ECLI:NL:GHARL:2019:1636

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 februari 2019
Publicatiedatum
20 februari 2019
Zaaknummer
200.254.456/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek na aanvang voorlezen einduitspraak in strafzaak

In deze zaak heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend nadat de voorzitter van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden was begonnen met het voorlezen van de einduitspraak in een strafzaak. Het verzoek tot wraking was gericht tegen de raadsheren die de zaak in hoger beroep behandelden. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond is, omdat de einduitspraak al was gedaan en het doel van de wraking, namelijk de vervanging van de raadsheren, niet meer kon worden bereikt. De procedure begon met een hoger beroep dat door verzoeker was ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, en het onderzoek ter terechtzitting was op 28 januari 2019 gesloten. De uitspraak was gepland voor 11 februari 2019, maar verzoeker vroeg tijdens de uitspraak om onderbreking, wat niet werd toegestaan. De raadsheren hebben zich verzet tegen de wraking en stelden dat er geen sprake was van vooringenomenheid. De wrakingskamer heeft de argumenten van verzoeker en de verweerders beoordeeld en geconcludeerd dat het wrakingsverzoek ongegrond is. De wrakingskamer heeft de beslissing zonder de verzoeker ter zitting te horen genomen, gezien de kennelijke ongegrondheid van het verzoek. Verzoeker heeft ook verzocht om vernietiging van de uitspraak, maar de wrakingskamer heeft deze bevoegdheid niet. Het rechtsmiddel van cassatie bij de Hoge Raad staat open voor verzoeker.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

Locatie Leeuwarden
wrakingskamer
zaaknummer gerechtshof: 200.254.456/01

beslissing van 18 februari 2019

op het verzoek van:

[verzoeker] ,

wonende te [A] , [a-straat 1] ,
verzoeker in het wrakingsincident
hierna:
verzoeker,
dat strekt tot wraking van:

mrs. T.H. Bosma, H.J. Deuring en E.M.J. Brink,

raadsheren in dit hof, locatie Leeuwarden,
verweerders in het wrakingsincident.

Het verloop van de procedure

Bij de afdeling strafrecht van het hof is onder zaaknummer 21-003955-16 het hoger beroep behandeld dat door verzoeker is ingesteld tegen het vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Noord-Nederland van 5 juli 2016.
Op 28 januari 2019 is het onderzoek ter terechtzitting in die zaak gesloten en is bepaald dat uitspraak gedaan zal worden op 11 februari 2019 om 13:30 uur in één van de zalen van het Paleis van Justitie te Leeuwarden. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 28 januari 2019 bevindt zich bij de stukken.
Blijkens het proces-verbaal van terechtzitting d.d. 11 februari 2019 was verdachte bij de uitspraak aanwezig. Uit het proces-verbaal blijkt dat de zaak is uitgeroepen, dat de voorzitter is begonnen met het uitspreken van het arrest en dat verzoeker vervolgens heeft gevraagd of hij de voorzitter mag onderbreken. Dit is door de voorzitter niet toegestaan en de uitspraak is daarop hervat. Verzoeker heeft vervolgens gepersisteerd in zijn onderbreking en een verzoek gedaan dat strekt tot wraking van bovengenoemde raadsheren.
Verweerders hebben niet in de wraking berust en op 11 februari 2019 op het wrakingsverzoek gereageerd. Zij hebben zich op het standpunt gesteld dat van enige vooringenomenheid van het hof jegens verzoeker geen sprake is.
Verzoeker heeft het proces-verbaal van de zitting van 28 januari 2019 op 13 februari 2019 per mail ontvangen. Op zijn verzoek heeft hij daarbij een termijn gekregen om zijn wrakingsverzoek nader toe te lichten. Deze nadere toelichting heeft de wrakingskamer op 14 en 15 februari 2019 ontvangen. De wrakingskamer heeft daarvan kennisgenomen.

De beoordeling van het verzoek

De wrakingskamer constateert op basis van het proces-verbaal van 11 februari 2019 dat het arrest is uitgesproken, ondanks de interruptie van verzoeker. Daargelaten de vraag of op een dergelijk moment, nadat de voorzitter is aangevangen met het voorlezen van de einduitspraak, nog een wrakingsverzoek kan worden ingediend, kan datgene dat verzoeker met het verzoek heeft beoogd - te weten vervanging van de raadsheren die zijn zaak in hoger beroep hebben behandeld - niet meer worden bereikt, omdat de zaak met de uitspraak van het arrest is geëindigd. Dit betekent dat het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond is. Vanwege deze kennelijke ongegrondheid beslist de wrakingskamer zonder verzoeker ter zitting te horen.
Verzoeker heeft nog verzocht de door het hof op 11 februari 2019 gedane uitspraak te vernietigen. Die bevoegdheid heeft de wrakingskamer niet. Voor dat doel staat open het (binnen 14 dagen na de uitspraak in te stellen) rechtsmiddel van cassatie bij de Hoge Raad.

De beslissing

Het gerechtshof (wrakingskamer):
wijst het verzoek tot wraking van mrs. T.H. Bosma, H.J. Deuring en E.M.J. Brink af.
Deze beslissing is gegeven door mrs. W.P.M. ter Berg, voorzitter, J.H. Kuiper en J.J. Beswerda, leden van de wrakingskamer, en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 18 februari 2019.