ECLI:NL:RBOBR:2022:1520
Rechtbank Oost-Brabant
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wraking verzoek na einduitspraak niet-ontvankelijk verklaard
Op 18 maart 2022 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Oost-Brabant een verzoek tot wraking van mr. A.E. de Kryger, rechter in deze rechtbank, behandeld. Verzoeker, die het verzoek indiende namens acht rechtspersonen, had eerder een klaagschrift ingediend dat op 4 maart 2022 door de rechter was behandeld. Tijdens de behandeling van het klaagschrift heeft verzoeker de rechter gewraakt, omdat hij meende dat de rechter partijdig was. De wrakingskamer oordeelde dat het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk was, omdat het verzoek was ingediend na het moment waarop de rechter haar einduitspraak had gedaan. De wet staat niet toe dat een wrakingsverzoek wordt ingediend tijdens of na het uitspreken van een einduitspraak. De wrakingskamer baseerde haar beslissing op artikel 5, tweede lid, sub d van het Wrakingsprotocol van de rechtbank Oost-Brabant en eerdere jurisprudentie van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en de Hoge Raad. Aangezien verzoeker niet-ontvankelijk werd verklaard, was er geen reden voor een mondelinge behandeling van het verzoek. De rechtbank heeft de beslissing op 18 maart 2022 genomen, waarbij de voorzitter, mr. H.M.H. de Koning, en de leden, mr. B.C.W. Geurtsen-van Eeden en T. van de Woestijne, aanwezig waren. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.