Uitspraak
[A],
[C],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 24 februari 2021;
- de akte overlegging productie van 8 februari 2022 van de moeder;
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 8 februari 2022.
Rechtbank Oost-Brabant
In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, staat de herroeping van een schenking centraal. De eiseres, aangeduid als 'de moeder', heeft op 18 oktober 2014 een schenking van € 100.000 gedaan aan haar zoon, de heer [D]. Deze schenking was onderworpen aan de voorwaarde dat het geschonken bedrag binnen een bepaalde termijn zou worden aangewend voor de verbetering of onderhoud van zijn eigen woning. De heer [D] is op 26 februari 2016 overleden, waarna de moeder op 27 november 2019 gebruik heeft gemaakt van haar herroepingsrecht en terugbetaling van het geschonken bedrag heeft geëist van de echtgenote en kinderen van de erflater.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de schenking onder een herroepingsclausule viel, maar dat de echtgenote en kinderen van de erflater als rechtsopvolgers onder algemene titel in de rechten en plichten van de erflater zijn getreden. De rechtbank overweegt dat het herroepingsrecht van de moeder niet automatisch eindigt bij het overlijden van de erflater, maar dat de vraag of het inroepen van dit recht naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, moet worden beoordeeld. De rechtbank concludeert dat de moeder haar herroepingsrecht niet kan uitoefenen, omdat het geschonken bedrag inmiddels is besteed aan de verbouwing van de woning en niet meer in liquide vorm beschikbaar is.
De rechtbank wijst de vorderingen van de moeder af en compenseert de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken op 20 april 2022 door mr. N.W.A. Stegeman-Kragting.