ECLI:NL:RBOBR:2022:1995

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
18 mei 2022
Publicatiedatum
19 mei 2022
Zaaknummer
C/01/376278 / HA ZA 21-775
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Collectieve vordering van vakbonden over voortzetting van de deelneming aan het pensioenfonds na overgang van onderneming

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, hebben de vakbonden FNV en CNV een collectieve vordering ingesteld tegen XPO Supply Chain Netherlands III B.V. De vordering betreft de voortzetting van het deelnemerschap van werknemers aan het Pensioenfonds Vervoer na de overgang van onderneming op 1 juli 2019. De rechtbank heeft in dit tussenvonnis de ontvankelijkheid van de Bonden beoordeeld aan de hand van de relevante artikelen uit het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en het Burgerlijk Wetboek (BW). De rechtbank concludeert dat de Bonden ontvankelijk zijn in hun vorderingen en wijst hen aan als exclusieve belangenbehartigers. De rechtbank behandelt verschillende voorvragen, waaronder de ontvankelijkheidseisen en de aanwijzing van een exclusieve belangenbehartiger. De rechtbank oordeelt dat de collectieve vordering efficiënter en effectiever is dan individuele vorderingen, gezien het aantal betrokken werknemers en de gemeenschappelijke belangen. De rechtbank stelt ook dat de Bonden voldoende representatief zijn om de belangen van de werknemers te behartigen. De uitspraak bevat verder bepalingen over de communicatie naar de betrokken werknemers en de termijn voor het beproeven van een schikking.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats Eindhoven
zaaknummer / rolnummer: C/01/376278 / HA ZA 21-775
Vonnis van 18 mei 2022
in de zaak van
1. de vereniging
FEDERATIE NEDERLANDSE VAKBEWEGING,
2. de vereniging
CNV VAKMENSEN,
beide gevestigd te Utrecht,
eiseressen,
advocaat mr. M.H.D. Vergouwen te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
XPO SUPPLY CHAIN NETHERLANDS III B.V.,
gevestigd te Eindhoven,
gedaagde,
advocaat mr. R.J.C. Brouwer te Venlo.
Partijen zullen hierna FNV en CNV (en gezamenlijk ook: de Bonden) en XPO III genoemd worden.

1.Inleiding

1.1.
Deze zaak betreft een collectieve vordering als bedoeld in artikel 3:305a van het Burgerlijk Wetboek (BW). Voordat deze vordering inhoudelijk kan worden behandeld, dienen eerst enkele voorvragen aan de orde te komen, genoemd in de artikelen 1018c t/m 1018g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
1.2.
In dit tussenvonnis zal eerst de ontvankelijkheid van de Bonden worden beoordeeld aan de hand van het bepaalde in artikel 1018c lid 5, sub a t/m c Rv (5.1 t/m 5.15). Vervolgens zal de rechtbank toetsen of is voldaan aan de eisen die aan de dagvaarding worden gesteld in artikel 1018c lid 1 Rv (5.16 t/m 5.22). Als derde komt aan de orde de aanwijzing van de exclusieve belangenbehartiger als bedoeld in artikel 1018 e Rv (5.23 t/m 5.32). Als vierde zal de rechtbank ingaan op de voorschriften in verband met ‘opt out’ en ‘opt in’ (5.33 t/m 5.42). Als laatste zal de termijnstelling van artikel 1018g Rv aan de orde komen (5.43 t/m 5.45).

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 8 december 2021 en de daarin genoemde stukken,
  • de conclusie van antwoord van XPO III.
2.2.
In haar conclusie van antwoord heeft XPO III verweren gevoerd die betrekking hebben op het bepaalde in artikel 1018c lid 5 sub a t/m c Rv, en bepleit dat de Bonden niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun collectieve vordering. XPO III heeft ook inhoudelijk verweer gevoerd tegen de vordering van de Bonden.
2.3.
Vervolgens heeft de rechtbank bepaald dat vonnis zal worden gewezen, te weten over de onderwerpen vermeld in de artikelen 1018c lid 5 en 1018e Rv.

3.De collectieve vordering

3.1.
De Bonden vorderen dat de rechtbank bij vonnis,
primairvoor recht verklaart dat XPO III misbruik van haar wettelijke bevoegdheid heeft gemaakt, althans niet als goed werkgever, althans onrechtmatig heeft gehandeld door voor de bij haar op 1 juli 2019 in dienst getreden werknemers niet het deelnemerschap bij het Pensioenfonds Vervoer voort te zetten, zodat het bepaalde in artikel 7:664 lid 1 sub a BW in dezen buiten toepassing dient te worden gelaten,
subsidiairvoor recht verklaart dat XPO III rechtens naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid geen beroep toekomt op het bepaalde in artikel 7:664 lid 1 sub a BW, zodat het bepaalde in artikel 7:664 lid 1 sub a BW bij de overgang van onderneming op 1 juli 2019 buiten toepassing dient te worden gelaten,
meer subsidiairvoor recht verklaart dat XPO III voor 1 juli 2019 geen aanbod heeft gedaan als bedoeld in artikel 7:664 lid 1 sub a BW, zodat het bepaalde in artikel 7:664 lid 1 sub a BW bij de overgang van onderneming op 1juli 2019 buiten toepassing dient te worden gelaten.
3.2.
Verder vorderen de Bonden dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, XPO III beveelt om binnen 30 dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis het Pensioenfonds Vervoer te verzoeken om haar werknemers met terugwerkende kracht tot 1 juli 2019 tegen de gangbare premies en met toepassing van de gebruikelijke reglementen en voorwaarden als deelnemer bij het Pensioenfonds Vervoer te aanvaarden op straffe van een dwangsom van € 10.000,- per dag voor iedere dag die XPO III in gebreke blijft om aan dit bevel te voldoen, en veroordeling van XPO III in de kosten van deze procedure.
3.3.
De Bonden leggen aan hun vorderingen ten grondslag dat XPO III met invoering van een veel goedkopere pensioenregeling de Wet overgang van onderneming zodanig heeft misbruikt dat haar een beroep op die wet moet worden ontzegd. XPO III heeft volgens de Bonden zonder enig rechtens deugdelijke grond, laat staan noodzaak, een overgang van onderneming geconstrueerd, kennelijk met als enig doel met behulp van de daarvoor geldende wetgeving de pensioenrechten van de onderhavige werknemers aan te tasten. XPO III heeft zich door zo te handelen ook niet als een goed werkgever gedragen, haar rechten en bevoegdheid misbruikt en voorts onrechtmatig, alsmede naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar gehandeld, met aanzienlijk nadeel voor de werknemers die bij haar per 1 juli 2019 in dienst zijn getreden tot gevolg. Dit alles volgens de Bonden.
3.4.
XPO III voert daartegen gemotiveerd verweer. Zij stelt dat de ratio (bedoeling) van de Wet overgang van onderneming (artikelen 7:663 en 664 BW) niet het rechtsbehoud van de pensioenregeling is. Zij betwist dat er sprake is van misbruik van de wet. Zij voert aan dat de kwaliteit van de aangeboden pensioenregeling niet relevant is. Verder is er volgens haar geen sprake van een inferieure pensioenregeling. Daarnaast betwist zij dat zij heeft gehandeld in strijd met goed werkgeverschap, dat er sprake is van een onrechtmatige daad en van handelen in strijd met de redelijkheid en billijkheid.

4.De voor dit tussenvonnis relevante feiten

Bij de beoordeling zal worden uitgegaan van de hieronder weergegeven vaststaande feiten, voor zover voor de onderwerpen genoemd in de inleiding relevant.
4.1.
De Bonden (FNV en CNV) stellen zich statutair ten doel de materiële en immateriële belangen te behartigen van werkenden en niet-werkenden, onder meer door het zo nodig zelfstandig voeren van gerechtelijke procedures ter bescherming van de belangen van leden of groepen daarvan, dan wel ter bescherming van de belangen van werkenden en/of niet-werkenden of groepen van werkenden en/of niet-werkenden in het algemeen, waaronder het voeren van een groepsactie, als bedoeld in artikel 3:305a BW.
4.2.
XPO III maakt onderdeel uit van XPO Logistics, een concern dat wereldwijd actief is op het gebied van transport en logistieke services. XPO III is in december 2018 opgericht. In april 2019 hebben XPO Supply Chain Netherlands BV (hierna ook: XPO I) en XPO Supply Chain Netherlands II BV (hierna ook: XPO II) een aantal activiteiten overgedragen aan XPO III. Bij deze transactie zijn ongeveer 1200 werknemers uit dienst van XPO I en XPO II, en in dienst van XPO III getreden. Deze overgang is aan te merken als een overgang van onderneming zoals bedoeld in artikel 7:662 BW.
4.3.
Van de werknemers in dienst van XPO I en XPO II die als gevolg van de transactie en overgang van onderneming op 1 juli 2019 in dienst zijn getreden bij XPO III, bouwden ongeveer 800 werknemers tot 1 juli 2019 pensioen op bij Pensioenfonds Vervoer. Na hun indiensttreding bij XPO III zijn zij niet meer aangemerkt als deelnemer bij dat pensioenfonds, maar is op hen de pensioenregeling van a.s.r. van toepassing verklaard.

5.De beoordeling van de voorvragen

Ontvankelijkheid

5.1.
Artikel 1018c lid 5 Rv luidt, voor zover hier van belang:
“nhoudelijke behandeling van de collectieve vordering vindt slechts plaats indien en nadat de rechter heeft beslist:
a. dat eiser voldoet aan de ontvankelijkheidseisen van artikel 305a, eerste tot en met derde lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek of dat niet aan deze eisen behoeft te worden voldaan op grond van het zesde lid van dit artikel;
b. dat de eiser voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het voeren van deze collectieve vordering efficiënter en effectiever is dan het instellen van een individuele vordering doordat de te beantwoorden feitelijke en rechtsvragen in voldoende mate gemeenschappelijk zijn, het aantal personen tot bescherming van wier belangen de vordering strekt, voldoende is en, indien de vordering strekt tot schadevergoeding, dat zij alleen dan wel gezamenlijk een voldoende groot financieel belang hebben;
c. dat niet summierlijk van de ondeugdelijkheid van de collectieve vordering blijkt op het moment waarop het geding aanhangig wordt.
(…)”
Is lid 6 van artikel 3:305a BW (verlicht regime) van toepassing ?
5.2.
Met de Bonden is de rechtbank van oordeel dat in dit geding het verlichte regime van artikel 3:305a lid 6 BW van toepassing is. Zij licht dit oordeel als volgt toe.
5.3.
Artikel 3:305a lid 6 BW luidt:
”De rechter kan een rechtspersoon als bedoeld in lid 1, ontvankelijk verklaren, zonder dat aan de vereisten van lid 2, subonderdelen a tot en met e, en lid 5 behoeft te zijn voldaan, wanneer de rechtsvordering wordt ingesteld met een ideëel doel en een zeer beperkt financieel belang of wanneer de aard van de vordering van de rechtspersoon als bedoeld in lid 1 of van de personen tot bescherming van wier belangen de rechtsvordering strekt, daartoe aanleiding geeft. Bij toepassing van dit lid kan de rechtsvordering niet strekken tot schadevergoeding in geld.”
5.4.
In het midden kan blijven of de Bonden met deze procedure een ideëel doel met een zeer beperkt financieel belang nastreven. Uit de tekst van artikel 3:305a lid 6 BW volgt immers dat de wetgever aan de rechter ook de ruimte heeft gegeven om vanwege de aard van de vordering af te wijken van de ontvankelijkheidseisen. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat afwijking bijvoorbeeld gepast kan zijn, wanneer een representatieve belangenorganisatie een andere vordering instelt dan een schadevergoeding en er een maatschappelijk belang mee is gemoeid (Kamerstukken II 2017/18, 34608, 6, p. 17). De rechtbank acht het in dit geval gepast om van de ontvankelijkheidseisen af te wijken. Zowel FNV als CNV zijn grote landelijk opererende werknemersverenigingen die, zoals uit hun statuten volgt, de materiële en immateriële belangen behartigen van werkenden en niet-werkenden. Zij zijn in die zin voldoende representatief te noemen. Daaraan doet niet af dat de werknemers van XPO III slechts in zeer beperkte mate onderdeel van de achterban van de Bonden zijn, zoals XPO III heeft gesteld. De vorderingen die de Bonden hebben ingesteld strekken tot bescherming van de belangen van de werknemers die sinds 1 juli 2019 bij XPO III in dienst zijn getreden. Los van de vraag of deze vorderingen uiteindelijk wel of niet toewijsbaar zullen zijn, is met het instellen van de vorderingen een bepaald maatschappelijk belang gemoeid. Verder strekken de rechtsvorderingen niet tot schadevergoeding in geld. Al met al ziet de rechtbank dus in de aard van de vorderingen voldoende aanleiding voor toepassing van het verlichte regime zoals bedoeld in lid 6 van artikel 3:305a BW.
5.5.
Toepassing van het verlichte regime heeft tot gevolg dat voor wat betreft de ontvankelijkheid niet meer getoetst hoeft te worden aan leden 2 en 5 van artikel 3:305a BW, maar nog wel aan leden 1 en 3 [1] .
Lid 1 van artikel 3:305a BW
5.6.
Artikel 3:305a lid 1 BW luidt:
“Een stichting of vereniging met volledige rechtsbevoegdheid kan een rechtsvordering instellen die strekt tot bescherming van gelijksoortige belangen van andere personen, voor zover zij deze belangen ingevolge haar statuten behartigt en deze belangen voldoende zijn gewaarborgd.”
5.7.
De rechtbank is van oordeel dat aan de vereisten van lid 1 is voldaan, en overweegt daartoe het volgende. Niet in geschil is dat de Bonden beide verenigingen zijn met volledige rechtsbevoegdheid. De belangen die zij met de rechtsvorderingen beogen te beschermen zijn voldoende gelijksoortig, omdat de collectieve actie strekt tot het verkrijgen van een algemeen oordeel over de vraag of XPO III al dan niet gehouden is tot voortzetting van het deelnemerschap bij het Pensioenfonds Vervoer voor de werknemers van XPO I en II die bij XPO III op 1 juli 2019 in dienst zijn getreden. Bij dat oordeel hoeven niet de bijzondere omstandigheden van de individuele belanghebbenden betrokken te worden. Voor de gelijksoortigheid is immers niet vereist dat posities, achtergronden en belangen van degenen ten behoeve van wie een collectieve actie wordt ingesteld identiek of zelfs overwegend gelijk zijn (vlg. Hoge Raad 27 november 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH2162). Al hetgeen XPO III tegen de gelijksoortigheid heeft aangevoerd, stuit hierop af.
Blijkens hun statuten trachten de Bonden hun doelen te bereiken onder meer door het zo nodig zelfstandig voeren van gerechtelijke procedures ter bescherming van de belangen van (groepen van ) leden-natuurlijke personen of groepen daarvan, dan wel ter bescherming van de belangen van (groepen van) werkenden en/of niet-werkenden in het algemeen, waaronder het voeren van een groepsactie, als bedoeld in artikel 3:305a BW.
Artikel 3:305a lid 1 BW eist ten slotte dat de belangen van de personen tot bescherming van wier belangen de onderhavige rechtsvorderingen strekken, bij de Bonden voldoende zijn gewaarborgd. Daarvoor is in dit geval de nadere invulling van dat vereiste in lid 2 niet van toepassing omdat het verlicht regime van lid 6 van toepassing is. Maar mede gezien de uiteenzetting van de Bonden met betrekking tot die nadere vereisten is de rechtbank van oordeel dat die belangen voldoende gewaarborgd zijn. De conclusie is dat aan lid 1 van artikel 3:305a BW voldaan is.
Lid 3 van artikel 3:305a BW
5.8.
Artikel 3:305a lid 3 BW luidt:
“Een rechtspersoon als bedoeld in lid 1 is slechts ontvankelijk indien:
a. de bestuurders betrokken bij de oprichting van de rechtspersoon, en hun opvolgers, geen rechtstreeks of middellijk winstoogmerk hebben, dat via de rechtspersoon wordt gerealiseerd;
b. de rechtsvordering een voldoende nauwe band met de Nederlandse rechtssfeer heeft. Van een voldoende nauwe band met de Nederlandse rechtssfeer is sprake, wanneer:
1° de rechtspersoon genoegzaam aannemelijk maakt dat het merendeel van de personen tot bescherming van wier belangen de rechtsvordering strekt, zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft; of
2° degene tegen wie de rechtsvordering zich richt, woonplaats in Nederland heeft en bijkomende omstandigheden wijzen op voldoende verbondenheid met de Nederlandse rechtssfeer; of
3° de gebeurtenis of de gebeurtenissen waarop de rechtsvordering betrekking heeft, in Nederland heeft of hebben plaatsgevonden;
c. de rechtspersoon in de gegeven omstandigheden voldoende heeft getracht het gevorderde door het voeren van overleg met de verweerder te bereiken. Een termijn van twee weken na de ontvangst door de verweerder van een verzoek tot overleg onder vermelding van het gevorderde, is daarvoor in elk geval voldoende.”
5.9.
Tussen partijen is niet in geschil dat de Bonden voldoen aan de vereisten in lid 3 van artikel 3:305a BW. De rechtbank ziet geen aanleiding om daar ambtshalve anders over te oordelen. Ook aan deze ontvankelijkheidseisen is dus voldaan.
5.10.
Aan de vereisten van lid 5 sub a artikel 1018c Rv is dus voldaan. Vervolgens moet de rechtbank voor de ontvankelijkheid toetsen of ook aan de vereisten van lid 5 sub b en sub c van dat artikel is voldaan.
Lid 5 sub b artikel 1018c Rv: efficiënt en effectief
5.11.
Artikel 1018c lid 5 sub b Rv luidt, voor zover hier van belang:
“Inhoudelijke behandeling van de collectieve vordering vindt slechts plaats indien en nadat de rechter heeft beslist dat de eiser voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het voeren van deze collectieve vordering efficiënter en effectiever is dan het instellen van een individuele vordering doordat de te beantwoorden feitelijke en rechtsvragen in voldoende mate gemeenschappelijk zijn en het aantal personen tot bescherming van wier belangen de vordering strekt, voldoende is (…).”
5.12.
De rechtbank is van oordeel dat de Bonden dit voldoende aannemelijk hebben gemaakt. Zij verwijst ter toelichting daarvan naar hetgeen zij al hiervoor in 5.4 en 5.7 heeft overwogen. In aanvulling daarop overweegt zij nog het volgende. Hoewel de individuele omstandigheden van personen tot bescherming van wier belangen de vorderingen strekken, kunnen verschillen, is de vraag die beantwoord moet worden (te weten of XPO III al dan niet gehouden was hun deelnemerschap bij het Pensioenfonds Vervoer voort te zetten) wel voldoende gemeenschappelijk. Bovendien moet in het kader van een collectieve vordering worden geabstraheerd van bijzondere omstandigheden van de personen voor wie wordt opgekomen. [2] Verder staat vast dat het om ongeveer 800 werknemers gaat die tot 1 juli 2019 hun pensioen opbouwden bij Pensioenfonds Vervoer, en na hun indiensttreding bij XPO III niet meer deelnemen aan dat pensioenfonds. Daarmee is het aantal personen tot bescherming van wier belangen de vordering strekt ruim voldoende. Aannemelijk is dat die personen in veel gevallen niet zelf het initiatief zullen nemen tot een procedure tegen XPO III. Een collectieve actie is in dit geval daarom effectief. Hun belangen stemmen voldoende met elkaar overeen om ze te kunnen bundelen, zodat een collectieve actie efficiënter is dan individuele acties zouden zijn.
Lid 5 sub c artikel 1018c Rv
5.13.
Artikel 1018c lid 5 sub c Rv luidt:
“Inhoudelijke behandeling van de collectieve vordering vindt slechts plaats indien en nadat de rechter heeft beslist dat niet summierlijk van de ondeugdelijkheid van de collectieve vordering blijkt op het moment waarop het geding aanhangig wordt.”
5.14.
Doel van artikel 1018 lid 5 sub c Rv is om in uitzonderlijke gevallen een collectieve vordering al voor de inhoudelijke behandeling ervan van tafel te krijgen omdat deze niet deugt, zo blijkt uit de wetsgeschiedenis. [3] Voor een dergelijk vergaand oordeel is op grond van de tot nu toe gewisselde processtukken geen plaats. Ook aan deze eis wordt dus voldaan.
Conclusie over ontvankelijkheid
5.15.
De conclusie is dat de Bonden ontvankelijk zijn in hun vorderingen.
De vereisten van artikel 1018c lid 1 Rv
5.16.
Artikel 1018c lid 1 Rv vereist dat de dagvaarding het volgende vermeldt:
een omschrijving van de gebeurtenis of gebeurtenissen waarop de collectieve vordering betrekking heeft,
een omschrijving van de personen tot bescherming van wier belangen de collectieve vordering strekt,
een omschrijving van de mate waarin de te beantwoorden feitelijke en rechtsvragen gemeenschappelijk zijn,
(…)
de gegevens die de rechter in staat stellen om voor deze collectieve vordering een Exclusieve Belangenbehartiger aan te wijzen, voor het geval andere collectieve vorderingen voor dezelfde gebeurtenis overeenkomstig artikel 1018d worden ingesteld,
de verplichting van de eiser om van de zaak aantekening te maken in het register, bedoeld in het tweede lid, en om te vermelden wat ingevolge dit artikel de gevolgen zijn van die aantekening.
Sub a → gebeurtenis
5.17.
De gebeurtenis waarop de collectieve vordering betrekking heeft is in de dagvaarding als volgt omschreven: de toepassing door XPO III van een andere pensioenregeling op de werknemers in dienst van XPO I en XPO II die op 1 juli 2019 in dienst zijn getreden bij XPO III. Daarmee is de gebeurtenis voldoende duidelijk omschreven.
Sub b → personen
5.18.
De personen tot bescherming van wier belangen de collectieve actie strekt, betreffen volgens de dagvaarding de werknemers in dienst van XPO I en XPO II die op 1 juli 2019 in dienst zijn getreden bij XPO III.
Sub c → gemeenschappelijkheid feitelijke en rechtsvragen
5.19.
De feitelijke vraag die in de dagvaarding centraal staat is of de betreffende werknemers ook na 1 juli 2019 deelnemer blijven bij het Pensioenfonds Vervoer. De rechtsvraag, die inhoudt of de betreffende werknemers ook na 1 juli 2019 deelnemer moeten blijven bij het Pensioenfonds Vervoer is hiermee soortgelijk.
Sub e → opgave gegevens exclusieve belangenbehartiger
5.20.
Dit onderdeel is niet aan de orde omdat binnen de aanhoudingstermijn van drie maanden geen andere collectieve vordering voor dezelfde gebeurtenis overeenkomstig artikel 1018d Rv is ingesteld. De rechtbank zal bij de behandeling van artikel 1018 e Rv overgaan tot aanwijzing van de exclusieve belangenbehartiger.
Sub f → aantekening in het register
5.21.
De Bonden hebben aan deze eis voldaan.
5.22.
Ook aan de vereisten van artikel 1018c lid 1 Rv is dus voldaan. Hieronder zal de rechtbank het bepaalde in artikelen 1018d en 1018e Rv behandelen.
Aanwijzing van een exclusieve belangenbehartiger
5.23.
Er is binnen de aanhoudingstermijn van drie maanden geen andere collectieve vordering voor dezelfde gebeurtenis overeenkomstig artikel 1018d Rv is ingesteld. Dit artikel is daarom hier niet van toepassing.
Artikel 1018e Rv lid 1 en 4: exclusieve belangenbehartiger
5.24.
Artikel 1018e lid 1 Rv luidt:
“De rechter wijst uit de eisers die overeenkomstig artikel 1018c of 1018d een collectieve vordering hebben ingesteld en voldoen aan de eisen voor ontvankelijkheid van artikel 305a, eerste tot en met derde lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, de meest geschikte eiser aan als exclusieve belangenbehartiger, waarbij hij de volgende omstandigheden in aanmerking neemt:
a. de omvang van de groep personen voor wie de eiser opkomt;
b. de grootte van het door deze groep vertegenwoordigde financiële belang;
c. andere werkzaamheden die de eiser verricht voor de personen voor wie hij opkomt in of buiten rechte;
d. eerdere door de eiser verrichte werkzaamheden of ingestelde collectieve vorderingen.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.”
5.25.
Artikel 1018e lid 4 Rv luidt:
“Als de aard van de collectieve vordering of van de eisers of de belangen van de personen voor zie zij opkomen daartoe aanleiding geven, kan de rechter ervoor kiezen om verschillende exclusieve belangenbehartigers in een collectieve actie aan te wijzen.”
5.26.
De Bonden hebben de rechtbank verzocht hen tezamen als exclusieve belangenbehartigers aan te wijzen. De rechtbank is van oordeel dat dit verzoek toewijsbaar is op grond van lid 4 van artikel 1018e Rv. Zij overweegt daartoe het volgende.
In dit geval zijn de Bonden gezamenlijk bij één dagvaarding tegen XPO III opgetreden en hebben zij gezamenlijk de collectieve vordering tegen XPO III ingesteld. Gesteld noch gebleken is dat de ene bond meer geschikt is dan de andere bond om als exclusieve belangenbehartiger op te treden. De rechtbank ziet daarom geen reden om de ene bond met uitsluiting van de ander als exclusieve belangenbehartiger aan te wijzen.
Artikel 1018e lid 2 Rv: omschrijving van de vordering en personen
5.27.
Artikel 1018 e lid 2 Rv luidt:
“ De rechter beoordeelt daarnaast wat de collectieve vordering precies inhoudt, voor welke nauw omschreven groep personen de exclusieve belangenbehartiger de belangen in deze collectieve vordering behartigt en of de aan een bepaalde plaats gebonden aard van de collectieve vordering aanleiding geeft voor behandeling van de zaak bij een ander gerecht.”
5.28.
Deze afbakening is van belang omdat de uitkomst in de procedure bindend is voor alle personen binnen de groep, behalve voor hen die op de voet van artikel 1018f Rv gebruikmaken van de hierin geboden mogelijkheid voor een opt-out (MvT, Kamerstukken II 2016/17, 34608, 3, p. 43).
5.29.
De inhoud van de collectieve vordering is vermeld in dit tussenvonnis onder 3.1 en 3.2. Een nadere precisering is in dit geval niet nodig omdat bij de aanwijzing van de Bonden als exclusieve belangenbehartigers geen keuze is gemaakt uit twee of meer belangenbehartigers met onderling verschillende vorderingen.
5.30.
De groep personen van wie de exclusieve belangenbehartigers de belangen in deze collectieve procedure behartigen betreft alle werknemers die in de periode vóór 1 juli 2019 in dienst waren van XPO Supply Chain Netherlands B.V. (voorheen: ND Logistics B.V.) en/of XPO Supply Chain Netherlands II B.V. (voorheen: TD Holding B.V.) en die op 1 juli 2019 in dienst zijn getreden bij XPO Supply Chain Netherlands III B.V.
5.31.
XPO III is gevestigd in Eindhoven. Die vestigingsplaats valt in het arrondissement van de rechtbank Oost-Brabant. Daarom geeft de collectieve vordering geen aanleiding voor behandeling van de zaak bij een ander gerecht.
Artikel 1018e lid 5 Rv: aantekening van deze uitspraak in het register
5.32.
De uitspraak ingevolge artikel 1018e Rv wordt door de exclusieve belangenbehartiger aangetekend in het in artikel 1018c lid 2 Rv bedoelde register. Omdat de rechtbank de griffier al zal opdragen van dit vonnis aantekening te maken in dat register, kan de uitvoering van dit voorschrift door de Bonden achterwege blijven.
Voorschriften in verband met ‘opt out’ of ‘opt in’
5.33.
Artikel 1018f Rv verbindt aan de aanwijzing van de Bonden als exclusieve belangenbehartigers een aantal voorschriften, die ertoe strekken dat de personen voor wier belangen zij opkomen van die aanwijzing in kennis worden gesteld en zich kunnen beraden over hun positie (‘opt out’, lid 1, dan wel ‘opt in’, lid 5). De rechtbank zal partijen in de gelegenheid stellen zich bij akte uit te laten over de praktische invulling daarvan.
5.34.
De rechtbank is ten eerste voornemens op de voet van artikel 1018f lid 2 Rv te bevelen dat de uitspraak op de internetpagina’s van de Bonden zal worden geplaatst.
5.35.
De rechtbank is verder voornemens te bepalen dat de aanschrijving van de ‘bekende personen’ bij gewone brief (artikel 1018f, lid 3, eerste volzin) zal moeten geschieden. Onder ‘bekende personen’ wordt verstaan: alle werknemers die in de periode vóór 1 juli 2019 in dienst waren van XPO Supply Chain Netherlands B.V. (voorheen: ND Logistics B.V.) en/of XPO Supply Chain Netherlands II B.V. (voorheen: TD Holding B.V.) en die op 1 juli 2019 in dienst zijn getreden bij XPO Supply Chain Netherlands III B.V.
5.36.
Aangezien XPO III wel over de adresgegevens van deze werknemers beschikt, en de Bonden niet, is de rechtbank voornemens te bepalen dat de Bonden op hun briefpapier de brief moeten opstellen maar dat XPO III voor de verzending zal zorgdragen. De daarmee gepaard gaande kosten zal XPO III in rekening mogen brengen bij de Bonden.
5.37.
De rechtbank is van oordeel dat de inhoud van de brief moet luiden als volgt:
“ In opdracht van de rechtbank Oost-Brabant delen FNV en CNV u het volgende mee:
De vakbonden FNV en CNV voeren bij de rechtbank Oost-Brabant een procedure tegen XPO Supply Chain Netherlands III B.V waarin zij vorderen dat het deelnemerschap bij Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Beroepsvervoer over de weg wordt voortgezet voor de werknemers die in de periode vóór 1 juli 2019 in dienst waren van XPO Supply Chain Netherlands B.V. (voorheen: ND Logistics B.V.) en/of XPO Supply Chain Netherlands II B.V. (voorheen: TD Holding B.V.) en die op 1 juli 2019 in dienst zijn getreden bij XPO Supply Chain Netherlands III B.V. Dit heet een “collectieve actie”. Wilt u daarover meer informatie, kijk dan op
[volgen de websites van FNV en CNV waarop deze uitspraak is geplaatst]FNV en CNV zijn door de rechtbank aangewezen als exclusieve belangenbehartigers.
Als u behoort tot de groep van personen voor wie FNV en CNV opkomen en u vindt het goed dat FNV en CNV ook uw belangen behartigen, dan hoeft u niets te doen.
Als u niet wilt dat ook uw belangen in deze procedure worden behartigd, dan kunt u dat aan de rechtbank Oost-Brabant kenbaar maken. U bent dan niet aan de uitspraak in deze zaak gebonden, maar u kunt er ook geen rechten aan ontlenen.
U kunt dit kenbaar te maken door een brief te sturen aan de Rechtbank Oost-Brabant, Team Civiel, Cluster bewerkelijke zaken, Postbus 90155, 5200 MG ’s-Hertogenbosch. U kunt dit doen tot
[volgt datum te bepalen op een maand na verzending van de brief]U kunt de volgende tekst gebruiken: “Ik wil niet dat in de collectieve actie van FNV en CNV (zaak/rolnummer C/01/376278/HA ZA 21-775) mijn belangen worden behartigd en wens mij daarvan te bevrijden.”
5.38.
Verder is de rechtbank voornemens om gebruik maken van haar bevoegdheid af te wijken van het voorschrift om aankondiging van de in het artikel genoemde gegevens te laten doen in de landelijke nieuwsbladen, en in plaats daarvan deze aankondiging te laten publiceren op een (interne) nieuwssite en of (personeels)magazine van XPO III waarin XPO III doorgaans haar werknemers informeert over personele aangelegenheden. Het gaat er immers om dat de aankondiging zoveel als mogelijk bij de groep bekend gemaakt wordt. Partijen zullen zich er over mogen uitlaten of dit bewerkstelligd kan worden op de door de rechtbank voorgestane wijze en of er nog andere wijzen zijn via welke deze groep (waaronder ook de inmiddels uit dienst getreden werknemers) bereikt kan worden.
5.39.
De rechtbank is van oordeel dat de aankondiging moet luiden als volgt:
“ In opdracht van de rechtbank Oost-Brabant doet XPO III de volgende aankondiging:
De vakbonden FNV en CNV voeren bij de rechtbank Oost-Brabant een procedure waarmee zij willen bewerkstelligen dat het deelnemerschap bij Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Beroepsvervoer over de weg wordt voortgezet voor de werknemers die in de periode vóór 1 juli 2019 in dienst waren van XPO Supply Chain Netherlands B.V. (voorheen: ND Logistics B.V.) en/of XPO Supply Chain Netherlands II B.V. (voorheen: TD Holding B.V.) en die op 1 juli 2019 in dienst zijn getreden bij XPO Supply Chain Netherlands III B.V. Dit heet een “collectieve actie”. Wilt u daarover meer informatie, kijk dan op [volgen de websites van FNV en CNV waarop deze uitspraak (5.32) is geplaatst] FNV en CNV zijn door de rechtbank aangewezen als exclusieve belangenbehartigers.
Als u behoort tot de groep van personen voor wie FNV en CNV opkomen en u vindt het goed dat FNV en CNV ook uw belangen behartigen, dan hoeft u niets te doen.
Als u niet wilt dat ook uw belangen in deze procedure worden behartigd, dan kunt u dat aan de rechtbank Oost-Brabant kenbaar maken. U bent dan niet aan de uitspraak in deze zaak gebonden, maar u kunt er ook geen rechten aan ontlenen.
U kunt dit kenbaar te maken door een brief te sturen aan de Rechtbank Oost-Brabant, Team Civiel, Cluster bewerkelijke zaken, Postbus 90155, 5200 MG ’s-Hertogenbosch. U kunt dit doen tot [volgt datum te bepalen op een maand na deze aankondiging] U kunt de volgende tekst gebruiken: “Ik wil niet dat in de collectieve actie van FNV en CNV (zaak/rolnummer C/01/376278/HA ZA 21-775) mijn belangen worden behartigd en wens mij daarvan te bevrijden.”
5.40.
De rechtbank is tevens voornemens te bepalen dat deze aankondiging ook dient te worden aangetekend in het centraal register voor collectieve vorderingen, in de map “collectieve vordering tegen XPO Supply Chain Netherlands III B.V.”.
5.41.
De rechtbank overweegt dat gelet op het bepaalde in artikel 1018f lid 3, laatste volzin, en lid 5 Rv de hierboven voorgestelde tekst van de brief en de aankondiging mogelijk nog aanvulling behoeft indien er binnen de groep personen van wie de exclusieve belangenbehartigers de belangen in deze collectieve procedure behartigen ook medewerkers of ex-medewerkers zijn die geen woonplaats of verblijf in Nederland hebben.
5.42.
Partijen zullen zich bij akte mogen uitlaten over het plaatsen van de uitspraak op de internetsites van de Bonden, de inhoud van de voorgenomen teksten in de brief en in de aankondiging, de wijze van verzending van de brief en de nieuwsite/personeelsmagazine van XPO III waarin de aankondiging geplaatst moet worden. Bovendien mogen partijen zich uitlaten over het bepaalde in artikel 1018f leden 3 en 5 Rv in verband met de mogelijkheid dat er (ex-)werknemers zijn die geen woonplaats of verblijf in Nederland hebben.
Termijnstelling voor het beproeven van een schikking
5.43.
Artikel 1018g Rv luidt:
“Na aanwijzing van een exclusieve belangenbehartiger als bedoeld in artikel 1018e Rv stelt de rechter een termijn voor het beproeven van een overeenkomst die in elk geval het in artikel 907, tweede lid, onderdelen a tot en met f, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek bepaalde bevat en, indien geen overeenkomst als in deze bepaling bedoeld wordt bereikt, voor het aanvullen van de gronden van de vordering en het verweer voor zover de gedaagde gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid bedoeld in artikel 1018c, vijfde lid, laatste zin.
5.44.
De rechtbank zal partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over de gewenste duur van de termijn zoals bedoeld in artikel 1018g Rv voor het beproeven van een schikking.
5.45.
Partijen zullen niet in de gelegenheid worden gesteld tot het aanvullen van de gronden of verweer. Gelet op hoe de procedure is verlopen is daar geen aanleiding voor. Partijen hebben immers al eerder bij de kantonrechter geprocedeerd, de Bonden hebben in de dagvaarding aangegeven dat zij ook reageren op de verweren die zij kennen uit de kantonprocedure, en XPO III heeft in haar conclusie van antwoord al inhoudelijk verweer gevoerd en dus geen gebruik gemaakt van haar bevoegdheid om zich te beperken tot de voorvragen.
Tot slot
5.46.
De rechtbank zal de griffier opdragen van dit vonnis aantekening te maken in het centraal register voor collectieve vorderingen.
5.47.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
beslist dat de Bonden ontvankelijk zijn in hun collectieve vorderingen,
6.2.
wijst FNV en CNV aan als exclusieve belangenbehartigers,
6.3.
omschrijft de inhoud van de collectieve vordering op de wijze waarop deze onder 3.1. en 3.2. van dit vonnis is weergegeven;
6.4.
omschrijft de groep personen van wie de exclusieve belangenbehartigers de belangen in deze collectieve procedure behartigt als volgt:
alle werknemers die in de periode vóór 1 juli 2019 in dienst waren van XPO Supply Chain Netherlands B.V. (voorheen: ND Logistics B.V.) en/of XPO Supply Chain Netherlands II B.V. (voorheen: TD Holding B.V.) en die op 1 juli 2019 in dienst zijn getreden bij XPO Supply Chain Netherlands III B.V.;
6.5.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
15 juni 2022voor het nemen van een akte door FNV en CNV over hetgeen is vermeld onder r.o. 5.42 en 5.44 waarna XPO III op de rol van vier weken daarna een antwoordakte kan nemen,
6.6.
bepaalt dat deze uitspraak door de griffier wordt aangetekend in het in artikel 1018c lid 2 Rv bedoelde register,
6.7.
houdt iedere verdere beslissing aan,
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Bartels en in het openbaar uitgesproken op 18 mei 2022.

Voetnoten

1.zie ook: rechtbank Amsterdam, 28 oktober 2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:5271.
2.Hoge Raad 27 november 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH2162
3.Kamerstukken II 2016/17, 34608, 3 (MvT), p. 39