In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 1 februari 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met zijn vader betrokken was bij de productie en verkoop van MDMA. De verdachte werd beschuldigd van het voorbereiden, bewerken en verwerken van MDMA, met een totale hoeveelheid van ongeveer 105 kilogram. De rechtbank verwierp de door de verdediging ingebrachte 'EncroChat-verweren', die stelden dat de verkregen data onrechtmatig waren en niet als bewijs mochten worden gebruikt. De rechtbank oordeelde dat de interceptie van de EncroChat-gegevens door de Franse autoriteiten rechtmatig was en dat de Nederlandse rechter niet bevoegd was om de rechtmatigheid van het Franse onderzoek te toetsen. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de betrokkenheid van de verdachte en de impact van synthetische drugs op de volksgezondheid. De rechtbank verklaarde ook een in beslag genomen geldbedrag van € 700,00 verbeurd, aangezien dit vermoedelijk uit de opbrengsten van de strafbare feiten was verkregen.