In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 4 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een maatschap die melkvee fokt en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De zaak betreft een bestuurlijke boete die aan de maatschap is opgelegd op basis van de Meststoffenwet (Msw) wegens overschrijding van de gebruiksnormen voor dierlijke meststoffen, de stikstofgebruiksnorm en de fosfaatgebruiksnorm, alsook het niet naleven van de mestverwerkingsplicht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister in eerdere besluiten de voornemens tot het opleggen van een boete heeft ingetrokken, maar later opnieuw een boete heeft opgelegd. De rechtbank heeft geoordeeld dat deze handelwijze niet in strijd is met fundamentele rechtsbeginselen, zoals het verdedigingsbeginsel. De rechtbank heeft de boete gematigd met 25% vanwege overschrijding van de redelijke termijn en heeft het beroep van de maatschap gegrond verklaard. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en de boete vastgesteld op € 30.063,52. Tevens is de minister veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van de maatschap.