Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.[eiser 1] ,
[eiser 2],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 3 maart 2021
- de brief van de Rabobank met het verzoek om een vonnis in het incident van 25 augustus
2.Wat is er gebeurd?
(€ 1.815.120,-). Op de hypotheek (hierna: lening) zijn de Algemene Bank- en hypotheekvoorwaarden van de Rabobank (hierna: ABV) van toepassing.
De Rabobank stelt dat er in 2005 een herfinanciering heeft plaatsgevonden, maar [eisers] heeft dit betwist.
[eisers] ziet geen andere oplossing dan de zaak aan de rechtbank voor te leggen. Volgens [eisers] zal de woning bij gedwongen verkoop besmet raken en veel minder opbrengen dan bij onderhandse verkoop. Zij is van oordeel dat openbare verkoop naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet acceptabel is en dat de belangenafweging bij parate executie in haar voordeel zou dienen uit te vallen. Zij vordert onder meer een verbod van de Rabobank om over te gaan tot executoriale verkoop van de woning en schade (nader op te maken bij staat) als gevolg van het onrechtmatig handelen van de Rabobank gelegen in overkreditering van [eisers]
3.De feiten
was op dat moment woonachtig op het adres [adres] in [woonplaats] .
De lening zag op de aankoop van een woning in [woonplaats] aan de [adres] , de sloop daarvan en een nieuw te bouwen woning op het perceel.
Deze offerte is gebaseerd op het met u gevoerde gesprek en is zorgvuldig op uw situatie toegesneden.
- Gezondheidsverklaring(en)
- aanvraagformulier OpMaat Verzekering
€ 1.000.000,-- bedraagt en nog dagelijks toeneemt.
4.Het geschil
in conventie
€ 1.546.418,60 uit hoofde van een financieringsschuld, althans een door de rechtbank te bepalen bedrag, te vermeerderen met rente;
€ 6.775,- aan buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met rente.
5.De beoordeling
In conventie en in reconventie
In het eerste arrest ging het om hypothecaire leningen verstrekt in de periode 1999-2003. In deze periode bestond er nog geen specifieke regelgeving ter voorkoming van overkreditering van de consument bij een hypothecair krediet. Onderzocht moet dan ook worden of hypothecaire kredietverleners naar ongeschreven recht destijds gehouden waren te waken tegen overkreditering van consumenten.
De destijds geldende inzichten over verantwoorde kredietverstrekking zijn daarvoor maatgevend.
14 juli 2000 aan de Rabobank. Ter zitting heeft [eiser 1] verklaard dat [C] zijn belastingen verzorgde en dat hij de Rabobank van informatie heeft voorzien. In deze brief informeert [C] de Rabobank in verband met de aanvraag van een offerte voor de financiering van een nieuw te bouwen woonhuis van [eiser 1] . Daarbij heeft hij een overzicht van de beleggingsportefeuille van Milman B.V. (de onderneming van [eiser 1] ) bij Van Lanschot Bankiers meegestuurd. Ook bevinden zich tussen de stukken de aangifte inkomstenbelasting van [eiser 1] over 1999 en een fiscaal rapport van16 juni 2000 met betrekking tot het jaar 1999 ten behoeve van [eiser 1] . Hierin staat vermeld dat het belastbaar inkomen van [eiser 1] hfl. 713.832,00 bedroeg. Een persoonlijk inkomen van hfl. 218.518,00 (ongeveer € 99.000,00) als DGA van zijn onderneming en winst uit aanmerkelijk belang van hfl. 533.333,00.
Daarnaast staat vast dat [eiser 1] indertijd enig aandeelhouder was Milman B.V. , welke vennootschap beschikte over een zakelijke aandelenportefeuille en uit welke onderneming hij, zoals reeds geoordeeld, winst genoot.
€ 1.100.000,00 (genaamd aflossingsvrije hypotheek) respectievelijk € 300.000,00 (genaamd OpMaat hypotheek), zoals genoemd in de offerte. Deze stukken zijn overgelegd als bijlage 10 bij de dagvaarding en als bijlage 1 bij conclusie van antwoord in het incident. De nummers van deze hypothecaire geldleningsovereenkomsten komen overeen met de nummers van de twee lopende geldleningsovereenkomsten van [eisers] bij de Rabobank (de overeenkomsten die [eisers] zelf noemt in randnummer 4 van de dagvaarding). [eisers] heeft als bijlage 4 bij de dagvaarding een overzicht van de hypothecaire geldleningen overgelegd waaruit blijkt dat zij een looptijd hebben vanaf 15 juni 2005. De voorwaarden voor de geldleningen staan in de overeenkomsten vermeld en in de offerte staat bij beide geldleningen opgenomen dat de “bestaande hypotheek” als onderpand dient. Het voorgaande volgt ook uit interne documentatie van de Rabobank (de aanvraag Financiering Particulieren van 23 mei 2005, bijlage 10 bij de dagvaarding). Daaruit volgt ook dat er sprake is van af te lossen leningen van € 1.107.313,00. De Rabobank heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat dit de eerdere lening uit 2000 betrof. Dit alles duidt erop dat er in 2005 een herfinanciering heeft plaatsgevonden.
De rechtbank concludeert dan ook dat [eisers] onvoldoende heeft gesteld dat in 2005 sprake is van schending van de zorgplicht in de zin dat sprake was van overkreditering en dat dit, zonder nadere toelichting die ontbreekt, ook niet kan worden afgeleid uit de stukken. In ieder geval kan wel uit de stukken worden afgeleid dat de Rabobank een inkomens/vermogenstoets heeft uitgevoerd voorafgaand aan het verstrekken van de leningen. Van een schending van de zorgplicht door de Rabobank bij het verstrekken van de hypothecaire geldleningen in 2005 is dus niet gebleken.
6.De beslissing
20 januari 2021, tot aan de dag van voldoening;