Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[verdachte] ,
De tenlastelegging.
De formele voorvragen.
De bewijsvraag.
- een redelijk vermoeden van schuld van verdachte, zoals vereist voor het inzetten van opsporingsmiddelen, ontbrak, en
- een aantal BOB-middelen niet conform de daarvoor geldende wettelijke bepalingen en jurisprudentie is ingezet.
- De machtiging van de rechter-commissaris voor de telefoontap vanaf 17 mei 2019 bevindt zich, anders dan de raadsman stelt,s in het BOB-dossier.
- Ten aanzien van het OVC gesprek blijkt uit het BOB-dossier dat op 16 augustus 2019 een machtiging door de rechter-commissaris is afgegeven om het gesprek tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 5] op de luchtplaats van het politiebureau Mijkenbroek af te luisteren.
- Ten aanzien van het inzetten van een peilbaken van 13 juni 2019 tot en met 8 september 2019 stelt de rechtbank vast dat de officier in haar bevel observatie van 13 juni 2019 (opgenomen in het BOB-dossier) daarvoor expliciet toestemming heeft gegeven.
- Ten aanzien van de IMSI-catcher overweegt de rechtbank dat op grond van artikel 126nb Sv geen machtiging van de rechter-commissaris was vereist. Voor zover de raadsman heeft gesteld dat dit opsporingsmiddel is ingezet naar aanleiding van een tapgesprek van 8 juni 2019 waar geen machtiging voor was afgegeven, stelt de rechtbank vast dat de rechter-commissaris hiervoor op 17 mei 2019 een machtiging heeft afgegeven, zodat de feitelijke grondslag voor deze stelling ontbreekt.
-arrest wel vereist.
De bewijsmiddelen.
Bewijsoverwegingen.
De bewezenverklaring.
in de periode van 1 februari 2019 tot en met 3 juli 2019 te Esch, gemeente Haaren en/of te Bergen op Zoom en/of te Tiel en/of te Culemborg en/of Renesse en/of elders in Nederland met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6]
in de periode van 1 februari 2019 tot en met 3 juli 2019 te Rilland, gemeente Reimerswaal en /of te Bergen op Zoom en/of te Goes en/of te Renesse en/of Brouwershaven en /of Burgh-Haamstede en/of Oosterland en/of Serooskerke Schouwen en/of elders in Nederland met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 6] en [medeverdachte 5] en [medeverdachte 7]
De strafbaarheid van het feit.
De strafbaarheid van verdachte.
Oplegging van straf.
Toepasselijke wetsartikelen.
- 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht,
- 2, 10, 10a en 11b van de Opiumwet.
DE UITSPRAAK
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, derde, vierde lid en 10a, eerste lid van de Opiumwet, meermalen gepleegd;
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en gelden voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod