past binnen het gemeentelijke beleid, direct een vvgb is vereist.
Het gebruik van de woorden ‘vastgesteld beleid’ wil volgens de rechtbank niet zeggen dat een vvgb is vereist als er ten tijde van de aanvraag van de omgevingsvergunning geen beleid is. Gelet op de tekst van artikel 2.27, eerste lid, van de Wabo moet wel sprake zijn van vastgesteld beleid ten tijde van de verlening van de omgevingsvergunning.
In dit geval heeft de gemeenteraad, na de aanvraag, maar voor het verlenen van de omgevingsvergunning, de Visie vastgesteld. De rechtbank merkt de Visie aan als vastgesteld beleid. In de overwegingen 6.1 tot en met 8.4 komt de rechtbank tot het oordeel dat het project binnen de Visie past. Daaruit volgt dat verweerder terecht geen vvgb heeft gevraagd aan de gemeenteraad.
Hoe beoordeelt de rechtbank deze zaak?
5.1
Volgens eisers is het beoogde zonneveld in strijd met het gemeentelijke beleid (de Visie en Structuurvisie Best 2030) en in strijd met de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant (IOV). Het zonneveld komt op de meest onlogische plaats in Best, in het open buitengebied, aan de toegangspoort tot het natuurgebied Groene Woud. Zij noemen ook nog enkele specifieke nadelige gevolgen van het zonneveld. Hun woning zal in waarde dalen, de woonomgeving gaat achteruit en zij zijn bang voor hun gezondheid en die van hun paarden. Zij vrezen specifieke hinder (lichtschittering) en zijn bang voor verstoring van de aanwezige flora en fauna.
5.2
De rechtbank zal hieronder uitleggen hoe zij deze beroepsgronden beoordeelt. Verweerder kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bestemmingsplan zolang dit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening (gelet op artikel 2.12, eerste lid, van de Wabo). De rechtbank onderzoekt of verweerder bij gebruikmaking van deze bevoegdheid alle ruimtelijk relevante aspecten in kaart heeft gebracht en die heeft meegewogen. Verweerder kan afwijken van het bestemmingsplan maar is hiertoe niet verplicht. Verweerder zal bij deze keuze alle belangen moeten meewegen en moeten kijken of bij de verlening van de omgevingsvergunning de belangen van derden zoals eisers niet onevenredig worden geschaad. Hierbij kan verweerder onder meer nagaan of door alternatieven of door aanvullende maatregelen of voorschriften een voldoende evenwicht wordt bereikt. Verweerder zal hierbij onder meer moeten bezien of het projectgebied de juiste plek is voor een zonneveld.
6.1
Eisers voeren aan dat verweerder te gemakkelijk voorbijgaat aan de mogelijkheden voor plaatsing van gebouwgebonden of grondgebonden zonnepanelen (panelen op daken of binnen stedelijk gebied). Dit is volgens eisers in strijd met de Visie en in strijd met artikel 3.41, eerste lid onder a, van de IOV.
6.2
Verweerder is van mening dat hij dit wel heeft onderzocht. Op basis van gericht onderzoek en in de Visie is al aangegeven dat er niet genoeg daken in Best beschikbaar zijn om te voorzien in de energiebehoefte. Ook zijn er te weinig gronden in of aansluitend bij stedelijk gebied. Het projectgebied ligt in het oranje overig agrarisch-recreatief afweegbaar gebied.
6.3
De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de stelling van verweerder en in de Visie dat er te weinig daken en gronden in stedelijk gebied beschikbaar zijn om te voorzien in de behoefte aan duurzame energie. Met de verwijzing naar de Visie en de daaraan ten grondslag liggende onderzoeken heeft verweerder ook voldoende onderbouwd dat wordt voldaan aan artikel 3.41, eerste lid onder a, van de IOV.
7.1
Eisers stellen dat het projectgebied niet voldoet aan de criteria voor ‘kansrijk voor opwekking van duurzame energie in het buitengebied’ als bedoeld in paragraaf 5.3 van de Visie.
7.2
Verweerder heeft de aanvraag aangehouden omdat hij eerst beleid wilde formuleren over zonnevelden. De aanvraag is aangehouden totdat de Visie werd vastgesteld door de gemeenteraad. Ter zitting heeft verweerder meer uitgelegd over de Visie. De Visie beoogt de kansen, mogelijkheden en voorwaarden voor duurzame energie in het buitengebied inzichtelijk te maken en biedt daarbij handvatten en spelregels. De Visie is tot stand gekomen naast de nota voor uitgangspunten ten behoeve van het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Best. In de Visie zijn de verschillende provinciale, regionale en gemeentelijke beleidskaders naast elkaar gezet. Vervolgens zijn de uitgangspunten voor (onder meer) zonnevelden geformuleerd. Hierbij is een aantal gebieden uitgezonderd (rood) of aangemerkt als kansrijk (groen). Het grootste deel van het gebied is als oranje aangemerkt, wat betekent dat een afweging moet worden gemaakt. Deze benadering is uiteindelijk vertaald in een analyse (bijlage 2 bij deze uitspraak). De afweging wordt gemaakt door middel van een model waarbij voor bepaalde eigenschappen punten kunnen worden gescoord. Voor een zonneveld in het oranje gebied zullen minimaal 10 punten moeten worden gescoord. Verweerder neemt ook deel aan de regionale energiestrategie (de RES) maar geeft voorrang aan de Visie bij strijd met de RES.
7.3
De rechtbank vindt de Visie een goed voorbeeld van de lagenbenadering als bedoeld in artikel 3.7 van de IOV. De onderbouwing (puntenscore) op basis van de Visie geeft een inzichtelijke belangenafweging en de ruimtelijk relevante aspecten spelen een belangrijke rol bij de beoordeling van de ruimtelijke aanvaardbaarheid van het project.
7.4
De rechtbank stelt vast dat het projectgebied ligt in afweegbaar (oranje) gebied als bedoeld in paragraaf 5.4 van de Visie. Verweerder hoeft niet te onderbouwen dat alle kansrijke (groene) gebieden in het buitengebied zijn benut voordat medewerking kan worden verleend aan een initiatief in afweegbaar (oranje) gebied. Dit volgt niet uit de Visie. Dit betoog slaagt niet.
8.1
Ter zitting hebben eisers vraagtekens gezet bij de score van het initiatief conform de Visie. Sommige aspecten scoren twee keer en andere aspecten zouden geen rol moeten spelen.
8.2
Verweerder heeft de aanvraag voor de omgevingsvergunning getoetst aan het in de Visie in de vorm van een scoremodel opgenomen toetsingskader. Hierin komen zowel ruimtelijk relevante aspecten aan de orde als elementen die meer thuis horen in de belangenafweging, zoals bijvoorbeeld de mogelijkheid om punten te scoren voor het verbeteren van de arbeidsomstandigheden in de landen waarin de zonnepanelen worden geproduceerd of voor procesparticipatie of educatie.
8.3
Daargelaten dat eisers dit erg laat naar voren hebben gebracht, overweegt de rechtbank het volgende. Het door verweerder geformuleerde toetsingskader speelt een rol bij zowel de beoordeling van de ruimtelijke aanvaardbaarheid als de belangenafweging. Het project moet ruimtelijk aanvaardbaar zijn en niet onevenredig zijn. Verweerder heeft dit tegelijkertijd kunnen beoordelen. Het hanteren van dit toetsingskader is niet onredelijk. De rechtbank plaatst hierbij wel de kanttekening dat in het toetsingskader in de Visie weinig ruimte is voor de bijzondere belangen van omwonenden zoals eisers. Ook al scoort het initiatief voldoende punten, dan wil dat dus nog niet zeggen dat daarmee het initiatief niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en dat de belangenafweging niet onevenredig is.
8.4
In hetgeen eisers hebben aangevoerd ziet de rechtbank geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de score onjuist is. Dat er veel zienswijzen zijn ingediend tegen het initiatief wil niet zeggen dat er geen procesparticipatie heeft plaatsgevonden. Het dempen van sloten kan meer doelen dienen en deze maatregel kan dus op meer onderdelen punten scoren.
Hierna zal de rechtbank ook nog ingaan op het bestaan van maatschappelijke meerwaarde. De rechtbank is van oordeel dat verweerder op juiste wijze toepassing heeft gegeven aan het toetsingskader. Het initiatief is niet in strijd met de Visie.
9.1
Eisers voeren verder aan dat het project in strijd is met de gemeentelijke Structuurvisie 2030 (Structuurvisie). Hierin is onder meer opgenomen dat de gemeente het open karakter van gebied ten oosten van de A2 wil behouden en dat de gemeente daar kansen ziet voor ontwikkeling van landbouw en recreatie.
9.2
Volgens verweerder wordt in de Structuurvisie ook aandacht besteed aan duurzaamheid. Het buitengebied van Best is ook geschikt voor grootschalige projecten zolang bodem- en flora- en faunawaarden zijn geborgd. In de ruimtelijke onderbouwing is beschreven dat dit is gebeurd. Ter zitting heeft verweerder nog benadrukt dat de Structuurvisie mede ten grondslag ligt aan de lagenbenadering in de Visie.
9.3
In het citaat van eisers uit de Structuurvisie ziet de rechtbank geen verbod op andere ontwikkelingen dan landbouw of recreatie. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de Structuurvisie inderdaad wordt genoemd in paragraaf 2.5.2 van de Visie. Hierin is aangegeven dat de Structuurvisie ook uitgaat van een lagenbenadering en dat bij de afweging van mogelijkheden voor duurzame energie in het buitengebied van Best rekening is gehouden met de (waarden van de) verschillende lagen. De Structuurvisie is dus niet in strijd met de Visie. Het initiatief is niet uitgesloten in de Structuurvisie. Dit zou anders zijn als het initiatief zou plaatsvinden in een (rood) gebied met geen of beperkte mogelijkheden voor opwekking van duurzame energie, maar dat is niet het geval.
10.1
Eisers betwisten dat het project een maatschappelijke meerwaarde heeft. In dat kader hebben eisers gesteld dat niet wordt voldaan aan de eis in de Visie van 50% lokaal eigendom.
10.2
Volgens verweerder heeft het project wel maatschappelijke meerwaarde door meer onderdelen. Er vindt onder meer educatie plaats door (in de landschappelijke inpassing) doorkijkjes te geven op het zonneveld. Er is sprake van dubbelgebruik omdat een van de initiatiefnemers schapen of kangoeroes wil houden op het zonneveld (onder de panelen). Verder wordt meer dan de helft van de opbrengst van het zonneveld lokaal aangewend, onder meer voor Best ZOO en voor laadpalen op het parkeerterrein bij de natuurpoort. Verder wordt een bijdrage van ongeveer € 40.000,00 gestort in het gemeentelijk landschapsfonds.
10.3
Vergunninghoudster heeft op zitting gesteld dat de bijdrage al is betaald. De heer [naam] heeft aangegeven dat hij kangoeroes gaat houden op het zonneveld.
10.4
In artikel 3.41, tweede lid van de IOV is bepaald dat de maatschappelijke meerwaarde wordt onderbouwd vanuit de volgende criteria:
a. de mate van meervoudig ruimtegebruik;
b. de maatregelen die getroffen worden om de impact op de omgeving te beperken;
c. de bijdrage die wordt geleverd aan andere maatschappelijke doelen.
10.5
In paragraaf 4.1.5 van de Visie wordt als aanvullende eis gesteld dat bij het te ontwikkelen project minimaal 50% lokaal eigendom wordt gerealiseerd.
10.6
De rechtbank stelt vast dat meervoudig ruimtegebruik door de hogere opstelling van de panelen mogelijk wordt gemaakt. Bovendien is sprake van een bijdrage aan het landschapsfonds en wordt een groot deel van de opbrengst lokaal aangewend (voor Best ZOO en de laadpalen op de parkeerplaats bij de natuurpoort). Daarmee wordt naar het oordeel van de rechtbank voldaan aan de voorwaarde van maatschappelijke meerwaarde in artikel 3.41, eerste lid onder d, van de IOV. Ook wordt voldaan aan de eis van meer dan 50% lokaal eigendom. Het bestreden besluit is op dit onderdeel niet in strijd met de IOV of de Visie.
11.1
Eisers vragen zich af of de ontwikkeling is afgestemd met omliggende gemeenten en de netwerkbeheerder, ook omdat er geen ruimte meer is op het stroomnet in Brabant.
11.2
Verweerder verwijst hiertoe naar de RES. Het initiatief past ook hierin.
11.3
Vergunninghoudster stelt dat al een overeenkomst is gesloten met de netbeheerder.
11.4
De rechtbank gaat ervan uit dat er een overeenkomst is gesloten met de netbeheerder. Daarmee is voldaan aan artikel 3.41, eerste lid onder e, van de IOV. In het midden kan blijven of alleen al met de verwijzing naar de RES aan dat artikel wordt voldaan.
12.1
Eisers vrezen dat door de aanleg van het zonneveld hun woning in waarde zal dalen.
12.2
Vergunninghoudster wijst erop dat eisers de woning hebben gekocht van een van de initiatiefnemers.
12.3
Gesteld dat eisers ten tijde van de aankoop wisten dat er mogelijk een zonneveld achter hun woning zou komen, dan is het maar de vraag of eisers voor een tegemoetkoming in planschade in aanmerking komen omdat de ontwikkeling mogelijk voorzienbaar was. De rechtbank geeft hierover in deze uitspraak geen oordeel. Evenmin kan de rechtbank oordelen over de vraag of eisers een verkeerde voorstelling van zaken hebben gehad bij aankoop en waardoor dit dan is veroorzaakt. De rechtbank ziet in de vrees van eisers echter geen reden om aan te nemen dat verweerder de omgevingsvergunning niet in redelijkheid heeft kunnen verlenen.
13.1
Eisers vrezen voor hinderlijke lichtschittering door de panelen.
13.2
Volgens verweerder wordt dat voorkomen door de landschappelijke inpassing en door de plaatsing van de panelen (gericht naar het oosten en westen en niet naar het noorden).
13.3
De rechtbank stelt vast dat in het bestreden besluit is vastgelegd dat de panelen worden gericht naar het westen en het oosten en in ieder geval niet naar het noorden richting de woning van eisers. Daarmee wordt weerkaatsing beperkt. Enige weerkaatsing zal ook nog worden belemmerd door de landschappelijke inpassing. Alleen al daarom acht de rechtbank het onwaarschijnlijk dat eisers onaanvaardbare lichthinder door weerkaatsing van de panelen zullen ondervinden.
14.1
Eisers vrezen voor gezondheidsschade door de elektromagnetische velden bij de zonnepanelen bij hun gezin en hun paarden.
14.2
Verweerder bevestigt dat extreem laagfrequente elektromagnetische straling zal vrijkomen bij de omvormers en de transformatoren van het zonneveld. Deze veldsterkte zal lager zijn dan de door de overheid uit voorzorg gehanteerde ondergrens van 0,4 microtesla. Deze grens zal liggen op ongeveer 6 meter uit het feitelijke zonneveld binnen de landschappelijke inpassing.
14.3
De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht heeft aangenomen dat er geen risico bestaat voor schade voor de gezondheid van eisers. De woning ligt op ruime afstand van het zonneveld. Eisers hebben niet onderbouwd dat hun paarden gezondheidsschade kunnen ondervinden van het zonneveld. Zij hebben niet verwezen naar voorbeelden van andere gevallen waarin schade voor de gezondheid is ontstaan. Dit betoog slaagt niet.
15.1
Eisers vrezen voor de aantasting van hun omgeving. Zij hebben nu vrij uitzicht over grasland en zij willen geen uitzicht hebben over het zonneveld waar op twee en halve meter hoogte zonnepanelen worden gebouwd. Zij hebben bedenkingen bij de landschappelijke inpassing en betwijfelen of deze wel op tijd zal zijn aangelegd.
15.2
Verweerder verwijst naar het landschappelijk inpassingsplan bij de aanvraag. Er wordt een bloemrijke paardenweide aangelegd en er wordt gemengd struweel geplant dat volgens verweerder het zonneveld afschermt.
15.3
Vergunninghoudster is voornemens dezelfde landschappelijke inpassing te realiseren als bij een ander zonneveld in Best. Er is al begonnen met de aanplant aan de zuidzijde.
15.4
In het bestreden besluit is de volgende voorwaarde opgenomen: “De landschappelijke inpassing, overeenkomstig de bij dit besluit behorende gewaarmerkte documenten dient uiterlijk binnen het eerste plantseizoen (14 oktober tot en met 30 april) te zijn voltooid nadat het zonnepark volledig gerealiseerd is. Indien voornoemde voltooiing tijdens het plantseizoen plaatsvindt, dan dient de Landschappelijke Inpassing in het eerst daaropvolgende plantseizoen volledig gerealiseerd te zijn.” Daarnaast is bepaald dat deze inpassing in stand moet worden gehouden gedurende de looptijd van de vergunning.
15.5
De rechtbank kan uit de bijlagen bij het bestreden besluit niet opmaken uit welke soorten het gemengd struweel bestaat. De rechtbank kan daarom niet uitsluiten dat eisers in de winterperiode het zonneveld kunnen zien, als bladverliezend struweel wordt gepland. Ook is niet duidelijk hoe hoog de inpassing zal worden. De bloemrijke paardenweide zal het zicht van eisers in de winter niet beperken. In het bestreden besluit is onvoldoende geborgd dat het te planten gemengd struweel het zonneveld zal afschermen. Dat is niet juist, nu die afscherming kennelijk wel onderdeel uitmaakt van de belangenafweging van verweerder. Daarnaast sluit de huidige redactie van voorschrift 4 in bijlage 4 bij het bestreden besluit niet uit dat bij niet-volledige realisatie van het zonneveld (bijvoorbeeld als één paneel niet wordt aangebracht) vergunninghoudster de landschappelijke inpassing niet volledig hoeft aan te brengen. Het is daarom beter om aan te sluiten bij de ingebruikname van het zonneveld in plaats van bij de volledige realisatie.
15.6
Als de landschappelijke inpassing het zonneveld voor eisers volledig afschermt, dan is de rechtbank wel van oordeel dat verweerder heeft kunnen stellen dat de aanleg van het zonneveld voor eisers niet onevenredig is in verhouding tot de met de aanleg te dienen doelen. De rechtbank zal voorschrift 4 in bijlage 4 van het bestreden besluit daarom op dit onderdeel aanvullen. Ook zal de rechtbank bepalen dat de landschappelijke inpassing (aan de zijde van eisers) uiterlijk moet zijn aangebracht in het eerste plantseizoen na ingebruikname van het zonneveld.
16.1
Eisers vragen zich af waarom niet is gekozen voor een zonneveld boven de naast- gelegen parkeerplaats.
16.2
Verweerder heeft aangegeven dat door de aanleg van het zonneveld en de landschappelijke inpassing een geleidelijke landschappelijke overgang ontstaat die bijdraagt aan het nabijgelegen natuurgebied.
16.3
Vergunninghoudster heeft aangegeven dat er te weinig oppervlakte beschikbaar is binnen de bebouwing van Best ZOO om te voorzien in de lokale behoefte aan elektriciteit van Best ZOO. Bij de aanleg van de parkeerplaats is bedongen dat er groen blijvende parkeerplaatsen moeten komen en dat lukt niet met zonnepanelen boven de parkeerplaatsen.
16.4
De rechtbank gaat ervan uit dat er te weinig oppervlakte beschikbaar is binnen de bebouwing van Best ZOO om te voorzien in de lokale behoefte aan elektriciteit van Best ZOO. Eisers hebben dit niet weersproken. Bovendien heeft Best ZOO ook onweersproken gesteld dat zij pas kan gaan beginnen met de uitbreiding als het zonneveld er is. Als Best ZOO voldoende mogelijkheden zou hebben om te voorzien in de eigen behoefte aan elektriciteit, zou Best ZOO niet hoeven te wachten. Eisers hebben ook niet voldoende betwist dat de parkeerplaatsen aan de zuidoostzijde van de projectlocatie niet geschikt zijn, zodat dit geen alternatief is. Verweerder heeft in het kader van de belangenafweging voldoende onderbouwd dat er geen betere alternatieven in de directe omgeving zijn.
17.1
Eisers vrezen dat de aanleg van het zonneveld de ter plaatse aanwezige flora en fauna zal verstoren. Er zitten nu in de nabije omgeving onder meer buizerds, ooievaars en reeën.
17.2
Verweerder verwijst naar de uitgevoerde Quickscan Flora en fauna. Hierin is een beoordeling gemaakt van de effecten van het zonneveld. Verweerder wijst er ook op dat het projectgebied nu een intensief bemest weiland en een maïsakker omvat en dat dit geen geschikt leefgebied is voor beschermde dier- en plantensoorten.
17.3
Waar het hier om gaat is of in het projectgebied dan wel door de aanleg en het gebruik van het zonneveld beschermde diersoorten of planten worden vernield of verstoord. De rechtbank twijfelt er niet aan dat eisers beschermde soorten hebben gezien, maar dat is onvoldoende. Eisers hebben het huidige gebruik van het projectgebied niet betwist. Gelet op het gebruik van de gronden als weiland en maïsakker gaat de rechtbank ervan uit dat er geen beschermde flora in het projectgebied voorkomt. Ook acht de rechtbank op basis van de stellingen van eisers onvoldoende aannemelijk dat beschermde soorten zodanig worden verstoord dat hiervoor een ontheffing op basis van hoofdstuk 3 van de Wet natuurbescherming noodzakelijk is en dat die niet zal worden verleend. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat het karakteristieke karakter van het natuurgebied ter plaatse van het projectgebied niet meer aanwezig is. [3] Deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

18.1
De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit bijna helemaal juist is. In het bestreden besluit is alleen onvoldoende geborgd dat door de landschappelijke inpassing het uitzicht van eisers niet onevenredig wordt beperkt.
18.2
Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt voorschrift 4 in bijlage 4 van het bestreden besluit. De rechtbank neemt met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht nu zelf een beslissing en formuleert voorschrift 4 in bijlage 4 van het bestreden besluit als volgt:
De landschappelijke inpassing, overeenkomstig de bij dit besluit behorende gewaarmerkte
documenten (Noot: bijlage Al van de ruimtelijke onderbouwing) (de Landschappelijke Inpassing), dient uiterlijk binnen het eerste plantseizoen (14 oktober tot en met 30 april) na ingebruikname van het zonnepark volledig te zijn gerealiseerd. De landschappelijke inpassing aan de noordzijde van het zonnepark dient zodanig te worden uitgevoerd dat er gedurende het hele jaar geen zicht is vanuit de woning [adres] op de zonnepanelen en installaties in het zonneveld.
Ter toelichting wijst de rechtbank erop dat het voorschrift voorrang heeft boven de bijlagen in het bestreden besluit. De rechtbank zal bepalen dat dit voorschrift in de plaats treedt van het vernietigde voorschrift 4 in bijlage 4 van het bestreden besluit.
18.3
Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eisers vergoeden en krijgen eisers ook een vergoeding voor hun proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.518,00 omdat de gemachtigde van eisers een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt voorwaarde 4 in bijlage 4 van het bestreden besluit;
  • bepaalt dat voorwaarde 4 in bijlage 4 van het bestreden besluit als volgt komt te luiden:

De landschappelijke inpassing, overeenkomstig de bij dit besluit behorende gewaarmerkte documenten (Noot: bijlage Al van de ruimtelijke onderbouwing) (de Landschappelijke Inpassing), dient uiterlijk binnen het eerste plantseizoen (14 oktober tot en met 30 april) na ingebruikname van het zonnepark volledig te zijn gerealiseerd. De landschappelijke inpassing aan de noordzijde van het zonnepark dient zodanig te worden uitgevoerd dat er gedurende het hele jaar geen zicht is vanuit de woning [adres] op de zonnepanelen en installaties in het zonneveld.

  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde gedeelte van het besluit;
  • bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 181,00 aan eisers moet vergoeden;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.518,00 aan proceskosten aan eisers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.H.M Verhoeven, voorzitter, en mr. D.J. Hutten en mr. J.H.G van den Broek, leden, in aanwezigheid van mr. M.P.C. Moers - Anssems, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 augustus 2022.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
Op het hoger beroep tegen deze uitspraak is de Crisis- en herstelwet van toepassing. Dit betekent dat in het beroepschrift de gronden van hoger beroep kenbaar moeten worden gemaakt. Op grond van artikel 1.6a van de Crisis- en herstelwet kunnen na de genoemde termijn van zes weken geen gronden meer worden ingediend.
Bijlage 1

Artikel 3.41 Zonne-parken in Landelijk gebied (IOV)

Lid 1 Binnen Landelijk gebied is nieuwvestiging mogelijk van zelfstandige opstellingen van zonnepanelen om te kunnen voldoen aan de doelstellingen voor het opwekken van duurzame energie als:
a. uit onderzoek blijkt dat de capaciteit voor het opwekken van duurzame energie in Stedelijk gebied, op bestaande bouwpercelen en rekening houdend met de ontwikkelingsmogelijkheden van windenergie onvoldoende is;
b. de nieuwvestiging past in het onderzoek naar geschikte locaties voor zelfstandige opstellingen van zonnepanelen, gelet op zorgvuldig ruimtegebruik en omgevingskwaliteit;
c. de ontwikkeling qua omvang inpasbaar is in de omgeving;
d. de ontwikkeling een maatschappelijke meerwaarde geeft;
e. de ontwikkeling op regionaal niveau is afgestemd met omliggende gemeenten en de netwerkbeheerder, gelet op de ontwikkeling van overige duurzame energie initiatieven in de omgeving.
Lid 2 De maatschappelijke meerwaarde wordt onderbouwd vanuit de volgende criteria:
a. de mate van meervoudig ruimtegebruik;
b. de maatregelen die getroffen worden om de impact op de omgeving te beperken;
c. de bijdrage die wordt geleverd aan andere maatschappelijke doelen.
Lid 3 Er kan uitsluitend toepassing gegeven worden aan het eerste lid met een omgevingsvergunning waarbij door toepassing te geven aan artikel 2.12, eerste lid, onderdeel a, onder 2 of 3, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt afgeweken van een bestemmingsplan, waarbij aan de omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:
a. de omgevingsvergunning geldt voor een bepaalde termijn, die ten hoogste 25 jaar bedraagt;
b. na het verstrijken van de termijn wordt de vóór de verlening van de omgevingsvergunning bestaande toestand hersteld en wordt de opstelling voor zonne-energie verwijderd;
c. voor het gestelde onder b. wordt financiële zekerheid gesteld.

Artikel 3.9 Kwaliteitsverbetering landschap (IOV)

Lid 1 Een bestemmingsplan dat een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt in Landelijk Gebied bepaalt dat die ruimtelijke ontwikkeling gepaard gaat met een fysieke verbetering van de landschappelijke kwaliteit van het gebied of de omgeving.
Lid 2 Het bestemmingsplan motiveert dat de verbetering past binnen de gewenste ontwikkeling van het gebied én op welke wijze de uitvoering is geborgd door dat:
a. dit financieel, juridisch en feitelijk is geborgd in het plan; of
b. de afspraken uit het regionaal overleg, bedoeld in afdeling 5.4 Regionaal samenwerken, worden nagekomen.
Lid 3 Een verbetering van de landschappelijke kwaliteit kan mede de volgende aspecten omvatten:
a. de op grond van deze verordening verplichte landschappelijke inpassing;
b. het toevoegen, versterken of herstellen van landschapselementen die een bijdrage leveren aan de versterking van de landschapsstructuur of de relatie stad-land;
c. het behoud of herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing of terreinen;
d. het wegnemen van verharding;
e. het slopen van bebouwing;
f. de realisering van het Natuur Netwerk Brabant en ecologische verbindingszones;
g. het aanleggen van extensieve recreatieve mogelijkheden.
Lid 4 Ingeval er toepassing wordt gegeven aan het tweede lid onder b geldt dat een passende financiële bijdrage in een landschapsfonds is verzekerd én over de besteding van dat fonds periodiek verslag wordt gedaan in het regionaal overleg, bedoeld in afdeling 5.4 Regionaal samenwerken.

Bijlage 2

Voetnoten

3.Zie par. 2.1 en blz. 37 van de ruimtelijke onderbouwing.