Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.[de vrouw] ,
1.De procedure
- het tussenvonnis van 20 november 2019 en de daarin genoemde stukken;
- de akte in conventie tevens conclusie van antwoord in reconventie;
- het proces-verbaal van comparitie van 2 september 2020 en de daarin genoemde stukken.
2.De feiten
Het hof heeft bewezen verklaard dat verdachte zich - kort gezegd - gedurende een periode
Namens de benadeelde partij [naam kind 2] [rb: [naam kind 2] ] is door haar wettelijk vertegenwoordiger in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 800,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen. De vordering is door de verdediging niet betwist. Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [naam kind 2] [rb: [naam kind 2] ] als gevolg van verdachtes onder 9 bewezen verklaarde handelen [rb: t.w. samengevat: het heimelijk en wederrechtelijk filmen van [naam kind 2] in de badkamer] rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 800,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 juli 2013 tot aan de dag der algehele voldoening. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is. Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden. Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.”
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam kind 2] [rb: [naam kind 2] ] ter zake van het onder 9 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 800,00 (achthonderd euro) ter zake van immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij. Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 7 juli 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.”.
Bovengenoemde patiënte lijdt aan PTSS en heeft daardoor veel last van angsten, nachtmerries en concentratieproblemen. Zij zou mijns inziens zeer veel profijt kunnen hebben bij de inzet van een PTSS-hulphond. Het gezin kennende zal verzorging van het dier geen probleem opleveren.”.
Bij deze beantwoord ik de vragen inzake de behoefte aan een hulphond voor [naam kind 2] .
Het team heeft in goede mate laten zien de bovengenoemde handelingen te
3.Het geschil
- primair het verlenen van medewerking aan de opheffing van het beslag dat is gelegd op het bij de notaris [D] te [plaats 3] in depot staande bedrag ter hoogte van € 11.873,21, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per dag dat [de vrouw] in gebreke mocht zijn;
- subsidiair: [de vrouw] te veroordelen tot betaling van € 11.873,21;