Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
uitspraak van de meervoudige kamer van 22 april 2022 in de zaak tussen
[eiseres] , te [vestigingsplaats] , eiseres
het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Brabant, verweerder.
[naam], te [vestigingsplaats] , vergunninghoudster.
Procesverloop
Overwegingen
.
13 november 2013 [4] geeft de Afdeling het beoordelingskader voor de bepaling van de referentiesituatie. De vergunde situatie op de referentiedatum kan worden ontleend aan hetgeen is vergund krachtens de Wet milieubeheer of is vergund krachtens de daaraan voorafgaande Hinderwet. Indien na de referentiedatum een vergunning is verleend voor een activiteit die minder ammoniakemissie tot gevolg heeft dan de op de referentiedatum vergunde situatie en voor de exploitatie niet eerder een vergunning op grond van de
Nbw 1998 of de Natuurbeschermingswet (oud) is verleend, zoals in dit geval, maakt de op de referentiedatum vergunde situatie slechts voor een deel onderdeel uit van de aangevraagde situatie. Dit betekent dat bij de beoordeling van de vraag of de aangevraagde situatie leidt tot een toename van stikstofdepositie een vergelijking moet worden gemaakt tussen de stikstofdepositie als gevolg van de voorgenomen activiteit en de stikstofdepositie in de vergunde situatie met de laagst toegestane ammoniakemissie in de periode vanaf de referentiedatum tot de datum van het nemen van het bestreden besluit. De vergunde situatie met de laagste ammoniakemissie heeft als uitgangspunt te gelden, nu slechts dat deel van de vergunning als voortzetting van het project kan worden aangemerkt.
artikel 6, tweede lid van de Habitatrichtlijn.
8 december 20219 over de Amercentrale. Er is dan geen verschil met de situatie onder 1.
8 april jongstleden. Hier oordeelt de rechtbank in rechtsoverweging 10 als volgt: “De rechtbank heeft van verweerder geen afdoende verklaring gekregen voor het meenemen van metingen zonder ventilatiecorrectie bij de totstandkoming van de Rav factor in 2019. De huidige Rav factor voor stalsysteem A.1.13 kan alleen daarom al niet als de best beschikbare wetenschappelijke kennis worden beschouwd. De rechtbank vindt bevestiging voor dit oordeel in de reactie van de Staatssecretaris en de geadviseerde wijziging van de huidige Rav factor.” In rechtsoverweging 11 oordeelt de rechtbank verder het volgende: “De rechtbank is, gelet op de hierboven genoemde factoren, van oordeel dat niet met de op basis van
artikel 6, derde lid, van de Habitatrichtlijn vereiste zekerheid kan worden gezegd dat een emissiearm stalsysteem in iedere stal op dezelfde wijze zal presteren en zal blijven presteren conform de emissiefactor in de Rav. Daarom kan verweerder niet zonder meer van de emissiefactor in de Rav uitgaan en staat niet vast dat toepassing van de aangevraagde emissiearme stalsystemen daadwerkelijk zal leiden tot een gelijkblijvende of lagere stikstofdepositie. Dat betekent dat niet op voorhand kan worden uitgesloten dat significante gevolgen voor Natura 2000-gebieden gaan optreden en dat, ondanks de wetswijziging van
1 januari 2020, dit bedrijf (en veel andere bedrijven) nog steeds een natuurvergunning nodig zouden kunnen hebben. Deze natuurvergunning kan pas worden verleend ná een passende beoordeling.”