ECLI:NL:RBOBR:2021:879

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
19 januari 2021
Publicatiedatum
25 februari 2021
Zaaknummer
WR 21/001
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van een rechter in een civiele procedure met betrekking tot uitstel van conclusie van antwoord

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 19 januari 2021 een wrakingsverzoek van verzoeker afgewezen. Verzoeker was gedaagde in een civiele procedure die sinds 26 november 2020 aanhangig was. Eiseres in deze procedure was Stichting [naam]. Verzoeker had om uitstel gevraagd voor het indienen van zijn conclusie van antwoord, maar de rechter had dit verzoek afgewezen. Verzoeker meende dat de rechter vooringenomen was en diende op 15 januari 2021 een wrakingsverzoek in.

De wrakingskamer heeft het verzoek beoordeeld en vastgesteld dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er objectieve omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. De wrakingskamer oordeelde dat de afwijzing van het uitstel geen grond voor wraking kan zijn, omdat een rechterlijke beslissing op zich niet kan leiden tot de conclusie dat er sprake is van vooringenomenheid. Dit is in lijn met de rechtspraak van de Hoge Raad, die stelt dat de juistheid van een rechterlijke beslissing niet ter discussie kan worden gesteld in een wrakingsprocedure.

De wrakingskamer concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de objectieve schijn van partijdigheid konden rechtvaardigen. De e-mail van de griffie, waarin de afwijzing van het uitstel werd meegedeeld, werd niet als blijk van vooringenomenheid gezien. Daarom werd het wrakingsverzoek afgewezen en werd de beslissing van de rechtbank bevestigd.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OOST-BRABANT

Wrakingskamer
zaaknummer: WR 21/001
Beslissing van 19 januari 2021
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker]
wonende te [woonplaats]
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. J.H. Wiggers,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

Verzoeker is gedaagde in een bij de rechtbank sinds 26 november 2020 aanhangige civiele procedure (kanton) met zaaknummer 8873884 CV EXPL 20-6023. Eiseres is Stichting [naam] ( [naam] ). Bij brief van 27 november 2020 heeft de griffie (van de afdeling civiel) verzoeker laten weten dat hij uiterlijk op de rolzitting van 21 januari 2021 om 09:00 uur een conclusie van antwoord moet nemen, in reactie op de tegen hem door [naam] ingestelde vorderingen.
Naar aanleiding van een door verzoeker ingediend verzoek om uitstel heeft de griffie (van de afdeling civiel) namens de rechter bij e-mail van 13 januari 2021 uur aan verzoeker medegedeeld:
“In antwoord op het onderstaande, moet ik u namens de kantonrechter meedelen dat deze voornemens is GEEN nader uitstel te verlenen. U heeft vanaf 26 november 2020 het maximale uitstel gekregen en heeft u nog een week de tijd om uw aanvullend antwoord in te dienen.”.
Zoals hij op 14 januari 2021 telefonisch had aangekondigd tegen een medewerker van de griffie, heeft verzoeker de rechter bij e-mail van 15 januari 2021 om 09:59 uur gewraakt. De rechter heeft hierop bij e-mail van 15 januari 2021 om 11:03 uur gereageerd.

2.De beoordeling van het wrakingsverzoek

2.1
De wrakingskamer kan het verzoek tot wraking zonder behandeling ter zitting aanstonds ongegrond verklaren indien het verzoek kennelijk ongegrond is (artikel 4, tweede lid, aanhef en a, van het wrakingsprotocol van de rechtbank Oost-Brabant). De wrakingskamer oordeelt dat die situatie zich hier voordoet en overweegt daarbij het volgende.
2.2.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
2.3
Verzoeker vindt dat de rechter vooringenomen is omdat deze een onjuiste beslissing heeft genomen. De rechter heeft het door verzoeker gevraagde nader uitstel voor het indienen van de conclusie van antwoord afgewezen. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt echter mee dat een rechterlijke (tussen)beslissing als deze nooit grond kan vormen voor wraking. De wrakingskamer mag niet oordelen over de juistheid van een rechterlijke (tussen)beslissing. Volgens de Hoge Raad is dat oordeel voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak (HR 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413).
Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen verzet zich er ook tegen dat de motivering van een (tussen)beslissing grond kan vormen voor wraking, ook het indien het gaat om een motivering die volgens de wrakingsmaker onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier is of wanneer een motivering ontbreekt. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven (zie opnieuw HR 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413).
2.4
De wrakingskamer oordeelt dat van de e-mail, die op 13 januari 2021 namens de rechter door de griffie is verzonden, niet kan worden gezegd dat de daarin vermelde beslissing en motivering niet anders verstaan kan worden dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter. Het verzoek wordt daarom afgewezen.

3.De beslissing

De rechtbank wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven op 19 januari 2021 door mr. H.M.H. de Koning, voorzitter, en mr. B.C.W. Geurtsen-van Eeden en mr. C.T.C. Wijsman, leden, in aanwezigheid van mr. J.R. Leegsma, griffier.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat
geenvoorziening open (artikel 39 lid 5 Rv).