ECLI:NL:RBOBR:2022:1996

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
19 mei 2022
Publicatiedatum
19 mei 2022
Zaaknummer
9397914 \ CV EXPL 21-3917
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervallenverklaring van eerder gewezen vonnis wegens niet-bekendheid met ingediend wrakingsverzoek

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, is op 19 mei 2022 een vonnis gewezen dat betrekking heeft op de vervallenverklaring van een eerder vonnis van 28 april 2022. De zaak betreft een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. P.L.M.F. Roosendaal, en de commanditaire vennootschap Chinchilla, alsook een tweede gedaagde. Tijdens de mondelinge behandeling op 31 maart 2022 heeft de rechter bepaald dat het vonnis op 28 april 2022 zou worden gewezen. Echter, op dezelfde dag heeft de tweede gedaagde een wrakingsverzoek ingediend, wat niet bekend was bij de rechter of de griffie op het moment van het wijzen van het vonnis. Dit is in strijd met artikel 37 lid 5 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat vereist dat de zaak geschorst wordt na indiening van een wrakingsverzoek. Hierdoor is het vonnis van 28 april 2022 ten onrechte gewezen, wat heeft geleid tot de beslissing om dit vonnis te vervallen te verklaren. De zaak is geschorst en zal worden aangehouden totdat de wrakingskamer op het wrakingsverzoek heeft beslist.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: 9397914 \ CV EXPL 21-3917
Vonnis van 19 mei 2022, strekkend tot het vervallen verklaren van het tussen partijen gewezen vonnis van 28 april 2022
in de zaak van:
[eiser] ,
wonende te [woonplaats] ( [land] ),
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
gemachtigde: mr. P.L.M.F. Roosendaal.
tegen:

1.de commanditaire vennootschap Chinchilla,

gevestigd te Oss,
2. [gedaagde sub 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna “ [eiser] ” en “ [gedaagde sub 2] .” genoemd.

1.Grond voor de vervallenverklaring

Op 31 maart 2022 heeft in deze zaak een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Tot slot van de mondelinge behandeling heeft de rechter bepaald dat op 28 april 2022 vonnis zal worden gewezen.
Na afloop van de mondelinge behandeling, eveneens op 31 maart 2022, heeft [gedaagde sub 2] . een verzoek tot wraking van de kantonrechter afgegeven bij de Centrale Informatiebalie van het Paleis van Justitie en aldus een wrakingsverzoek in deze zaak ingediend. Dit verzoek is tijdig ingediend.
Op grond van artikel 37 lid 5 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering had de zaak aanstonds na indiening van het wrakingsverzoek moeten worden geschorst en moeten worden aangehouden totdat op het wrakingsverzoek is beslist. Dat is ten onrechte niet gebeurd. Omdat noch de kantonrechter, noch de griffie van Team Civiel van de rechtbank, noch de wrakingskamer op 28 april 2022 bekend waren met het ingediende wrakingsverzoek, is op die datum vonnis in deze zaak gewezen (terwijl nog niet op het wrakingsverzoek was beslist).
Vanwege deze tekortkoming moet het tussen partijen gewezen vonnis van 28 april 2022 vervallen. (Zie ook HR 29 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:450)
De zaak is geschorst en wordt aangehouden totdat de wrakingskamer op het wrakingsverzoek heeft beslist.

2.De beslissing

De kantonrechter:
verklaart het tussen partijen onder bovengenoemd zaaknummer gewezen vonnis van 28 april 2022 vervallen;
houdt de zaak aan totdat op het wrakingsverzoek is beslist.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Wiggers, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 19 mei 2022.