ECLI:NL:RBOBR:2022:1518

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
11 april 2022
Publicatiedatum
19 april 2022
Zaaknummer
WR22.007
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter in civiele procedure wegens vermeende partijdigheid

Op 11 april 2022 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Oost-Brabant een verzoek tot wraking van mr. F.J. Koningsveld, rechter in een civiele procedure, ongegrond verklaard. Het verzoek was ingediend door een verzoekster, vertegenwoordigd door een gemachtigde, die stelde dat de rechter niet verplicht was om zijn legitimatie of mandaat te tonen tijdens de zitting. De gemachtigde dreigde met wraking toen de rechter weigerde deze informatie te verstrekken.

De wrakingskamer oordeelde dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er concrete omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. Het uitgangspunt is dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn. De wrakingskamer concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid konden onderbouwen. De beslissing van de rechter om zijn legitimatie niet te tonen, werd beschouwd als een processuele beslissing en kon niet dienen als grond voor wraking.

De wrakingskamer verklaarde het verzoek zonder behandeling ter zitting ongegrond, omdat het verzoek kennelijk ongegrond was. Er waren geen concrete feiten of omstandigheden aangevoerd die de vrees voor vooringenomenheid konden rechtvaardigen. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing op grond van artikel 515, lid 5, van het Wetboek van Strafvordering.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK Oost-Brabant

Wrakingskamer
zaaknummer: WR 22/007
Beslissing van 11 april 2022
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek ex artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van
[verzoekster]
wonende te [woonplaats]
hierna te noemen: verzoekster,
(gemachtigde: [naam] )
strekkende tot de wraking van
mr. F.J. Koningsveld,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit het proces-verbaal van 10 maart 2022 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld.

2.Het wrakingsverzoek

2.1
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak
met nummer 8713668 / MU VERZ 20-1573 tussen verzoekster en het CVOM.
2.2
In het proces-verbaal staat het volgende vermeld:
De kantonrechter: kunt u een machtiging overhandigen waaruit blijkt dat u namens uw zus mag optreden?
De gemachtigde:
de heer van Tongerloo overhandigt een machtiging.Ik stel mij op het standpunt dat u en de zittingsvertegenwoordiger van het Parket CVOM jullie ‘mandaat’ moeten laten zien. Ook moet de kantonrechter zich legitimeren.
De kantonrechter: ik ben benoemd tot rechter en ik ben niet verplicht om mijn ‘mandaat’ en mijn legitimatie te laten zien. Evenmin zie ik grondslag om van de gemachtigde van het Parket CVOM te verlangen dat zij haar ‘mandaat’ dient te tonen aan u. Ik begrijp ook niet goed wat u precies bedoelt met ‘mandaat’.
De gemachtigde: dan wraak ik u. U bent nu gewraakt.

3.De beoordeling

3.1
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.2
De wrakingskamer kan het verzoek tot wraking zonder behandeling ter zitting aanstonds ongegrond verklaren indien het verzoek kennelijk ongegrond is (artikel 5, tweede lid, aanhef en a, van het wrakingsprotocol van de rechtbank Oost-Brabant). De wrakingskamer oordeelt dat die situatie zich hier voordoet en overweegt daarbij het volgende.
3.3
De, naar aanleiding van de vraag van de gemachtigde, kenbaar gemaakte beslissing van de rechter op de zitting dat hij niet verplicht is zich te legitimeren en/of zijn mandaat te laten zien en dat ook de vertegenwoordiger van het CVOM niet een mandaat hoeft te laten zien, is processueel van aard en kan worden beschouwd als een rechterlijke (tussen)beslissing. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt echter mee dat een rechterlijke (tussen)beslissing als deze nooit grond kan vormen voor wraking. De wrakingskamer mag niet oordelen over de juistheid van een rechterlijke (tussen)beslissing. Volgens de Hoge Raad is dat oordeel voorbehouden aan de rechter die ingeval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak (HR 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413).
3.4
Bij het wrakingsverzoek zijn geen concrete feiten of omstandigheden gesteld waaruit de rechtbank de vooringenomenheid van de rechter of de objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor kan afleiden. Ook overigens is de wrakingskamer daarvan niet gebleken,
3.5
Voor een behandeling van het verzoek ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer verklaart het verzoek ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op 11 april 2022 door mr. H.M.H. de Koning, voorzitter,
mr. M.F.M.T. Franke en mr. J. Iding, leden, in aanwezigheid van mr. M.E.A. Schokker-Stadhouders, griffier.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open op grond van artikel 515, lid 5, Sv.