Op 11 april 2022 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Oost-Brabant een verzoek tot wraking van mr. F.J. Koningsveld, rechter in een civiele procedure, ongegrond verklaard. Het verzoek was ingediend door een verzoekster, vertegenwoordigd door een gemachtigde, die stelde dat de rechter niet verplicht was om zijn legitimatie of mandaat te tonen tijdens de zitting. De gemachtigde dreigde met wraking toen de rechter weigerde deze informatie te verstrekken.
De wrakingskamer oordeelde dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er concrete omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. Het uitgangspunt is dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn. De wrakingskamer concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid konden onderbouwen. De beslissing van de rechter om zijn legitimatie niet te tonen, werd beschouwd als een processuele beslissing en kon niet dienen als grond voor wraking.
De wrakingskamer verklaarde het verzoek zonder behandeling ter zitting ongegrond, omdat het verzoek kennelijk ongegrond was. Er waren geen concrete feiten of omstandigheden aangevoerd die de vrees voor vooringenomenheid konden rechtvaardigen. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing op grond van artikel 515, lid 5, van het Wetboek van Strafvordering.