ECLI:NL:RBOBR:2021:75

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
12 januari 2021
Publicatiedatum
11 januari 2021
Zaaknummer
03.042579.19 en 03.232412.19 (ter terechtzitting gevoegd)
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Groot aantal (pogingen tot) woninginbraken met geweld tegen kwetsbare slachtoffers in Limburg

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 12 januari 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van een groot aantal (pogingen tot) woninginbraken, waarbij geweld werd gebruikt tegen kwetsbare, hulpbehoevende (hoog)bejaarde slachtoffers. De verdachte heeft in de periode van 24 februari 2018 tot en met 19 februari 2019 in verschillende gemeenten in Limburg meerdere inbraken gepleegd, waarbij hij gebruik maakte van een sleutelkastje bij de voordeur om toegang te krijgen tot de woningen. Tijdens deze inbraken heeft hij geweld gebruikt, waaronder bedreiging met een schroevendraaier. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de ten laste gelegde feiten, met uitzondering van enkele feiten waarvan hij is vrijgesproken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen jaar, met aftrek van voorarrest, en heeft vorderingen van benadeelde partijen (deels) toegewezen. De rechtbank heeft ook de schorsing van de voorlopige hechtenis opgeheven. De zaak is behandeld in een meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, waarbij de rechtbank de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging heeft genomen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummers: 03.042579.19 en 03.232412.19 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 12 januari 2021
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [plaats] ( [land] ) op [geboortedatum] 1986,
wonende te [woonplaats] , [adres 1] ,
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in de rechtbank Limburg van 4 juni 2019 en 27 augustus 2019 ten aanzien van parketnummer 03.042579.19 en, na verwijzing van deze zaak naar de rechtbank Oost-Brabant, het onderzoek ter terechtzitting van 22 november 2019, 19 februari 2020, 14 mei 2020, 15 oktober 2020, 24 november 2020 en 29 december 2020 ten aanzien van de parketnummers 03.042579.19 en 03.232412.19.
Op 22 november 2019 heeft de rechtbank de tegen verdachte, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van 8 mei 2019 (03.042579.19) en 30 oktober 2019 (03.232412.19).
Nadat de tenlastelegging met parketnummer 03.042579.19 op de terechtzitting van 22 november 2019 is gewijzigd en de officier van justitie op de zitting van 24 november 2020 omstandigheden die uit het onderzoek ter terechtzitting bekend zijn geworden die niet in de dagvaarding ten aanzien van feit 1 zijn vermeld, maar die volgens de wet tot verzwaring van straf grond opleveren alsnog mondeling heeft ten laste gelegd, is aan verdachte ten laste gelegd dat:

Ten aanzien van parketnummer 03.042579.19:

1
hij op of omstreeks 24 februari 2018 te Obbicht, in elk geval in de gemeente Sittard-
Geleen, omstreeks 01:20 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd,
een handtas, inhoudende o.a. € 750,-, in elk geval een hoeveelheid geld, een bankpas,
een identiteitskaart, foto's, sleutels, een donorkaart en een OV-kaart, in elk geval enig
goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich
de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen
goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking
en/of d.m.v. een onrechtmatig verkregen sleutel, welke diefstal werd voorafgegaan,
vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of
om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij
het bezit van het gestolene te verzekeren, door dreigend een schroevendraaier te
bewegen in de richting van die [slachtoffer 1] en/of door die [slachtoffer 1] gewelddadig
vast te pakken,
terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2
ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 19 februari 2019 te Horst, in elk geval in de gemeente Horst aan de
Maas, omstreeks 03:30 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd,
o.a. een hoeveelheid sieraden, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een
ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk
om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik
heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of d.m.v. een onrechtmatig
verkregen sleutel, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad
aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, door met een muts op zijn hoofd en een masker voor zijn gezicht de woning
van die [slachtoffer 2] binnen te gaan en (vervolgens) die [slachtoffer 2] gewelddadig te duwen
en/of te slaan en (vervolgens) op te sluiten in diens slaapkamer;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2
ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 19 februari 2019 te Horst, in elk geval in de gemeente Horst aan de
Maas, omstreeks 04:00 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd,
o.a. een beurs, inhoudende € 80,-, in elk geval een hoeveelheid geld, een alarmknop
(merk Ascom) en een telefoon (merk Gigaset), in elk geval enig goed, dat geheel of ten
dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van
het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik
heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of d.m.v. een onrechtmatig
verkregen sleutel, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad
aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, door die [slachtoffer 3] gewelddadig vast te pakken en uit haar bed te trekken
tengevolge waarvan zij op de grond terecht is gekomen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2
ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht )
4
hij in of omstreeks de periode van 12 februari 2019 tot en met 13 februari 2019 in de
gemeente Heerlen o.a. een tas, een tablet (merk Apple, type iPad 2) een notebook (merk
Terra), een aantal documenten, een harddrive, een notebook (kleur zwart, merk HP) en
een notebook (zilverkleurig, merk HP, type probook 4340s), in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5]
en/of [slachtoffer 6] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht )

Ten aanzien van 03.232412.19:

1
Hij op of omstreeks 24 september 2018 te Linne, in elk geval in de
gemeente Maasgouw, omstreeks 04:07 uur, in elk geval gedurende de
voor de nachtrust bestemde tijd, in/uit een woning (gelegen aan de
[adres 2] ) o.a. een portemonnee, inhoudende ongeveer € 75,-, in
elk geval een hoeveelheid geld, een paspoort en (een) bankpasje(s), en €
300,-, in elk geval een hoeveelheid geld, een aantal sieraden, een aantal
horloges, een geldkistje, inhoudende een trouwboekje, een persoonlijk
alarm en een telefoon (merk Gigaset 120A), in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 7]
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik
heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of d.m.v. een
onrechtmatig verkregen sleutel, welke diefstal werd voorafgegaan,
vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen
die [slachtoffer 7] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad
aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer 7] gewelddadig vast te
pakken en/of te duwen;
(zaaksdossier 2, aangifte p. 476)
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht,
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 3
Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 19 februari 2019 te Horst, in elk geval in de
gemeente Horst aan de Maas ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om in/uit een woning (gelegen aan de
[adres 3] ) (een) goed(eren) van zijn gading, in elk geval enig goed,
dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 8]
, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen
en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen
door middel van braak en/of verbreking, met dat oogmerk een
sleutelkastje heeft opengebroken, in elk geval heeft vernield, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(zaaksdossier 5, aangifte p. 591)
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van
Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 februari 2019 te Horst, in elk geval in de
gemeente Horst aan de Maas opzettelijk en wederrechtelijk een
sleutelkastje, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een
ander, te weten aan [slachtoffer 8] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd
en/of onbruikbaar gemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
3
hij op of omstreeks 19 februari 2019 te Horst, in elk geval in de
gemeente Horst aan de Maas ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om in/uit een woning (gelegen aan de
[adres 4] ) (een) goed(eren) van zijn gading, in elk geval enig goed,
dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 9]
, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe
te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen
en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen
door middel van braak en/of verbreking, met dat oogmerk een
sleutelkastje heeft opengebroken, in elk geval heeft vernield, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(zaaksdossier 6, aangifte p. 593)
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van
Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 februari 2019 te Horst, in elk geval in de
gemeente Horst aan de Maas opzettelijk en wederrechtelijk een
sleutelkastje, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een
ander, te weten aan [slachtoffer 9] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd
en/of onbruikbaar gemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
4
hij op of omstreeks 19 februari 2019 te Horst, in elk geval in de
gemeente Horst aan de Maas ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om in/uit een woning (gelegen aan de
[adres 5] ) (een) goed(eren) van zijn gading, in elk geval enig goed,
dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan
[slachtoffer 10] , weg te nemen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het
misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen
onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking,
met dat oogmerk een sleutelkastje heeft opengebroken, in elk geval
heeft vernield, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
(zaaksdossier 7, aangifte p. 596)
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van
Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 februari 2019 te Horst, in elk geval in de
gemeente Horst aan de Maas opzettelijk en wederrechtelijk een
sleutelkastje, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een
ander, te weten aan [slachtoffer 10] toebehoorde, heeft vernield,
beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
5
hij op of omstreeks 19 februari 2019 te Horst, in elk geval in de
gemeente Horst aan de Maas ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om in/uit een woning (gelegen aan de
[adres 6] ) (een) goed(eren) van zijn gading, in elk geval enig goed,
dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 11]
, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te
verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn
bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, met dat
oogmerk een sleutelkastje heeft opengebroken, in elk geval heeft
vernield, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
(zaaksdossier 8, aangifte p. 598)
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van
Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 februari 2019 te Horst, in elk geval in de
gemeente Horst aan de Maas opzettelijk en wederrechtelijk een
sleutelkastje, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een
ander, te weten aan [slachtoffer 11] toebehoorde, heeft vernield,
beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
6
hij op of omstreeks 19 februari 2019 te Horst, in elk geval in de
gemeente Horst aan de Maas ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om in/uit een woning (gelegen aan de
[adres 7] ) (een) goed (eren) van zijn gading, in elk geval enig goed,
dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 12]
, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te
verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn
bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, met dat
oogmerk een sleutelkastje heeft opengebroken, in elk geval heeft
vernield, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
(zaaksdossier 9, aangifte p. 600)
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van
Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 februari 2019 te Horst, in elk geval in de
gemeente Horst aan de Maas opzettelijk en wederrechtelijk een
sleutelkastje, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een
ander, te weten aan [slachtoffer 12] toebehoorde, heeft vernield,
beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
7
hij op of omstreeks 19 februari 2019 te Horst, in elk geval in de
gemeente Horst aan de Maas ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om in/uit een woning (gelegen aan de
[adres 8] ) (een) goed(eren) van zijn gading, in elk geval enig goed,
dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 13]
, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te
verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn
bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, met dat
oogmerk een sleutelkastje heeft opengebroken, in elk geval heeft
vernield, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
(zaaksdossier 10, aangifte p. 602)
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van
Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 februari 2019 te Horst, in elk geval in de
gemeente Horst aan de Maas opzettelijk en wederrechtelijk een
sleutelkastje, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een
ander, te weten aan [slachtoffer 13] toebehoorde, heeft vernield,
beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
8
hij op of omstreeks 11 februari 2019 te Belfeld, in elk geval in de
gemeente Venlo, omstreeks 03:00 uur, in elk geval gedurende de voor de
nachtrust bestemde tijd, in/uit een woning (gelegen aan de [adres 9] )
o.a. een gouden ring, twee gouden armbanden en een stoffen tas (kleur
zwart), en elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 14] , heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang
tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen
goed/goederen onder zijn bereik heeft/hebben gebracht door middel
van braak en/of verbreking en/of d.m.v. een onrechtmatig verkregen
sleutel, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van
geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 14] , gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of
om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te
maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer 14]
gewelddadig vast te pakken en uit diens bed te trekken waardoor deze
op de grond is gevallen;
(zaaksdossier 12, aangifte p. 629)
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht,
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 3
Wetboek van Strafrecht)
9
hij op of omstreeks 11 februari 2019 te Belfeld, in elk geval in de
gemeente Venlo, tussen 02:30 uur en 06:00 uur, in elk geval gedurende
de voor de nachtrust bestemde tijd, in/uit een woning (gelegen aan de
[adres 10] ) o.a. een portemonnee, inhoudende € 20,-, in elk geval een
hoeveelheid geld, en een pasjeshouder, in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 15]
, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de
plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen
goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak,
verbreking en/of d.m.v. een onrechtmatig verkregen sleutel;
(zaaksdossier 13, aangifte p. 645)
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van
Strafrecht)
10
hij op of omstreeks 11 februari 2019 te Belfeld, in elk geval in de
gemeente Venlo, omstreeks 04:00 uur, in elk geval gedurende de voor de
nachtrust bestemde tijd, in/uit een woning (gelegen aan de [adres 11] )
o.a. een aantal sieraden/juwelen, een gouden tientje en € 200,-, in elk
geval een hoeveelheid geld, en elk geval enig goed, dat geheel of ten dele
aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 16] , heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft
en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of
d.m.v. een onrechtmatig verkregen sleutel, welke diefstal werd
voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met
geweld tegen die [slachtoffer 16] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op
heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het
bezit van het gestolene te verzekeren, door met een bivakmuts over zijn
hoofd de woning van die [slachtoffer 16] binnen te gaan en (vervolgens) door
met geweld te trekken aan een ring welke die [slachtoffer 16] om haar
middelvinger had;
(zaaksdossier 14, aangifte p. 652)
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht,
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 3
Wetboek van Strafrecht)
11
hij op of omstreeks 11 februari 2019 te Belfeld, in elk geval in de
gemeente Venlo (op het adres [adres 12] ) een sleutelkastje,
inhoudende een transponder, in elk geval enig goed, dat geheel of ten
dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 17] , heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn
bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
(zaaksdossier 15, aangifte p. 672)
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van
Strafrecht)
12
hij op of omstreeks 11 februari 2019 te Belfeld, in elk geval in de
gemeente Venlo ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen
misdrijf om in/uit een woning (gelegen aan de [adres 13] ) (een)
goed(eren) van zijn gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele
aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 18] , weg te
nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en
zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die
weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel
van braak en/of verbreking, met dat oogmerk een sleutelkastje heeft
opengebroken, in elk geval heeft vernield, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(zaaksdossier 16, aangifte p. 674)
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van
Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 februari 2019 te Belfeld, in elk geval in de
gemeente Venlo opzettelijk en wederrechtelijk een sleutelkastje, in elk
geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 18]
toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar
gemaakt;
13
hij op of omstreeks 8 februari 2019 te Geleen, in elk geval in de
gemeente Sittard-Geleen in/uit een personenauto (staande op een
parkeerplaats aan de [straatnaam 1] ) o.a. een rolkoffer, een laptop (merk
Acer Aspire 3) en een zonnebril (merk Ray-Ban), in elk geval enig goed,
dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 19]
, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de
plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen
goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
en/of verbreking;
(zaaksdossier 17, aangifte p. 677)
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van
Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 februari 2019 te Geleen, in elk geval in de
gemeente Sittard-Geleen, een goed, te weten een laptop (merk Acer)
heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten
tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist,
althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf
verkregen goed betrof;
( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 417bis lid 1 ahf/ond
a Wetboek van Strafrecht)
14
hij op of omstreeks 10 februari 2019 in de gemeente Heerlen in/uit een
personenauto (staande op een parkeerplaats aan [straatnaam 1] ) een
laptop (merk HP Probook) en een oplader, in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 20] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen;
(zaaksdossier 18)
( art 310 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 februari 2019 te Geleen, in elk geval in de
gemeente Sittard-Geleen, een goed, te weten een laptop (merk HP) heeft
verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde
van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans
redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf
verkregen goed betrof;
( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 417bis lid 1 ahf/ond
a Wetboek van Strafrecht)
15
hij op of omstreeks 19 februari 2019 te Geleen, in elk geval in de
gemeente Sittard-Geleen, al dan niet opzettelijk, een of meer
radioapparaten, te weten een jammer (verstoorder), heeft aangelegd,
geheel of gedeeltelijk aangelegd aanwezig heeft gehad en/of heeft
gebruikt, terwijl voor het gebruik ervan aan de houder van die
radioapparaten geen vergunning voor het gebruik van frequentieruimte
was verleend op grond van hoofdstuk 3 van de Telecommunicatiewet;
(zaaksdossier 19)
( art 10.15 lid 1 Telecommunicatiewet)
16
hij op of omstreeks 11 oktober 2018 te Geleen, in elk geval in de
gemeente Sittard-Geleen, omstreeks 04:30 uur, in elk geval gedurende
de voor de nachtrust bestemde tijd, in/uit een woning (gelegen aan de
[adres 14] ) o.a. een geldcassette, € 2100,-, in elk geval een
hoeveelheid geld, een handdoek, een portemonnee, een horloge en een
aantal sieraden, en elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een
ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 21] , heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de
toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg
te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft/hebben gebracht door
middel van braak en/of verbreking en/of d.m.v. een onrechtmatig
verkregen sleutel, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of
gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 21] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk
te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de
vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, door die [slachtoffer 21] meermalen te slaan en/of door
gewelddadig oorbellen uit de oren van die [slachtoffer 21] te trekken en/of
door gewelddadig ringen van de vingers van die [slachtoffer 21] te trekken;
(zaaksdossier 20, aangifte p. 697)
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht,
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 3
Wetboek van Strafrecht)
17
hij op of omstreeks 13 september 2018 in de gemeente Maastricht,
gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in/uit een woning
(gelegen aan de [adres 15] ) o.a. een kluis, inhoudende € 50,-, in
elk geval een hoeveelheid geld, een aantal pasjes en een identiteitskaart,
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 22] , heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of
dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht
door middel van braak en/of verbreking en/of d.m.v. een onrechtmatig
verkregen sleutel;
(zaaksdossier 21, aangifte p. 771)
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van
Strafrecht)
18
hij op of omstreeks 13 september 2018 in de gemeente Maastricht,
gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in/uit een woning
(gelegen aan de [adres 16] ), o.a. een aantal juwelen en een
handtas, inhoudende o.a. een portemonnee, een identiteitskaart en een
hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een
ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 23] , heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl
verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft
en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of d.m.v. een
onrechtmatig verkregen sleutel;
(zaaksdossier 22, aangifte p. 785)
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van
Strafrecht)
19
hij op of omstreeks 13 september 2018 in de gemeente Maastricht,
gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, ter uitvoering van het
door verdachte voorgenomen misdrijf om in/uit een woning (gelegen
aan de [adres 17] ) (een) goed(eren) van zijn gading, in elk geval
enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten
aan [slachtoffer 24] , weg te nemen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het
misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen
onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking,
met dat oogmerk een sleutelkastje heeft opengebroken, in elk geval
heeft vernield, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
(zaaksdossier 23, aangifte p. 796)
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van
Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
20
hij op of omstreeks 1 mei 2018 in de gemeente Nuth, omstreeks 01:00
uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in/uit
een woning (gelegen aan de [adres 18] ) o.a. een aantal sieraden,
een aantal horloges, twee tassen, een hoeveelheid geld, een aantal
pasjes en een telefoon (merk Panasonic), in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 25]
, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de
plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen
goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
en/of verbreking en/of d.m.v. een onrechtmatig verkregen sleutel;
(zaaksdossier 24, aangifte p. 799)
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van
Strafrecht)
21
hij in of omstreeks de periode van 7 oktober 2018 tot en met 8 oktober
2018 te Urmond, in elk geval in de gemeente Stein, gedurende de voor
de nachtrust bestemde tijd, ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om in/uit een woning (gelegen aan de
[adres 19] ) (een) goed(eren) van zijn gading, in elk geval enig goed,
dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 26]
, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe
te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen
en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen
door middel van braak en/of verbreking, met dat oogmerk een
sleutelkastje heeft opengebroken, in elk geval heeft vernield, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(zaaksdossier 25, aangifte p. 831)
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van
Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 7 oktober 2018 tot en met 8 oktober
2018 te Urmond, in elk geval in de gemeente Stein opzettelijk en
wederrechtelijk een sleutelkastje, in elk geval enig goed, dat geheel of
ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 26] toebehoorde, heeft
vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
22
hij op of omstreeks 19 november 2018 te Posterholt, in elk geval in de
gemeente Roerdalen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd,
in/uit een woning (gelegen aan de [adres 20] ) o.a. een gouden
ring, een beurs, inhoudende o.a. een hoeveelheid geld, een bankpas
(Rabobank), een identiteitskaart en diverse pasjes, gouden
manchetknopen en een horloge, in elk geval enig goed, dat geheel of ten
dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 27] , heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn
bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of
d.m.v. een onrechtmatig verkregen sleutel;
(zaaksdossier 26, aangifte p. 841)
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van
Strafrecht)
23
hij op of omstreeks 19 november 2018 te Posterholt, in elk geval in de
gemeente Roerdalen, ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om in/uit een woning (gelegen aan de
[adres 21] ) (een) goed(eren) van zijn gading, in elk geval enig
goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan
[slachtoffer 28] , weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich
toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg
te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van
braak en/of verbreking, met dat oogmerk een sleutelkastje heeft
opengebroken, in elk geval heeft vernield, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(zaaksdossier 27, aangifte p. 852)
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van
Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 november 2018 te Posterholt, in elk geval in de
gemeente Roerdalen opzettelijk en wederrechtelijk een sleutelkastje, in
elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan
[slachtoffer 28] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of
onbruikbaar gemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
24
hij op of omstreeks 19 november 2018 te Posterholt, in elk geval in de
gemeente Roerdalen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd,
in/uit een woning (gelegen aan de [adres 22] ) o.a. een aantal
ringen, een ketting, een beurs met inhoud en een bankpas, in elk geval
enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten
aan [slachtoffer 29] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de
plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen
goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
en/of verbreking en/of d.m.v. een onrechtmatig verkregen sleutel;
(zaaksdossier 28, aangifte p. 859)
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van
Strafrecht)
25
hij op of omstreeks 22 november 2018 in de gemeente Maastricht,
omstreeks
04:15 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd,
in/uit een woning (gelegen aan de [adres 23] ) o.a. twee
juwelenkistjes, inhoudende een hoeveelheid sieraden en horloges, en elk
geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te
weten aan [slachtoffer 30] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen
onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking
en/of d.m.v. een onrechtmatig verkregen sleutel, welke diefstal werd
voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met
geweld tegen die [slachtoffer 30] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor
te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op
heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het
bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer 30] met kracht te
duwen en/of te slaan;
(zaaksdossier 29, aangifte p. 875)
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht,
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 3
Wetboek van Strafrecht)
26
hij op of omstreeks 22 november 2018 in de gemeente Maastricht,
gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, ter uitvoering van het
door verdachte voorgenomen misdrijf om in/uit een woning (gelegen
aan de [adres 24] ) (een) goed(eren) van zijn gading, in elk geval
enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten
aan [slachtoffer 31] , weg te nemen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het
misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen
onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking,
met dat oogmerk een sleutelkastje heeft opengebroken, in elk geval
heeft vernield, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
(zaaksdossier 30, aangifte p. 881)
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van
Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 november 2018 in de gemeente
Maastricht opzettelijk en wederrechtelijk een sleutelkastje, in elk geval
enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 31]
toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar
gemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
27
hij op of omstreeks 22 november 2018 te Maastricht, gedurende de voor
de nachtrust bestemde tijd, ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om in/uit een woning (gelegen aan de
[adres 25] ) (een) goed (eren) van zijn gading, in elk geval enig goed,
dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan
[slachtoffer 32] , weg te nemen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het
misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen
onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking,
met dat oogmerk een sleutelkastje heeft opengebroken, in elk geval
heeft vernield, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
(zaaksdossier 31, aangifte p. 883)
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van
Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
28
hij op of omstreeks 18 september 2018 te Melick, in elk geval in de
gemeente Roerdalen, omstreeks 02:56 uur, in elk geval gedurende de
voor de nachtrust bestemde tijd, in/uit een woning (gelegen aan de
[adres 26] ) o.a. een kluis, inhoudende o.a. een testament,
documenten en een aantal sieraden, en € 150,-, in elk geval een
hoeveelheid geld en twee sleutels, in elk geval enig goed, dat geheel of
ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 33] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft
en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of
d.m.v. een onrechtmatig verkregen sleutel, welke diefstal werd
voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met
geweld tegen die [slachtoffer 33] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op
heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het
bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer 33] gewelddadig
tegen de grond te duwen.
(zaaksdossier 32, aangifte p. 885)
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht,
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 3
Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak.

De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte ten aanzien van de
feiten 1, 9, 10, 11, 12, 13 primair, 14 primair, 15, 21, 22, 23 en 24 van 03.232412.19is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De vrijspraken zullen hierna nader worden besproken onder het kopje “Het oordeel van de rechtbank.”

Bewijs

Inleiding.
In deze zaak staat het politieonderzoek “Zorro” centraal. Dit betreft een onderzoek naar een serie woninginbraken en pogingen daartoe, die zijn gepleegd op verschillende plaatsen in Limburg in de periode van 24 februari 2018 tot en met 19 februari 2019.
De verdenking bestaat eruit dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een groot aantal (pogingen tot) inbraken in woningen dan wel vernieling van sleutelkastjes en/of heling van gestolen goederen. Bij een aantal woningbraken is geweld gebruikt tegen de bewoner. Ook wordt verdachte er van verdacht dat hij in twee auto’s heeft ingebroken. Verder wordt verdachte verdacht van het overtreden van de Telecommunicatiewet.
De rechtbank zal hierna eerst de samengevatte standpunten van het openbaar ministerie en de verdediging met betrekking tot de ten laste gelegde feiten weergeven. Daarna volgt een algemene bewijsoverweging, waarna de feiten worden besproken. Zo nodig zullen feiten gezamenlijk worden besproken, bijvoorbeeld wanneer meerdere (pogingen tot) inbraken kort na elkaar zijn gepleegd.
Het standpunt van de officier van justitie.
Op de in het op schrift gestelde requisitoir vermelde gronden is de officier van justitie van oordeel dat, met uitzondering van feit 14 primair op de dagvaarding met parketnummer 03.232412.19), alle (primair) ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Van feit 14 primair van 03.232412.19 dient verdachte worden vrijgesproken. Feit 14 subsidiair acht de officier van justitie wel wettig en overtuigend te bewijzen.
Het standpunt van de verdediging.
In zijn pleidooi en schriftelijke pleitnotities heeft de raadsman in zijn algemeenheid bepleit dat uiterst zorgvuldig te werk dient te worden gegaan met het eventueel schakelen van bewijs. Het enkele feit dat een aantal inbraken of pogingen daartoe hebben plaatsgevonden op locaties dicht bij elkaar, wil nog niet zeggen dat er een verband bestaat tussen die feiten. Het openbreken van sleutelkastjes is niet zodanig uniek dat alleen al op grond van deze methode kan worden gezegd dat het steeds dezelfde dader moet zijn geweest.
Cruciaal is, aldus de raadsman, om bij elk van de feiten, of clusters van feiten, te bezien of ten aanzien van de zaken die binnen die clusters vallen wettig en overtuigend bewijs is (zonder schakelbewijs) van één of meer van die feiten waarop dan de andere feiten kunnen meeliften. Als geen van de feiten op zichzelf bewijsbaar zijn, maar ten aanzien van elk van die feiten elementen uit andere zaken moeten worden gedestilleerd, dan is dat geen schakelbewijs, maar een tautologische bewijsvoering. Geen van de zaken kan zichzelf overeind houden in dat geval. Er zal, in alle zaaksdossiers, eerst moeten worden gezocht naar ander redengevend bewijs dat niet eerst geïnterpreteerd moet worden.
Ten aanzien van alle bij verdachte aangetroffen goederen die zijn te linken aan een woninginbraak stelt de raadsman zich op het standpunt dat wettig en overtuigend bewijs voor betrokkenheid van verdachte bij de inbraken ontbreekt.
De raadsman heeft vervolgens de ten laste gelegde feiten naar soort van misdrijf/geclusterd besproken.
Cluster I; dit zijn de woninginbraken, dan wel pogingen daartoe, of althans (in voorkomend geval subsidiair ten laste gelegd) vernieling van een sleutelkastje.
Daarnaast zijn er de diefstallen uit auto’s en het voorhanden hebben van de jammer.
Binnen cluster I zijn enkele subgroepen waarvan de pleegperiode is gesteld op of omstreeks eenzelfde datum. Deze feiten zijn door de raadsman tezamen besproken.
Cluster I A: feiten 17, 18 en 19. Van één feit is komen vast te staan dat sporen aan het sleutelkastje zijn veroorzaakt met een schroevendraaier die mogelijk met verdachte in verband kan worden gebracht nu de schroevendraaier is aangetroffen in de auto waarvan verdachte mede gebruik heeft gemaakt. Een schroevendraaier is evenwel een verplaatsbaar object, waarop in dit geval geen DNA is aangetroffen. Wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs dient verdachte van deze feiten te worden vrijgesproken.
Cluster I B: feiten 22, 23 en 24. De verdediging stelt zich op het standpunt dat ten aanzien van geen van deze feiten voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om verdachte te veroordelen. Er is bovendien sprake van een contra-indicatie: verdachte spreekt geen Limburgs dialect, zoals door een van de aangevers is waargenomen.
Cluster I C: feiten 25, 26 en 27. Voor alle drie de zaken geldt dat er werktuigsporen zijn aangetroffen die alle zouden zijn veroorzaakt met een van de schroevendraaiers in de Audi waarvan verdachte gebruik maakte. De betrokkenheid van verdachte bij de inbraken is volledig gestoeld op die sporen. Er is geen DNA aangetroffen en de sporen zijn veroorzaakt door een verplaatsbaar object. Ten aanzien van feit 25 staat bovendien niet vast dat er sieraden zijn weggenomen. Verzocht wordt om verdachte van al deze feiten vrij te spreken.
Cluster I D: feiten 8, 9, 10, 11, 12. Het belangrijkste bewijs ten aanzien van een deel van de feiten bestaat uit sporenonderzoek. Daaruit kan geen betrokkenheid van verdachte bij de diefstallen volgen. Eventuele reisbewegingen zeggen niets en de bevindingen in het notitieboekje evenmin. Verzocht wordt om verdachte van deze feiten vrij te spreken.
Cluster I E: feiten 2 tot en met 7 van 03.232412.19 en feiten 2 en 3 van 03.042579.19.
Uit geen van de verklaringen van de getuigen kan de betrokkenheid van verdachte worden afgeleid. De enige overeenkomst bij al deze feiten is dat zou zijn getracht de sleutel uit het sleutelkastje te ontvreemden. De reisbewegingen van de Audi worden in het nadeel van verdachte uitgelegd. Verdachte wordt echter niet herkend in de nacht van 19 februari 2019. Het is niet verdachte die in deze nacht is geobserveerd. Er is geen enkele ondersteuning, in de vorm van objectieve gegevens, die maken dat cliënt aan de feiten kan worden gekoppeld. Reisbewegingen kunnen uitsluitend als eventueel steunbewijs dienen.
Van alle tot dit cluster behorende feiten zijn weggenomen goederen van één feit in een auto aangetroffen die mede aan mijn cliënt wordt toegeschreven. De aangetroffen goederen in de auto maken nog niet dat geconcludeerd kan worden dat verdachte als dief betrokken is geweest bij feit 1 van 03.232412.19. Voor de overige feiten ontbreekt voldoende wettig en overtuigend bewijs waardoor vrijspraak moet volgen.
Feit 16 staat op zichzelf. Ook in deze zaak geldt dat de resultaten van de Forensische Opsporing cruciaal zijn. De aangetroffen sporen op het sleutelkastje zouden zeer waarschijnlijk zijn veroorzaakt met één van de schroevendraaiers uit de Audi. Deze constatering is onvoldoende om betrokkenheid van verdachte bij de diefstal uit af te leiden waardoor vrijspraak moet volgen.
Voor de feiten 2, 3, 4, 5, 6, 7, 12, 21, 23 en 26 geldt nog dat subsidiair vernieling ten laste is gelegd. Voor geen van deze feiten is rechtstreeks bewijs voorhanden dat duidt op betrokkenheid van verdacht zodat hij ook van deze varianten dient te worden vrijgesproken.
Feiten 13 en 14 zien op diefstallen uit auto’s (primair) dan wel heling. De goederen van deze zaken zijn aangetroffen op de [adres 27] . Primair geldt dat daarvoor geen betrokkenheid van diefstal uit volgt. Ten aanzien van de heling stelt de verdediging zich primair op het standpunt dat niet is gebleken van enige beschikkingsmacht, waardoor vrijspraak moet volgen. Subsidiair refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Met betrekking tot feit 15 (jammer) geldt dat deze is aangetroffen in de woning waarvan de verdediging stelt dat hij daar soms en dus niet permanent verbleef, waardoor het voorhanden hebben niet zonder mee bewezen kan worden. De verdediging stelt zich primair op het standpunt dat het enkele feit dat de jammer in de woning lag nog niet maakt dat verdachte zich bewust is geweest van de aanwezigheid van de jammer. Subsidiair refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman heeft tot slot ter zitting een voorwaardelijk verzoek gedaan tot het horen van twee getuigen, te weten:
- de getuige [getuige 1] , ingeval de rechtbank diens verklaring voor het bewijs zou willen bezigen;
- getuige [getuige 2] , ingeval de rechtbank diens verklaring voor het bewijs zou willen bezigen.
Het oordeel van de rechtbank. [1]

Algemene overwegingen ten aanzien van het bewijs:

Modus operandi
Uit het dossier blijkt dat ten aanzien van de woninginbraken sprake is geweest van specifieke modus operandi. Alle inbraken vonden plaats in de nachtelijke uren, in kleinere, ’s-nachts vaak uitgestorven, dorpen dan wel aan de rand van een stad, dicht bij de uitvalswegen. In de meeste gevallen werden sleutelkastjes geforceerd die bij seniorenwoningen bij de voordeur hingen. Met de uit het kastje genomen sleutel kon eenvoudig de woning worden betreden. De gehele woning, ook de slaapkamer van de bewoner, werd doorzocht op waardevolle, kleinere voorwerpen zoals geld, sieraden, pinpassen en laptops.
Bij een aantal inbraken werd (fors) geweld gebruikt, onder meer door te slaan, duwen, alarmknoppen maar ook sieraden van het lichaam af te trekken.
Slechts door één aangeefster wordt gesproken van twee daders; alle andere aangiften spreken over één dader. Deze dader is steeds donker gekleed, heeft een bivakmuts op en draagt handschoenen; in een enkel geval draagt de dader een lampje op zijn hoofd.
Begin van uitvoering (t.a.v. de tenlastegelegde pogingen tot woninginbraak subs. vernielingen van de sleutelkastjes)
De rechtbank overweegt dat uit hetgeen hiervoor omtrent de modus operandi is opgemerkt, blijkt dat de sleutelkastjes werden opengebroken uitsluitend met de bedoeling de zich daarin bevindende sleutel te gebruiken om de betreffende woning binnen te gaan en de bewoner te bestelen. Het (enkel) beschadigen van een sleutelkastje kan daarom niet anders worden gezien dan als een begin van uitvoering van een diefstal, dus een voltooide poging. Daarbij is het niet relevant of zich in het kastje wel of geen sleutel bevond.
De Audi A3 met kenteken [kenteken 1]
Door de verdediging is aangevoerd dat, naast verdachte, ook twee andere personen de beschikking hadden over een autosleutel behorende bij de Audi A3 (
hierna ook wel “de Audi” of “de auto” genoemd) en dat deze personen ook in die auto reden. Verdachte heeft hierbij alleen de naam van de niet gevonden getuige [getuige 2] genoemd als zijnde één van de personen die in de ten laste gelegde periode ook gebruik maakte van de Audi. Van de andere persoon wilde hij de naam niet noemen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit onderzoek is gebleken dat de Audi bij een garagebedrijf te Houten vandaan komt. De eigenaar van de garage heeft verklaard dat de Audi op 18 december 2018 is aangekocht door een Marokkaanse man en een oudere, moeilijk verstaanbare man. De Marokkaanse man ondertekende de factuur van € 2.000,= en betaalde contant. De auto is op naam van [persoon 1] gezet. Deze [persoon 1] , woonachtig te Roermond, is door de politie als getuige gehoord. Hij heeft verklaard dat hij de Audi op verzoek van een Marokkaanse man, die hij kende als de Marokkaanse “ [persoon 2] ”, op zijn naam heeft gezet. [persoon 2] betaalde de verzekering van de auto. Aan [persoon 1] is door de politie een foto van verdachte getoond, waarna [persoon 1] verklaarde dat dit de persoon was die hij kende als “ [persoon 2] ”.
De garagehouder heeft verklaard dat er - overeenkomstig de verkoopadvertentie - één autosleutel bij de Audi werd geleverd.
Ook de vriendin van verdachte, genaamd [persoon 3] , heeft op 25 januari 2019 verklaard dat verdachte in een Audi A3 reed en dat deze auto op naam stond van ene [persoon 1] uit Roermond.
Verdachte is vanaf 28 september 2018 stelselmatig geobserveerd. Dit naar aanleiding van informatie betreffende een woninginbraak in Obbicht op 24 februari 2018 waarbij DNA van verdachte is aangetroffen alsmede informatie omtrent een woninginbraak te Linnen op 12 juli 2018.
De rechtbank stelt vast dat bij de observaties , sinds de Audi door verdachte is aangekocht, alleen hij en niemand anders als de bestuurder van de auto is gezien.
In de nacht van 11 februari 2019 zijn strafbare feiten gepleegd in Belfeld.
Vanaf dat moment is de Audi voorzien van plaatsbepalingsapparatuur, ofwel een baken.
Verdachte heeft ten overstaan van de politie verklaard, dat hij op 12 en 17 februari 2019 in de Audi gereden zal hebben, nu hij door de observanten als bestuurder is herkend.
In de auto zaten op die momenten geen passagiers.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij de Audi gebruikte voor zijn handel in goederen.
Uit de bakengegevens is vast komen staan dat de Audi op 19 februari 2019 in Horst is. Daarna is de auto in de straat [straatnaam 2] , gelegen in de buurt van de [adres 27] te Geleen.
Op 19 februari 2019 wordt verdachte aangehouden in de woning van zijn vriendin aan de [adres 28] te Geleen. Verdachte heeft zich op dat moment in de bergkast onder de trap verstopt. In die kast wordt, naast verdachte, ook de sleutel van de Audi aangetroffen.
Naar het oordeel van de rechtbank staat het, gelet op het voorgaande, genoegzaam vast dat verdachte - en alleen verdachte - sinds de aankoop op 18 december 2018 de bestuurder van de Audi is geweest.

Bijzondere overwegingen van de rechtbank:

Ten aanzien van feit 1 (03.042579.19):
De rechtbank overweegt met betrekking tot deze inbraak in de woning aan de [adres 29] te Obbicht het volgende.
De dader heeft in de nachtelijke uren, omstreeks 01:20 uur, het sleutelkastje bij de voordeur van de woning vernield en is met de sleutel uit dat kastje de woning binnen gegaan.
Hierna heeft de dader de bewoonster op gewelddadige wijze vastgepakt en met een schroevendraaier bedreigd, vervolgens haar handtas met inhoud weggenomen en toen de woning verlaten.
Bij de voordeur van de woning is een schroevendraaier aangetroffen en in beslag genomen.
De schroevendraaier is door de aangeefster herkend als de schroevendraaier waarmee zij bedreigd werd.
De schroevendraaier en het sleutelkastje zijn op sporen onderzocht.
Uit het werktuigspoor op het sleutelkastje volgt dat de achtergebleven schroevendraaier zeer waarschijnlijk is gebruikt om het sleutelkastje open te breken.
Op het handvat van de schroevendraaier is DNA aangetroffen. Het afgeleide hoofdprofiel, opgesteld van de bemonstering van de schroevendraaier, is vergeleken met de DNA-profielen van personen die zijn opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken. Hierbij is een match gevonden met het DNA-profiel van verdachte.
In zijn op schrift gestelde pleidooi heeft de raadsman ten aanzien van dit feit géén inhoudelijk verweer gevoerd. Bij een ander aan verdachte ten laste gelegd feit heeft de raadsman evenwel gesteld dat een schroevendraaier een mobiel, verplaatsbaar object betreft en dat het onvoldoende is, ook al zou er DNA op dat object zijn aangetroffen, om daaruit de conclusie te trekken dat het ook deze verdachte is geweest die het strafbare feit heeft begaan.
Voor zover de raadsman bedoeld heeft dit verweer ook ten aanzien van het onderhavige feit te voeren, doch in ieder geval ambtshalve, overweegt de rechtbank wat dat betreft als volgt.
Op zich zelf is het juist dat indien op een bepaalde locatie een verplaatsbaar voorwerp wordt aangetroffen met daarop DNA van een bepaald persoon, niet zonder meer daaruit kan worden afgeleid dat deze persoon daar ook zelf aanwezig is geweest.
Op de plaats delict is een schroevendraaier aangetroffen. Deze is door een verbalisant veiliggesteld en bemonsterd. Uit het NFI-rapport blijkt dat uit één van deze bemonsteringen een DNA-hoofdprofiel is afgeleid dat matcht met het DNA-profiel van verdachte, met een matchkans van kleiner dan één op één miljard. Ondanks dat de schroevendraaier een verplaatsbaar object betreft en niet blijkt hoe en op welk moment het DNA van verdachte op de schroevendraaier is terechtgekomen, acht de rechtbank het resultaat van dit DNA-onderzoek in samenhang met de aangifte, de niet weersproken herkenning van aangeefster van de schroevendraaier en de werktuigsporen op het sleutelkastje voldoende voor een bewezenverklaring. De rechtbank weegt daar bij mee dat
het dossier geen enkele aanwijzing bevat om aan te nemen dat dit object op de plaats delict terecht is gekomen op een andere manier dan in beginsel aannemelijk is, namelijk betrokkenheid van verdachte bij het delict. u Verdachte heeft geen enkele redelijke, de redengevendheid ontzenuwende verklaring gegeven voor het aantreffen van zijn DNA op de betreffende schroevendraaier. Daarom gaat de rechtbank er vanuit dat er geen alternatieve verklaring voor de bewijsmiddelen bestaat
De rechtbank concludeert dat verdachte tijdens het plegen van het delict een schroevendraaier met daarop zijn celmateriaal heeft achtergelaten op de plaats delict.
De rechtbank acht de tenlastegelegde woninginbraak met geweld wettig en overtuigend bewezen en de bewijsmiddelen zijn uitgewerkt in het aan dit vonnis gehechte bewijsmiddelenoverzicht.
Wat betreft de strafverzwarende omstandigheid zoals door de officier van justitie ter zitting ten laste gelegd, overweegt de rechtbank als volgt.
Uit het uittreksel justitiële documentatie [2] van 18 mei 2020 blijkt dat verdachte op 12 augustus 2015 door de meervoudige kamer in de rechtbank Limburg is veroordeeld ter zake van “de voortgezette handeling van diefstal, gevolgd van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk
te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren en poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang heeft verschaft en het weg te noemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en verbreking, gevolgd van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf de vlucht mogelijk te maken” (op 1 april 2015 te Maastricht) tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden.
Tevens blijkt uit dit uittreksel dat dit vonnis onherroepelijk is sedert 2 december 2015.
Gelet hierop acht de rechtbank ook dit deel van de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 2, feit 3 (03.042579.19), feit 2 primair, feit 3 primair, feit 4 primair, feit 5 primair, feit 6 primair en feit 7 primair (03.232412.19):
De rechtbank overweegt ten aanzien van de woninginbraak aan de [adres 30] (feit 2 van 03.042579.19) te Horst als volgt.
Uit de aangifte is gebleken dat de dader zich de toegang tot de woning heeft verschaft door het sleutelkastje bij de voordeur open te breken. Aangever heeft de dader, die alleen was, beschreven als een man met donkere kleding, handschoenen aan en een lampje op zijn hoofd. In de woning is aangever geslagen en geduwd en er zijn sieraden weggenomen.
Bij het uitlezen van het baken is gebleken dat de Audi van 18 op 19 februari 2019 van Geleen naar Horst is gereden en dat deze vanaf 00:25 uur tot en met 04:30 uur geparkeerd heeft gestaan in de omgeving van de [adres 30] in Horst. Omstreeks 04:30 uur is de auto teruggereden naar de [adres 37] te Geleen. Deze straat is gelegen in de buurt van de [adres 28] , waar de vriendin van verdachte woont. Verdachte verbleef, zo heeft hij verklaard ter zitting, bij zijn vriendin.
In een slaapkamer van de woning aan de [adres 28] te Geleen zijn op 19 februari 2019 omstreeks het middaguur sieraden van de aangever aangetroffen. De sieraden waren verstopt in een kussensloop. De aangever heeft de sieraden herkend als de zijne.
De vriendin van verdachte, [persoon 3] , heeft ten overstaan van de politie verklaard dat verdachte in de nacht van 19 februari 2019 uit de woning is weggeweest.
In de Audi A3 zijn op 19 februari 2019 twee schroevendraaiers (A en B) aangetroffen en in beslag genomen.
Er heeft forensisch onderzoek plaatsgevonden naar de werktuigsporen op het sleutelkastje in combinatie met de schroevendraaiers. Uit dat onderzoek kan geconcludeerd worden dat werktuigsporen in de afvormingen zijn veroorzaakt met schroevendraaier A.
Van wie zijn de schroevendraaiers uit de Audi?
Verdachte heeft ontkend dat deze schroevendraaiers van hem zijn. De rechtbank heeft hiervoor al overwogen dat de Audi enkel door verdachte werd gebruikt. Nu verdachte geen redelijke, de redengevendheid ontzenuwende verklaring heeft gegeven voor de aanwezigheid van de in de auto aangetroffen schroevendraaiers gaat de rechtbank er vanuit dat er geen alternatieve verklaring voor de aanwezigheid van de schroevendraaiers bestaat anders dan dat deze van verdachte zijn en door hem in de Audi zijn geplaatst.
Dit oordeel wordt versterkt door de uitkomst van forensisch onderzoek naar aanleiding van een woninginbraak waarvoor de rechtbank verdachte eveneens verantwoordelijk houdt
(zie feit 20 van 03.232412.19). Bij deze inbraak, in tijd gelegen vóórdat verdachte in het bezit was van de Audi, is gebleken dat schroevendraaier A ook daar (al) door verdachte is gebruikt om een sleutelkastje open te breken.
In onderling verband en samenhang bezien met de overige bewijsmiddelen in dit dossier kan het naar het oordeel van de rechtbank daarom niet anders zijn dan dat het verdachte is geweest die de woninginbraak heeft gepleegd en dat hij daarbij geweld heeft gebruikt tegen de aangever. De rechtbank acht dit feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de woninginbraken aan de [adres 6] , [huisnummers] te Horst als volgt.
Deze woninginbraken zijn, gelet op de aangiftes, volgens de door verdachte gehanteerde modus operandi gepleegd in dezelfde nacht als de inbraak op nummer [huisnummer 2] . Dit betreft dus de nacht waarin, gelet op de bakengegevens, de Audi A3 en daarmee ook verdachte, in Horst is geweest. De conclusies van de sporenonderzoeken aan de sleutelkastjes zijn steevast bevestigend van aard: de schroevendraaier A die in de Audi is aangetroffen is gebruikt om de sleutelkastjes open te breken.
Uit de bewijsmiddelen heeft de rechtbank dan ook de overtuiging bekomen dat verdachte op 19 februari 2019 ook de woninginbraken aan de [adres 6] , [huisnummers] te Horst heeft gepleegd. Bij dit alles heeft de rechtbank mede in aanmerking genomen dat wanneer op dezelfde avond, in één plaats, in één straat, in meerdere woningen die (dus) dicht bij elkaar in de buurt staan, is ingebroken, een bewezenverklaring kan volgen voor alle woningen indien het bewijs voor één of meer van die woningen als toereikend kan worden beschouwd. De rechtbank acht het hoogst onwaarschijnlijk en onaannemelijk dat op dezelfde avond in de ene woning volgens een bepaalde modus operandi is ingebroken door verdachte, terwijl in een andere woning dicht in de buurt in diezelfde periode volgens dezelfde modus operandi zou zijn ingebroken door een onbekend gebleven inbreker. In die zin heeft de rechtbank een methode van schakelbewijs toegepast.
De bewijsmiddelen voor deze feiten zijn uitgewerkt in de bij dit vonnis gevoegde bewijsbijlage.
Ten aanzien van feit 4 (03.042579.19):
De rechtbank overweegt met betrekking tot deze woninginbraak als volgt.
Bij de inbraak in de woning aan de [adres 31] te Heerlen in de nacht van 12 op 13 februari 2019 zijn geen braaksporen aangetroffen. Uit de woning is een bruine tas van het merk Castelijn en Beerens met daarin computerapparatuur weggenomen.
De Audi A3, waarin zoals de rechtbank hiervoor heeft vastgesteld, (enkel) door verdachte wordt gereden, is op 11 februari 2019 voorzien van een baken. Uit de technische gegevens van het baken blijkt dat de Audi in de late avond van 12 februari 2019 vanuit Geleen naar Heerlen is gegaan. De auto heeft op 13 februari 2019 tussen 00:42 uur en 03:20 uur stil gestaan op korte afstand van de [adres 32] .
Het feit dat het verdachte is geweest die in de Audi A3 reed wordt ondersteund door de camerabeelden van een tankstation in Maasmechelen van 12 februari 2019 om 00:05 uur waarop verdachte ook te zien is.
Op de woning aan de [adres 28] te Geleen, waar verdachte verbleef, zoals ter terechtzitting verklaard, is gedurende de periode 11 tot en met 16 februari 2019 een camera geplaatst. Op de beelden van 11 februari 2019 rond 23:18 uur is te zien dat een persoon de woning verlaat. Op 12 februari 2019 rond 02:08 uur komt de persoon terug bij de woning. Op diezelfde dag om 23:28 uur verlaat de persoon, met dezelfde kleding aan als de persoon op de eerdere beelden, de woning weer. Te zien is dat op 13 februari 2019 rond 04:22 uur dezelfde persoon de woning weer in gaat. Deze persoon heeft dan een cognackleurige tas in de handen, gelijkend op de gestolen Castelijn en Beerens tas.
Op 14 februari 2019 is rond 15:49 uur en 16:58 uur te zien dat de persoon de woning binnen gaat en op beelden van 16 februari 2019 omstreeks 11:09 uur is te zien dat de persoon de woning verlaat.
Steeds draagt de persoon dezelfde kleding, namelijk een groene jas, met capuchon, een blauwe spijkerbroek en zwarte schoenen.
Door de verbalisant is, na het bekijken van deze beelden, in combinatie met het signalement van verdachte met zekerheid vastgesteld dat de persoon die de woning in- en uitging steeds verdachte is geweest.
Tijdens de doorzoeking aan de [adres 28] te Geleen op 19 februari 2019 wordt een Castelijn en Beerens-tas met daarin twee laptops en computerapparatuur aangetroffen in slaapkamer 3. De goederen blijken afkomstig uit de woning aan voornoemde [adres 31] .
[persoon 3] heeft verklaard dat zij de tas niet kent. Daarnaast heeft zij tevens verklaard dat verdachte “de laatste dagen” in haar woning naar binnen kon.
Dit alles overziend is naar het oordeel van de rechtbank sprake van voldoende wettig bewijs en heeft de rechtbank ook de overtuiging bekomen dat verdachte in de nacht van 13 februari 2019 de woninginbraak aan de [adres 31] te Geleen heeft gepleegd.
Het aantreffen van de tas met inhoud op het adres waar verdachte verbleef in combinatie met de camerabeelden en de bakengegevens van de Audi A3 is naar het oordeel van de rechtbank in dit geval voldoende redengevend voor het bewijs van het plegen van de inbraak.
Dat had anders kunnen zijn als de verdachte met een aannemelijke, die redengevendheid ontzenuwende verklaring was gekomen. Verdachte heeft in eerste instantie ontkend de persoon op de camerabeelden te zijn. In het hypothetische geval hij het wel is geweest, zou het, aldus verdachte, ook kunnen dat er een andere tas naar binnen werd gedragen. Deze laatste verklaring acht de rechtbank, mede gelet op het feit dat de gestolen tas wel degelijk is aangetroffen in de woning, niet geloofwaardig d en zij schuift deze daarom terzijde.
De bewijsmiddelen voor dit feit zijn uitgewerkt in de bij dit vonnis gevoegde bewijsbijlage.
Ten aanzien van feit 1 (03.232412.19):
De rechtbank overweegt ten aanzien van de woninginbraak met geweld in Linne aan de [adres 2] als volgt.
Op 24 september 2018 is door een hoogbejaarde mevrouw aangifte gedaan van een gewelddadige woninginbraak. Zij is om 04:00 uur wakker geworden en trof een haar onbekende man in de slaapkamer die haar terug in bed duwde. Daarbij heeft zij letsel opgelopen. De man was groot, droeg zwarte kleding, handschoenen, een bivakmuts en een lamp op zijn hoofd. Uit haar woning zijn goederen weggehaald. Uit sporenonderzoek blijkt dat het sleutelkastje dat bij haar voordeur hing is opengebroken. Daarop zijn geen bruikbare sporen aangetroffen.
Op 22 september 2018 is in de buurt van de woning een jongen gezien die in een Mercedes met het kenteken [kenteken 2] stapte. Deze auto staat op naam van de zus van verdachte. De jongen zat alleen in de auto. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat het best zo zou kunnen zijn dat hij op die dag op die plek is geweest. Hij ontkent evenwel de woninginbraak en het daarbij plegen van geweld.
Ondanks dat de modus operandi dezelfde is als bij andere aan verdachte tenlastegelegde feiten en ondanks dat verdachte relatief kort voor de inbraak nabij de woning is geweest, is er naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende direct, bijvoorbeeld technisch, bewijs dat verdachte deze woninginbraak heeft gepleegd, zodat hij van dit feit zal dienen te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 8, feit 9, feit 10, feit 11 en feit 12 (03.232412.19):
De rechtbank overweegt met betrekking tot deze woninginbraken als volgt.
Uit de aangifte is gebleken dat omstreeks 03:00 uur in Belfeld op het adres [adres 9]
(feit 8)is ingebroken, waarbij de toegang werd verschaft door de sleutel te pakken uit het bij de voordeur hangende, opengebroken sleutelkastje. Er werden uit de woning diverse goederen weggenomen, waaronder een gouden ring, twee gouden armbanden en een stoffen zwarte tas.
Aangeefster spreekt over twee inbrekers.
Er werd bij de inbraak door één van de daders geweld gebruikt tegen de aangeefster.
Ook op de [adres 10] , [huisnummers] (resp. feit 9, feit 10, feit 11 en feit 12) is die nacht op eenzelfde wijze ingebroken of geprobeerd in te breken, waarvan door alle bewoners aangifte is gedaan.
Ook tegen de aangeefster van feit 10 is geweld gebruikt.
Op 11 februari 2019 omstreeks 05:30 uur werd in de straat [adres 37] te Geleen de Audi A3 (kenteken [kenteken 1] ) met warme motorkap aangetroffen. De [adres 37] is gelegen achter de [adres 27] te Geleen. Uit de achterklep van de auto hing een hengsel van een tas. Hiervan is een foto gemaakt en deze is aan de bewoonster van [adres 9] getoond. Zij verklaarde daarop dat het hengsel overeen kwam met die van haar gestolen linnen tas.
In de woning aan de [adres 28] te Geleen, alwaar verdachte verbleef, is op 19 februari 2019 een notitieboekje gevonden. Op de tweede pagina van dat notitieboekje staat de plaatsnaam Belfeld geschreven alsmede een vijftal adressen.
Het in de Audi ingebouwde navigatiesysteem wijst met zekerheid uit dat de auto op enig moment in de directe omgeving van de [straatnaam 3] in Belfeld is geweest.
Uit een werktuigsporenonderzoek aan het sleutelkastje van [adres 11] (feit 10) is gebleken dat – kort gezegd – het sleutelkastje is opengebroken met behulp van schroevendraaier A.
Zoals hiervoor overwogen ziet de rechtbank verdachte als de (enige) gebruiker van zowel de Audi als de daarin aangetroffen schroevendraaier A.
De rechtbank heeft uit de bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte één van de inbrekers is geweest op het adres [adres 9] te Belfeld.
Nu door aangeefster evenwel is verklaard dat twéé mannen haar woning zijn binnengedrongen, kan de rechtbank niet onomstotelijk vaststellen dat het verdachte is geweest die de aangeefster heeft mishandeld. Van dat deel van de tenlastelegging zal de rechtbank verdachte dan ook vrijspreken, nu er geen medeplegen ten laste is gelegd. Voor de woninginbraak en de diefstal van de goederen wordt verdachte wel veroordeeld.
De bewijsmiddelen voor dit feit zijn uitgewerkt in de bij dit vonnis gevoegde bewijsbijlage.
Ten aanzien van de overige woninginbraken aan de [straatnaam 3] te Belfeld in de nacht van 11 februari 2019 zal de rechtbank verdachte vrijspreken. Omdat door de rechtbank niet getwijfeld wordt aan de betrouwbaarheid van de aangifte van de bewoonster van [adres 9] , moet de rechtbank het er voor houden dat verdachte die nacht met een ander op dievenpad is geweest. Nu de steller van de tenlastelegging er voor gekozen heeft om geen (vorm van) medeplegen ten laste te leggen kan de rechtbank niet anders dan verdachte vrijspreken van de feiten 9, 10, 11 en 12 omdat niet uitgesloten kan worden dat (alleen) die ander deze feiten heeft gepleegd..
Ten aanzien van feit 13 primair en feit 14 primair (03.232412.19):
De rechtbank overweegt dat op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet onomstotelijk kan worden vastgesteld dat verdachte op het moment van de inbraken bij de personenauto’s op de plaats delict is geweest. Verdachte zal daarom wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs worden vrijgesproken van de hem onder feit 13 primair en feit 14 primair ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van feit 13 subsidiair en feit 14 subsidiair (03.232412.19):
De rechtbank overweegt met betrekking tot de heling van twee laptops als volgt.
Tijdens de doorzoeking van de woning aan de [adres 28] te Geleen op 19 februari 2019 is op slaapkamer 3 in een plastic tas in de ruimte onder een opklapbaar bed een zwarte Acer laptop met oplaadkabel aangetroffen.
Wanneer de laptop gestart wordt, verschijnt de inlognaam van [slachtoffer 19] die op 9 februari 2019 aangifte van diefstal van een laptop van het merk Acer heeft gedaan. Aangever is na de vondst door de politie gebeld en noemt het wachtwoord waarmee kan worden ingelogd.
Tijdens de doorzoeking van de woning aan de [adres 28] te Geleen op 19 februari 2019 is op slaapkamer 3 eveneens onder een bed een HP-laptop met oplaadkabel aangetroffen.
Op 12 februari 2019 is bij de Belgische politie door [slachtoffer 20] aangifte gedaan van diefstal van een HP-laptop uit een auto die op 10 februari 2019 in Heerlen geparkeerd stond.
Het serienummer van de op de [adres 27] inbeslaggenomen laptop komt overeen met dat van de gestolen laptop.
[persoon 3] heeft verklaard dat de in haar woning aangetroffen goederen niet van haar zijn en zij herkent de laptops ook niet. [persoon 3] verklaart voorts dat zij niet langer op slaapkamer 3 maar samen met haar zoon op slaapkamer 2 slaapt.
Verdachte heeft ontkend dat de in de woning aan de [adres 27] aangetroffen gestolen goederen van hem zijn en zijn raadsman heeft bepleit dat de aanwezigheid van de goederen in de woning waar zijn cliënt verbleef geen wettig en overtuigend bewijs voor de diefstal oplevert.
De rechtbank stelt vast dat in slaapkamer 3 naast de hiervoor genoemde laptops ook een tas van het merk Castelijn en Beerens is aangetroffen. Deze tas is, tezamen met andere goederen, in de nacht van 12 op 13 februari 2019 gestolen uit een woning aan de [adres 31] in Heerlen. De rechtbank houdt verdachte verantwoordelijk voor deze diefstal (
zie hiervoor onder feit 4 van 03.042579.19).
Gelijktijdige met de laptops is de Castelijn en Beerenstas gevonden in de slaapkamer van de woning waar verdachte gedurende langere tijd verbleef. Gelet daarop en de verklaring van [persoon 3] dat de goederen niet van haar waren overweegt de rechtbank dat, ervan uitgaande dat de slaapkamer voor alle bewoners - waaronder ook de verdachte - toegankelijk was, het tegendeel is gesteld noch gebleken, de verdachte op de hoogte moet zijn geweest van de aanwezigheid ook van de laptops. De rechtbank merkt daarbij op dat de verdachte voor een omstandigheid die op zichzelf en ook in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen beschouwd redengevend kan worden geacht voor het bewijs van de aan hem tenlastegelegde feiten, geen aannemelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring heeft gegeven.
Het verweer dat verdachte geen beschikkingsmacht had over de laptops wordt mitsdien verworpen en verdachte zal, zowel ten aanzien van feit 13 subsidiair als feit 14 subsidiair, worden veroordeeld ter zake opzetheling.
Ten aanzien van feit 15 (03.232412.19):
De rechtbank overweegt als volgt.
Op 19 februari 2019 is tijdens de doorzoeking van de woning aan de [adres 28] te Geleen onderin in een afgesloten kast in de woonkamer een jammer aangetroffen.
De woning is van de vriendin van verdachte. Niet is bekend sinds wanneer de jammer in de woning lag.
Nu uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting evenwel niet met zekerheid is komen vast staan dat verdachte wetenschap had van het feit dat de jammer in de afgesloten kast lag, zal verdachte bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs van het tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 16 (03.232412.19):
De rechtbank overweegt ten aanzien van de op 11 oktober 2018 met geweld gepleegde woninginbraak aan de [adres 14] te Geleen als volgt.
Uit de aangifte van de hoogbejaarde bewoonster is gebleken dat de inbraak is gepleegd volgens de hiervoor onder omschreven modus operandi, namelijk door het openbreken van een sleutelkastje naast de voordeur en het met de zo verworven sleutel zich de toegang tot de woning verschaffen. Mevrouw is in de woning geslagen, haar oorbellen zijn uit haar oren en haar ringen zijn van haar vingers getrokken. Zij heeft hierdoor zichtbaar ernstig fysiek letsel opgelopen.
Bij de woning is een werktuigspoor veilig gesteld en onderzocht. De conclusie is dat het sleutelkastje - kort gezegd – is opengebroken met behulp van schroevendraaier A.
Schroevendraaier A is op 19 februari 2019 aangetroffen in de Audi van verdachte.
Nu verdachte geen redelijke, de redengevendheid ontzenuwende verklaring heeft gegeven voor het aantreffen van de betreffende schroevendraaiers, gaat de rechtbank er vanuit dat er geen alternatieve verklaring voor de bewijsmiddelen bestaat. Ondanks dat de inbraak in Geleen is gepleegd vóórdat de verdachte in de Audi reed, heeft de rechtbank geen reden om eraan te twijfelen dat schroevendraaier A ook in oktober 2018 in het bezit was van verdachte. Dit volgt ook uit de motivering van de bewezenverklaring van feit 28, welk feit op 18 september 2018 is gepleegd.
Uit de bewijsmiddelen heeft de rechtbank dan ook de overtuiging bekomen dat verdachte de woninginbraak aan de [adres 14] te Geleen heeft gepleegd op 11 oktober 2018. Hij heeft daarbij fors geweld gebruikt.
De bewijsmiddelen voor dit feit zijn uitgewerkt in de bij dit vonnis gevoegde bewijsbijlage.
Ten aanzien van feit 17, feit 18 en feit 19 (03.232412.19):
De rechtbank overweegt ten aanzien van de op 13 september 2018 gepleegde woninginbraken aan de [adres 33] te Maastricht als volgt.
Uit de aangiftes van de bewoners is gebleken dat alle drie de inbraken gepleegd zijn gelijk de hiervoor omschreven modus operandi, namelijk door het openbreken van een sleutelkastje naast de voordeur en het met de zo verworven sleutel zich de toegang tot de woningen verschaffen.
Bij twee woningen ( [huisnummers] ) zijn werktuigsporen veilig gesteld en onderzocht. De conclusie is dat de bij deze woningen hangende sleutelkastjes - kort gezegd - zijn opengebroken met behulp van schroevendraaier A. Bij de derde woning ( [huisnummer 1] ) is geconstateerd dat het sleutelkastje is opengebroken, maar zijn geen sporen aangetroffen.
Schroevendraaier A is op 19 februari 2019 aangetroffen in de Audi van verdachte.
Nu verdachte geen redelijke, de redengevendheid ontzenuwende verklaring heeft gegeven voor het aantreffen van de betreffende schroevendraaiers, gaat de rechtbank er vanuit dat er geen alternatieve verklaring voor de bewijsmiddelen bestaat. Ondanks dat de inbraken in Maastricht zijn gepleegd vóórdat de verdachte in de Audi reed, heeft de rechtbank geen reden om eraan te twijfelen dat schroevendraaier A ook in september 2018 in het bezit was van verdachte.
Uit de bewijsmiddelen heeft de rechtbank dan ook de overtuiging bekomen dat verdachte de woninginbraken aan de [adres 33] [huisnummers] heeft gepleegd op 13 september 2018. Wat betreft [adres 34] heeft de rechtbank mede in aanmerking genomen dat wanneer op dezelfde avond, in één plaats, in één straat, in meerdere woningen die (dus) dicht bij elkaar in de buurt staan, is ingebroken, een bewezenverklaring kan volgen voor alle woningen indien het bewijs voor één of meer van die woningen als toereikend kan worden beschouwd. De rechtbank acht het hoogst onwaarschijnlijk en onaannemelijk dat op dezelfde avond in de ene woning volgens een bepaalde modus operandi is ingebroken door verdachte, terwijl in een andere woning dicht in de buurt in diezelfde periode volgens dezelfde modus operandi zou zijn ingebroken door een onbekend gebleven inbreker. In die zin heeft de rechtbank een methode van schakelbewijs toegepast.
De bewijsmiddelen voor deze feiten zijn uitgewerkt in de bij dit vonnis gevoegde bewijsbijlage.
Ten aanzien van feit 20 (03.232412.19):
De rechtbank overweegt ten aanzien van de inbraak in de woning aan de [adres 18] in Nuth als volgt.
Uit de aangifte volgt dat op 1 mei 2018 rond 01:00 uur in de woning is ingebroken door een man met een bivakmuts op en handschoenen aan. Aangeefster heeft in haar slaapkamer oog in oog gestaan met de dader die haar vroeg waar haar pas, haar geld en haar sieraden lagen. De man sprak daarbij met een buitenlands accent. Er werden diverse goederen weggenomen. Geconstateerd werd dat het sleutelkastje naast de voordeur was opengebroken, dat de sleutel was weggenomen en dat de voordeur zonder braakschade was geopend.
Er heeft forensisch onderzoek plaatsgevonden naar de werktuigsporen op het sleutelkastje. Uit dat onderzoek kan geconcludeerd worden dat de werktuigsporen in de afvormingen zijn veroorzaakt met schroevendraaier A.
Schroevendraaier A is op 19 februari 2019 aangetroffen in de Audi van verdachte.
Nu verdachte geen redelijke, de redengevendheid ontzenuwende verklaring heeft gegeven voor het aantreffen van de betreffende schroevendraaier, gaat de rechtbank er vanuit dat er geen alternatieve verklaring voor de bewijsmiddelen bestaat. Ondanks dat de inbraken in Maastricht zijn gepleegd vóórdat de verdachte in de Audi reed, heeft de rechtbank geen reden om eraan te twijfelen dat schroevendraaier A in mei 2018 (al) in het bezit was van verdachte.
Gelet op de modus operandi en de resultaten van het forensisch onderzoek, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat ook deze woninginbraak door verdachte is gepleegd.
Ten aanzien van feit 21 (03.232412.19):
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit de aangifte blijkt dat het sleutelkastje bij de hoofdingang van [adres 19] te Urmond op 8 oktober 2018 is opengebroken. Er zat, aldus aangeefster, geen sleutel in. Er is niemand binnen geweest en aangeefster mist ook geen goederen.
Forensisch onderzoek aan het sleutelkastje wijst uit dat de schade waarschijnlijk is veroorzaakt door de schroevendraaier A die op 19 november 2019 in de auto van verdachte is aangetroffen.
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bestaat dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Ondanks dat sprake is van een lagere doch nog steeds bevestigende mate van waarschijnlijkheid dat de schade aan het sleutelkastje is veroorzaakt door schroevendraaier A ontbreekt enig ondersteunend bewijs dat verdachte op de plaats van het delict brengt.
Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van hetgeen hem ten laste is gelegd.
Ten aanzien van feit 22, feit 23 en feit 24 (03.232412.19):
De rechtbank overweegt als volgt.
In de nacht van 7 op 8 oktober 2018 is in drie woningen in Posterholt ingebroken.
De modus operandi van de inbraken komt overeen met die van andere door verdachte gepleegde woninginbraken.
Bij één van de woningen zijn werktuigsporen veiliggesteld en onderzocht.
Uit dit onderzoek wordt geconcludeerd dat de werktuigsporen op het sleutelkastje van die woning zeer waarschijnlijk zijn veroorzaakt door schroevendraaier A, welke schroevendraaier op 19 februari 2019 in de Audi van verdachte is aangetroffen.
Echter, één van de aangeefsters heeft verklaard dat de inbreker met een Limburgs accent sprak. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de verklaring van aangeefster.
Verdachte is van Marokkaanse komaf. De rechtbank heeft verdachte op zitting horen praten. Het is de rechtbank tijdens de zitting niet gebleken dat verdachte een Limburgs accent heeft.
Dit alles maakt dat er bij de rechtbank twijfel is ontstaan over het aantal personen dat in die nacht van 8 oktober 2018 op dievenpad is gegaan. Ondanks aanwijzingen van betrokkenheid van verdachte bij de woninginbraken, kan de rechtbank niet uitsluiten dat een tweede dader - met een Limburgs accent – aanwezig is geweest.
Nu de steller van de tenlastelegging er voor gekozen heeft om geen (vorm van) medeplegen ten laste te leggen kan de rechtbank niet anders dan verdachte geheel vrijspreken van de feiten 22, 23 en 24, omdat niet uitgesloten kan worden dat een medeverdachte (alleen) de woningen betreden heeft, heeft trachten te betreden dan wel de sleutelkastjes heeft vernield.
Ten aanzien van feit 25, feit 26 primair en feit 27 (03.232412.19):
De rechtbank overweegt ten aanzien van de op 22 november 2018 gepleegde woninginbraken aan de [adres 23] , 26 en 24 te Maastricht als volgt.
Uit de aangiftes van de bewoners is gebleken dat alle drie de inbraken gepleegd zijn conform de hiervoor onder omschreven modus operandi, namelijk door het openbreken van een sleutelkastje en met de aldus verworven sleutel zich de toegang tot de woningen verschaffen.
Tegen de bewoonster van [adres 23] is geweld gebruikt. Zij is geslagen en geduwd.
Bij alle drie de woningen zijn werktuigsporen veilig gesteld en onderzocht. De conclusie is dat alle drie de sleutelkastjes - kort gezegd - zijn opengebroken met behulp van schroevendraaier A.
Schroevendraaier A is op 19 februari 2019 aangetroffen in de Audi van verdachte.
Nu verdachte geen redelijke, de redengevendheid ontzenuwende verklaring heeft gegeven voor het aantreffen van de betreffende schroevendraaiers, gaat de rechtbank er vanuit dat er geen alternatieve verklaring voor de bewijsmiddelen bestaat. Ondanks dat de inbraken in Maastricht zijn gepleegd vóórdat de verdachte in de Audi reed, heeft de rechtbank geen reden te betwijfelen dat schroevendraaier A ook in november 2018 in het bezit was van verdachte. Dit volgt ook uit de motivering van de bewezenverklaring van feit 28, welk feit op 18 september 2018 is gepleegd.
Uit de bewijsmiddelen heeft de rechtbank dan ook de overtuiging bekomen dat verdachte de woninginbraken aan de [adres 23] (met geweld), [huisnummers] heeft gepleegd op 22 november 2018.
De bewijsmiddelen voor deze feiten zijn uitgewerkt in de bij dit vonnis gevoegde bewijsbijlage.
Ten aanzien van feit 28 (03.232412.19):
De rechtbank overweegt met betrekking tot deze woninginbraak als volgt.
Uit de aangifte is gebleken dat op 18 september 2018 omstreeks 01:30 uur op het adres [adres 26] te Melick is ingebroken, waarbij de toegang tot de woning werd verschaft door de sleutel te pakken uit het bij de voordeur hangende en opengebroken sleutelkastje. Er werden diverse goederen weggenomen, waaronder een kluis met inhoud, een aantal sieraden, geld en sleutels.
Aangeefster spreekt over een inbreker met een Limburgs accent en deze persoon heeft haar mishandeld.
Er heeft forensisch onderzoek plaatsgevonden naar het werktuigspoor op het sleutelkastje.
Uit dit onderzoek is gebleken dat – kort gezegd – het sleutelkastje is opengebroken met behulp van schroevendraaier A.
Schroevendraaier A is op 19 februari 2019 aangetroffen in de Audi van verdachte.
Nu verdachte geen redelijke, de redengevendheid ontzenuwende verklaring heeft gegeven voor het aantreffen van de betreffende schroevendraaiers, gaat de rechtbank er vanuit dat er geen alternatieve verklaring voor de bewijsmiddelen bestaat. Ondanks dat de inbraak in Melick is gepleegd vóórdat de verdachte in de Audi reed, heeft de rechtbank geen reden om eraan te twijfelen dat schroevendraaier A in oktober 2018 in het bezit was van verdachte.
Tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris heeft [getuige 3] op 6 augustus 2020 verklaard dat hij verdachte sinds 2016 of 2017 kent en dat verdachte een relatie heeft met de ex-vriendin [persoon 3] van getuige. Zij woont op het adres [adres 28] te Geleen. Desgevraagd heeft de getuige verklaard dat hem door verdachte, in het huis van [persoon 3] , een kluis is getoond. Dit was de kluis die verdachte, zo had hij tegen getuige gezegd, had meegenomen bij zijn voorlaatste roof. Het was een witte kluis die van binnen versterkt was met beton. Verdachte had ook tegen de getuige gezegd dat hij blij was met de roof en dat hij het kluisje van de muur geschroefd had. Aan het kluisje zaten, aldus de getuige, de schroeven en bouten nog vast. Met een door de getuige in opdracht van verdachte gehaalde slijptol heeft verdachte vervolgens de kluis open gemaakt. Verdachte haalde er in het bijzijn van de getuige papieren uit, zoals een rijbewijs, trouwaktes en een overlijdensakte. Ook zaten er sieraden in de kluis, van witgoud en zilver.
Door de verdediging is de betrouwbaarheid van de getuige betwist omdat de getuige – kort gezegd – een rancuneuze psychiatrische patiënt is. Voor zover de raadsman heeft bedoeld te zeggen dat de verklaring van de getuige daarom niet voor het bewijs gebezigd kan worden overweegt de rechtbank als volgt.
Naar het oordeel van de rechtbank bestaat geen aanleiding om te twijfelen aan de inhoud van de verklaring van de getuige. De verklaring van de getuige met betrekking tot kluis is gedetailleerd en komt authentiek op de rechtbank over. De rechtbank heeft geen aanwijzingen dat de verklaring van de getuige is verzonnen of aangedikt. De verklaring van de getuige over de kluis en de inhoud van de kluis komt geheel overeen met de verklaring van de aangeefster daarover. De rechtbank is daarom van oordeel dat de verklaring van de getuige betrouwbaar is. Het feit dat de getuige erg boos lijkt te zijn op de verdachte doet aan die betrouwbaarheid niet af. De rechtbank zal de verklaring van de getuige bezigen voor het bewijs.
Gelet op de modus operandi, de resultaten van het forensisch onderzoek en de getuigenverklaring voornoemd, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat ook deze woninginbraak door verdachte is gepleegd.
Nu door aangeefster evenwel is verklaard dat een man met een Limburgs accent haar heeft mishandeld, kan de rechtbank niet onomstotelijk vaststellen dat verdachte de ten laste gelegde gewelddadige handelingen richting aangeefster heeft gepleegd. Van dat deel van de tenlastelegging zal de rechtbank verdachte dan ook vrijspreken nu er geen medeplegen is ten laste gelegd.
De bewijsmiddelen voor dit feit zijn uitgewerkt in de bij dit vonnis gevoegde bewijsbijlage.

Beslissing ten aanzien van de voorwaardelijke verzoeken:

Nu de rechtbank de verklaringen van de getuige [getuige 1] en de getuige [getuige 2]
nietvoor het bewijs heeft gebezigd, komt zij niet toe aan de door de verdediging voorwaardelijk gedane verzoeken tot het nader horen van deze getuigen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de in de aan dit vonnis gehechte bewijsbijlage opgesomde bewijsmiddelen komt de rechtbank ten aanzien van parketnummer 03.042579.19 tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
1
op 24 februari 2018 te Obbicht, omstreeks 01:20 uur, uit een woning (gelegen aan de [adres 29] ) een handtas, inhoudende o.a. € 750,-, , een bankpas,
een identiteitskaart, foto's, sleutels, een donorkaart en een OV-kaart, die geheel aan een ander toebehoorde, te weten aan A. [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om zich deze goederen wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en d.m.v. een onrechtmatig verkregen sleutel, welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door dreigend een schroevendraaier te
bewegen in de richting van die [slachtoffer 1] en door die [slachtoffer 1] gewelddadig
vast te pakken, terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
2
op 19 februari 2019 te Horst, omstreeks 03:30 uur, uit een woning (gelegen aan de [adres 35] ) o.a. een hoeveelheid sieraden, die aan een ander toebehoorden, te weten aan [voorletters] [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om zich deze sieraden wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en d.m.v. een onrechtmatig verkregen sleutel, welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken door met een muts op zijn hoofd en een masker voor zijn gezicht de woning van die [slachtoffer 2] binnen te gaan en vervolgens die [slachtoffer 2] gewelddadig te duwen en te slaan en vervolgens op te sluiten in diens slaapkamer.
3
op 19 februari 2019 te Horst, omstreeks 04:00 uur, uit een woning (gelegen aan de [adres 36] ) o.a. een beurs, inhoudende € 80,-, een alarmknop (merk Ascom) en een telefoon (merk Gigaset), die aan een ander toebehoorden, te weten aan [voorletters] [slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om zich deze goederen wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van
het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en d.m.v. een onrechtmatig verkregen sleutel, welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door die [slachtoffer 3] gewelddadig vast te pakken en uit haar bed te trekken ten gevolge waarvan zij op de grond terecht is gekomen.
4
in de periode van 12 februari 2019 tot en met 13 februari 2019 in de
gemeente Heerlen uit een woning (gelegen aan de [adres 31] ) o.a. een tas, een tablet (merk Apple, type iPad 2) een notebook (merk Terra), een aantal documenten, een harddrive, een notebook (kleur zwart, merk HP) en
een notebook (zilverkleurig, merk HP, type probook 4340s), die aan een ander toebehoorden, te weten aan [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] , heeft weggenomen met het oogmerk om zich deze goederen wederrechtelijk toe te eigenen.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bij dit vonnis gevoegde bewijsbijlage uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank ten aanzien van parketnummer 03.232412.19 tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
2
op 19 februari 2019 te Horst, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om uit een woning gelegen aan de [adres 3] (een) goed(eren) van zijn gading, dat (die) aan een ander toebehoorde(n), te weten aan [slachtoffer 8] , weg te nemen met het oogmerk om zich dit (die) goed(eren) wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, met dat oogmerk een sleutelkastje heeft opengebroken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
3
op 19 februari 2019 te Horst, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om uit een woning gelegen aan de [adres 4] (een) goed(eren) van zijn gading,, dat (die) aan een ander toebehoorde(n), te weten aan [slachtoffer 9] , weg te nemen met het oogmerk om zich dit (die) goed(eren) wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, met dat oogmerk een sleutelkastje heeft opengebroken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
4
op 19 februari 2019 te Horst, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om uit een woning gelegen aan de [adres 5] (een) goed(eren) van zijn gading, dat (die)aan een ander toebehoorde(n), te weten aan [slachtoffer 10] , weg te nemen met het oogmerk om zich dit (die) goed(eren) wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, met dat oogmerk een sleutelkastje heeft opengebroken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
5
op 19 februari 2019 te Horst, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om uit een woning gelegen aan de [adres 6] (een) goed(eren) van zijn gading, , dat (die) aan een ander toebehoorde(n), te weten aan [slachtoffer 11] , weg te nemen met het oogmerk om zich dit (die) goed(eren) wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, met dat oogmerk een sleutelkastje heeft opengebroken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
6
op 19 februari 2019 te Horst, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om uit een woning gelegen aan de [adres 7] (een) goed (eren) van zijn gading, dat (die) aan een ander toebehoorde(n), te weten aan [slachtoffer 12] , weg te nemen met het oogmerk om zich dit (die) goed(eren) wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, met dat oogmerk een sleutelkastje heeft opengebroken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
7
op 19 februari 2019 te Horst, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om uit een woning gelegen aan de [adres 8] (een) goed(eren) van zijn gading, , dat (die) aan een ander toebehoorde(n), te weten aan [slachtoffer 13] , weg te nemen met het oogmerk om zich dit (die) goed(eren) wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, met dat oogmerk een sleutelkastje heeft opengebroken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
8
op 11 februari 2019 te Belfeld, omstreeks 03:00 uur, uit een woning gelegen aan de [adres 9] o.a. een gouden ring, twee gouden armbanden en een stoffen tas (kleur zwart), die geheel aan [slachtoffer 14] , heeft weggenomen met het oogmerk om zich deze goederen wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en d.m.v. een onrechtmatig verkregen sleutel.
13
subsidiair:
op 19 februari 2019 te Geleen, een goed, te weten een laptop merk Acer heeft voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
14
subsidiair:
op 19 februari 2019 te Geleen, een goed, te weten een laptop merk HP heeft
voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist,
dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
16
op 11 oktober 2018 te Geleen, omstreeks 04:30 uur, uit een woning gelegen aan de
[adres 14] o.a. een geldcassette, € 2100,-, in elk geval een hoeveelheid geld, een handdoek, een portemonnee, een horloge en een aantal sieraden, die geheel aan een ander toebehoorden, te weten aan [slachtoffer 21] , heeft weggenomen met het oogmerk om zich die goederen wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en d.m.v. een onrechtmatig verkregen sleutel, welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer 21] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk
te maken door die [slachtoffer 21] meermalen te slaan en door gewelddadig oorbellen uit de oren van die [slachtoffer 21] te trekken en door gewelddadig ringen van de vingers van die [slachtoffer 21] te trekken.
17
op 13 september 2018 in de gemeente Maastricht, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, uit een woning gelegen aan de [adres 15] o.a. een kluis, inhoudende € 50,-, een aantal pasjes en een identiteitskaart, die toebehoorden aan [slachtoffer 22] , heeft weggenomen met het oogmerk om zich deze goederen wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft
door middel van braak en d.m.v. een onrechtmatig verkregen sleutel.
18
op 13 september 2018 in de gemeente Maastricht, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, uit een woning gelegen aan de [adres 16] , o.a. een aantal juwelen en een handtas, inhoudende o.a. een portemonnee, een identiteitskaart en een hoeveelheid geld, die aan een ander toebehoorden, te weten aan [slachtoffer 23] , heeft weggenomen met het oogmerk om zich deze goederen wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en d.m.v. een onrechtmatig verkregen sleutel.
19
op 13 september 2018 in de gemeente Maastricht, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om uit een woning gelegen
aan de [adres 17] (een) goed(eren) van zijn gading, dat (die)e aan een ander toebehoorde(n), te weten aan [slachtoffer 24] , weg te nemen met het oogmerk om zich dit (die) goed(eren) wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het
misdrijf te verschaffen door middel van braak, met dat oogmerk een sleutelkastje heeft opengebroken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
20
op 1 mei 2018 in de gemeente Nuth, omstreeks 01:00 uur, uit een woning gelegen aan de [adres 18] o.a. een aantal sieraden, een aantal horloges, twee tassen, een hoeveelheid geld, een aantal pasjes en een telefoon (merk Panasonic), die aan een ander toebehoorden, te weten aan [slachtoffer 25] , heeft weggenomen met het oogmerk om zich deze goederen wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en d.m.v. een onrechtmatig verkregen sleutel.
25
op 22 november 2018 in de gemeente Maastricht, omstreeks 04:15 uur, uit een woning gelegen aan de [adres 23] o.a. twee juwelenkistjes, inhoudende een hoeveelheid sieraden en horloges, die aan een ander toebehoorden, te weten aan [slachtoffer 30] , heeft weggenomen met het oogmerk om zich deze goederen wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en d.m.v. een onrechtmatig verkregen sleutel, welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer 30] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken door die [slachtoffer 30] met kracht te duwen en te slaan.
26 primair
op 22 november 2018 in de gemeente Maastricht, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om uit een woning gelegen
aan de [adres 24] (een) goed(eren) van zijn gading, dat (die) aan een ander toebehoorde(n), te weten aan [slachtoffer 31] , weg te nemen met het oogmerk om zich dit (die) goed(eren) wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het
misdrijf te verschaffen door middel van braak, met dat oogmerk een sleutelkastje heeft opengebroken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
27
op 22 november 2018 te Maastricht, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om uit een woning gelegen aan de
[adres 25] (een) goed (eren) van zijn gading, dat (die) aan een ander toebehoorde(n), te weten aan [slachtoffer 32] , weg te nemen met het oogmerk om zich dit (die) goed(eren) wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het
misdrijf te verschaffen door middel van braak, met dat oogmerk een sleutelkastje heeft opengebroken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
28
op 18 september 2018 te Melick, omstreeks 02:56 uur, uit een woning gelegen aan de
[adres 26] o.a. een kluis, inhoudende o.a. een testament, documenten en een aantal sieraden, en € 150,-, en twee sleutels, die aan een ander toebehoorden, te weten aan [slachtoffer 33] , heeft weggenomen met het oogmerk om zich deze goederen wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en d.m.v. een onrechtmatig verkregen sleutel.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert een gevangenisstraf voor de duur van dertien (13) jaren met aftrek van het voorarrest. Tevens vordert zij de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Nu voor vrijwel alle feiten om vrijspraak is verzocht, bepleit de raadsman dat aan verdachte ten aanzien van de te bewijzen feiten hooguit een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden wordt opgelegd, waarvan een substantieel deel voorwaardelijk. Het uit te zitten gedeelte dient gelijk te zijn aan de tijd die verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende een jaar bezig gehouden met het plegen van een groot aantal (pogingen tot) woninginbraken. Door de aanwezigheid van een sleutelkastje bij de betreffende woningen wist verdachte dat sprake was van een kwetsbaar slachtoffer dat op de hulp van anderen was aangewezen.
Tien van de elf voltooide inbraken, zonder uitzondering bij (hoog-) bejaarde en dus kwetsbare personen, vonden plaats door een sleutelkastje te vernielen, de daarin aanwezige sleutel weg te nemen en vervolgens de woning in te gaan, waarbij verdachte zelfs tot in de slaapkamer van de slachtoffers kwam. De inbraken vonden veelal plaats in de nachtelijke uren, wanneer de bewoners thuis waren. De buit bestond vaak uit contant geld, bankpassen, elektronica en sieraden.
Ook de negen pogingen tot diefstal met braak vonden plaats door het vernielen van een sleutelkastje, gedurende de nacht en bij woningen van (hoog-) bejaarde mensen.
Door deze handelswijze heeft verdachte ernstig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en het gevoel van veiligheid van betrokkenen.
De rechtbank neemt het de verdachte bijzonder kwalijk dat hij bij het plegen van vijf van de woninginbraken excessief en volstrekt zinloos geweld heeft gebruikt tegen hoogbejaarde personen om zo de diefstal van de goederen te vergemakkelijken. Door dergelijk handelen worden gevoelens van extreme onveiligheid aangewakkerd. Een ander voor de hand liggend gevolg is dat bejaarden zich zo kwetsbaar gaan voelen dat ze ook nauwelijks meer op straat durven komen en daardoor in een sociaal isolement kunnen komen te verkeren.
De rechtbank neemt verder in overweging dat de huidige maatschappelijke ontwikkeling is dat hulpbehoevenden in toenemende mate met beleid worden geconfronteerd inhoudende dat zij zo lang mogelijk zelfstandig moeten blijven wonen en daarbij dan zijn aangewezen op mantelzorgers en zorginstanties. Om (snel) hulp te kunnen bieden moeten dan voorzieningen zoals een sleutelkastje worden aangebracht.
Woninginbraken zijn ernstige feiten. Zij veroorzaken niet alleen de nodige materiële en emotionele schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de slachtoffers. Het is voor hen bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat, terwijl men zelf in de woning aanwezig was, een vreemde in die woning is geweest die hun persoonlijke bezittingen heeft doorzocht en weggenomen. Het handelen van verdachte draagt dan ook bij aan de gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Met de diefstal van persoonlijke spullen zijn de slachtoffers ook eigendommen kwijtgeraakt die emotionele waarde voor hen hadden en die onvervangbaar zijn.
Het zeer gewelddadig karakter van een aantal van de door verdachte gepleegde strafbare feiten laat zien dat verdachte er niet voor terugschrikt om geweld tegen andere mensen te gebruiken. Verdachte heeft zich bij zijn strafbaar handelen niet bekommerd om de gevolgen. Door het laffe en gewetenloze handelen van verdachte heeft een aantal hoogbejaarde slachtoffers in belangrijke mate levensvreugde verloren. Dit rekent de rechtbank verdachte ten zeerste aan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een op verdachtes naam staand uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 18 mei 2020, waaruit blijkt dat hij eerder, onder meer voor een soortgelijk strafbaar feit, is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Deze straf heeft hem er kennelijk niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van de rapportage van Reclassering Nederland d.d. 17 november 2020 betreffende verdachte. Geconcludeerd wordt dat bij een bewezenverklaring de houding van verdachte zorgelijk is te noemen en dat het psychosociaal functioneren van verdachte mogelijk delictgerelateerd is. Daarom adviseert de reclassering middels verdiepingsdiagnostiek meer zicht te krijgen in het psychosociaal functioneren van verdachte en, indien nodig, een passende behandeling te zoeken en op te starten om verdachte vaardigheden te leren in het maken van de juiste keuzes. Omdat verdachte ontkennend is, kunnen door de reclassering geen uitspraken worden gedaan omtrent het recidiverisico. De reclassering adviseert bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden.
De rechtbank zal dit advies niet volgen. Een (deels) voorwaardelijke straf doet op geen enkele wijze recht aan de ernst van de bewezen verklaarde feiten.
De rechtbank betrekt in haar oordeel over de strafmaat ook dat verdachte geen enkel teken heeft gegeven enig berouw van zijn daden te hebben, of verantwoordelijkheid daarvoor te willen nemen. Nu verdachte met zijn handelen en houding te kennen heeft gegeven dat hij zich louter laat leiden door zijn eigen belangen en behoeftes, zonder acht te slaan op de belangen en behoeftes van anderen, in het bijzonder die van zijn (kwetsbare) slachtoffers, is de rechtbank van oordeel dat de maatschappij langdurig tegen verdachte dient te worden beschermd.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank - in tegenstelling tot de officier van justitie - niet alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen acht. De rechtbank is van oordeel dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van negen (9) jaren.

De vorderingen van de benadeelde partijen.

Algemeen.
Primair standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich ten aanzien van alle vorderingen op het standpunt gesteld dat deze dienen te worden afgewezen omdat het een civiele zaak betreft die in een strafzaak wordt behandeld. Art. 6 EVRM is hierop van toepassing en dat brengt, aldus de verdediging, mee dat het voor de verdediging mogelijk moet zijn om de behandeling van de vorderingen afdoende voor te bereiden. Nu het in deze zaak gaat om veel feiten en benadeelden is dat niet het geval. Indien de vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard kunnen deze bij de civiele rechter worden behandeld.
Indien de rechtbank wel aan de behandeling van de vorderingen toekomt, heeft de raadsman de vorderingen voorts inhoudelijk betwist.
Beoordeling.
De rechtbank begrijpt het verweer van de raadsman tot niet-ontvankelijk verklaring van de, (zo leest de rechtbank) benadeelde partijen zo, dat de door de benadeelde partijen ingediende vorderingen een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren, omdat het aantal vorderingen (te) omvangrijk is.
De rechtbank overweegt als volgt.
De wet biedt aan bepaalde slachtoffers, die rechtstreeks schade lijden door een bewezenverklaard strafbaar feit, op zichzelf een qua hoogte van het bedrag onbegrensde mogelijkheid binnen het strafproces een vordering tot schadevergoeding in te dienen. De voegingsprocedure binnen het strafrecht kent echter niet dezelfde waarborgen als een civiele procedure. In verband hiermee is de benadeelde partij niet steeds ontvankelijk in haar vordering binnen het strafproces indien aan alle formele voegingscriteria van artikel 361, tweede lid, Sv is voldaan. Artikel 361, derde lid, Sv laat de mogelijkheid open dat de rechter de benadeelde partij daarin niet-ontvankelijk verklaart op de grond dat de behandeling ervan een onevenredige belasting van het strafproces oplevert. Deze bepaling moet in het licht van artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden zo worden uitgelegd dat de strafrechter verplicht is erop toe te zien dat beide partijen in voldoende mate in de gelegenheid zijn geweest om naar voren te brengen hetgeen zij ter staving van de vordering, onderscheidenlijk tot verweer tegen de vordering kunnen aanvoeren en, voor zover nodig en mogelijk, daarvan bewijs te leveren (vgl. HR 15 september 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV2654).
De rechtbank overweegt in dit verband dat de strafrechter, door te beslissen op de civiele vordering van de benadeelde partij, een vaststelling doet over de burgerlijke rechten en verplichtingen van de benadeelde partij en de verdachte, waarop het ‘fair trial’-beginsel uit genoemde verdragsbepaling van toepassing is.
De rechtbank is van oordeel dat de vorderingen die voorliggen niet dusdanig complex zijn dat de beoordeling daarvan een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De aard van het leeuwendeel van de opgevoerde posten waaruit de vorderingen zijn opgebouwd brengt geen complexiteit in de beoordeling met zich en de rechtbank legt ook het argument van de verdediging dat het in de strafzaak om veel feiten gaat en het aantal benadeelde partijen eveneens fors is, naast zich neer. De raadsman heeft voldoende tijd gehad om de vorderingen te bestuderen. Tijdens de behandeling van de strafzaak hoefde ook niet veel (extra) tijd te worden ingeruimd voor de bespreking van de vorderingen. Deze omstandigheid acht de rechtbank een indicatie dat de vorderingen het strafgeding niet onevenredig hebben belast of belasten
Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Specifiek

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert de gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij inclusief de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
Gelet op de bepleite vrijspraak dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Beoordeling.De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert de gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij inclusief de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft aangevoerd dat de benadeelde partij kosten voor een pin-key slot heeft opgevoerd, welk slot veel duurder is dan het systeem dat de benadeelde partij daarvoor had. Uit de bijgevoegde medische “verklaring” volgt voorts dat de arts geen nadere informatie heeft kunnen en/of mogen verstrekken. Verzocht is een machtiging van [slachtoffer 3] zelf te verstrekken, hetgeen kennelijk niet is gebeurd. Daardoor zijn de posten niet onderbouwd. Primair dient de vordering afgewezen t e worden en subsidiair dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Beoordeling.De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de immateriële schadevergoeding van € 2.500,= en de materiële schadevergoeding tot een bedrag van € 40,= voor het vernielde sleutelkastje en € 80,- voor het gestolen geld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de overige gevorderde materiële schadevergoeding, aangezien in zoverre geen sprake is van rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de gevorderde materiële schadevergoeding voor toewijzing vatbaar, inclusief de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding dient, aldus de officier van justitie, de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard nu er geen juridische grondslag bestaat voor de toewijzing van de vordering. Mevrouw was niet thuis toen de diefstal plaatsvond en uit het dossier kan niet worden opgemaakt dat de woning overhoop is gehaald.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft gesteld dat benadeelde partij [slachtoffer 5] kosten heeft gevorderd, die zijn gebaseerd op de aanschafwaarde van een vergelijkbare laptop. [slachtoffer 5] heeft evenwel geen aankoopbon van die laptop overlegd, of andere informatie waaruit die aanschafwaarde volgt. Of de door [slachtoffer 5] opgegeven post juist is, kan niet worden gecontroleerd daar dit onvoldoende is onderbouwd. Ditzelfde geldt voor de harddrive. Afwijzing dient te volgen. Dat geldt ook voor de immateriële schade. Het feit dat er privéfoto’s op de laptop stonden, maakt op zichzelf nog niet dat daarom een vergoeding van deze hoogte redelijk is. Het verzoek is de vordering af te wijzen, subsidiair de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
Beoordeling.De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de gevorderde materiële schadevergoeding vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding. Van dit gedeelte van de vordering is, bij gebrek aan voldoende onderbouwing, niet eenvoudig vast te stellen of deze schade rechtstreeks door het bewezen verklaard feit is toegebracht.
Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vordering (in zoverre) zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van (dit deel van) de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan dit onderdeel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 9] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert toewijzing van de gevorderde materiële schadevergoeding inclusief de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Omdat de gevorderde immateriële schadevergoeding onvoldoende is onderbouwd dient de benadeelde partij ten aanzien van dit deel van de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft aangevoerd dat benadeelde partij [slachtoffer 9] de vordering onvoldoende heeft onderbouwd. Bijlage 1 ziet op een sleutelkastje, waarbij enkel een link naar een internetsite is opgenomen. Er is geen bescheid overlegd waaruit volgt dat [slachtoffer 9] het kastje heeft aangeschaft. De onderbouwing voor de immateriële schade bestaat enkel uit een door [slachtoffer 9] opgestelde, zeer summiere, onderbouwing. Dat is onvoldoende om tot een toewijzing te komen. Primair dient de vordering afgewezen te worden en subsidiair dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Beoordeling.De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de gevorderde materiële schadevergoeding, te weten € 39,02 voor het vernielde sleutelkastje vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding. Van dit gedeelte van de vordering is, bij gebrek aan voldoende onderbouwing, niet eenvoudig vast te stellen of deze schade rechtstreeks door het bewezen verklaard feit is toegebracht.
Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vordering (in zoverre) zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van (dit deel van) de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan dit onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 27] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert de gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij inclusief de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft aangevoerd dat benadeelde partij [slachtoffer 27] met de ingediende vordering het systeem miskent. In de onderbouwing staat aangegeven dat na de inbraak er voor is gekozen om een veel duurder systeem aan te schaffen (namelijk met PIN-key), waarbij een contract is afgesloten. Die post staat in schril contrast met de waarde van een sleutelkastje zoals [slachtoffer 27] voorheen had (plusminus €40). De vordering dient te worden afgewezen. Subsidiair dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Beoordeling.De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte wordt vrijgesproken van het feit waarop de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft. De rechtbank zal de kosten van partijen als bedoeld in artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering compenseren aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 14] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert de gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij inclusief de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft aangevoerd dat de benadeelde partij een bedrag van €4.600 aan materiële schadevergoeding en een bedrag van €2.500 aan immateriële
schadevergoeding vordert en dat € 4.600 reeds is vergoed door de verzekeraar. Ook hier geldt dat de gestelde psychische gevolgen niet nader zijn onderbouwd. Primair dient afwijzing te volgen, subsidiair niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij en meer subsidiair matiging van de vordering.
Beoordeling.De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering te weten materiële schadevergoeding tot een bedrag van € 11,70 voor de gemaakte reiskosten vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte wordt vrijgesproken van de geweldshandelingen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 34] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De vordering is ingediend door de dochter van het inmiddels overleden slachtoffer. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering inhoudelijk behandeld kan worden. De materiële schadevergoeding kan worden toegewezen tot een bedrag van
€ 6.604,45 (posten: ziekenhuiskosten, huishoudelijke hulp, sieraden tot een bedrag van
€ 2.000,=, overige voorwerpen, opruimwerkzaamheden, geld en kosten t.b.v. verhuizing) inclusief wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Wat betreft de gevorderde immateriële schadevergoeding stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat, kijkend naar de jurisprudentie, het criterium voor toewijzing van deze schadevergoeding is: de schadevergoeding die de
benadeeldezou zijn toegekomen. Een bedrag van € 3.000,= is volgens de officier van justitie passend en geboden, alsmede de wettelijke rente en ook ten aanzien van dit bedrag oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten aanzien van het meer gevorderde dient te benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging stelt dat door de benadeelde partij een bedrag van € 10.373, 90 aan
materiële schade en een bedrag van € 5.000,= aan immateriële schade is gevorderd. Er worden onder meer kosten opgevoerd voor het verhuizen. Die kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.
Voor (een deel van) de juwelen geldt dat er geen bonnen zijn overgelegd.
Primair dient de vordering afgewezen te worden en subsidiair dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard.
BeoordelingDe rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de wet niet toelaat dat een nabestaande van het slachtoffer (dat niet is overleden ten gevolge van het bewezenverklaarde feit) zich voegt als benadeelde partij als het gaat om schade die zij onder algemene titel (als erfgenaam) zou hebben verkregen. De erfgenaam kan deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de kosten van partijen als bedoeld in artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering compenseren aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 30] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert de gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij inclusief de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft aangevoerd dat benadeelde partij [slachtoffer 30] heeft verzocht om toekenning van € 2.200,= aan immateriële schadevergoeding. Het verzoek is onderbouwd door Slachtofferhulp. Het bedrag van € 2.200,= is volledig gestoeld op een uitspraak van de rechtbank Alkmaar. Voor die rechtbank is de toekenning van de immateriële schade
( in dat geval € 1 .700) mede gebaseerd op het feit dat de slachtoffers gedurende geruime tijd niet meer op straat durfden te komen, terwijl ze juist veel moeten bewegen van de dokter. In deze zaak is niet meer of anders gesteld dan dat [slachtoffer 30] sceptischer en angstiger is geworden. De zaken zijn ten aanzien van de schadevergoeding niet zozeer vergelijkbaar dat daar blindelings aansluiting bij kan worden gezocht. Voorts valt niet in te zien waarom hier een bedrag van € 500,= meer redelijk en billijk is. Primair is de verdediging van oordeel dat de vordering moet worden afgewezen (want niet, althans niet voldoende onderbouwd), subsidiair dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard en meer subsidiair dat de vordering moet worden gematigd tot € 1.700,=.
Beoordeling.De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Beslag.De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit voorwerpen zijn met betrekking tot welke bewezen verklaarde feiten zijn begaan en deze voorwerpen ten tijde van het begaan van de feiten aan verdachte toebehoorden.

De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit voorwerpen zijn met betrekking tot welke bewezen verklaarde feiten zijn begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen aan de rechthebbende nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de inbeslaggenomen goederen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
33, 33a, 36b, 36c, 36d, 36f, 43a, 45, 57, 310, 311, 312, 416 Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder feit 1, feit 9, feit 10, feit 11, feit 12 primair, feit 12 subsidiair, feit 13 primair, feit 14 primair, feit 15, feit 21 primair, feit 21 subsidiair, feit 22, feit 23 primair, feit 23 subsidiair en feit 24 ten laste gelegde feiten van 03-232412-19 heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het onder feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4 van 03.042579.19 alsmede het onder feit 2 primair, 3 primair, 4 primair, 5 primair, 6 primair, feit 7 primair, feit 8, feit 13, subsidiair, feit 14 subsidiair, feit 16, feit 17, feit 18, feit 19, feit 20, feit 25, feit 26 primair, feit 27 en feit 28 van 03.232412.19 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
Ten aanzien van 03.042579.19:

Feit 1:

diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en van valse sleutels, terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de verdachte tot gevangenisstraf wegens een soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan

Feit 2:

diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en van valse sleutels

Feit 3:

diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en van valse sleutels

Feit 4:

diefstal
Ten aanzien van 03.232412.19:

Feit 2 primair:

poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak

Feit 3 primair:

poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak

Feit 4 primair:

poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak

Feit 5 primair

poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak

Feit 6 primair

poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak

Feit 7 primair

poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak

Feit 8

diefstal, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en van valse sleutels

Feit 13 subsidiair:

Opzetheling

Feit 14 subsidiair:

Opzetheling

Feit 16:

diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en van valse sleutels

Feit 17:

diefstal, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en valse sleutels

Feit 18:

diefstal, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en valse sleutels

Feit 19:

poging tot diefstal, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en valse sleutels

Feit 20:

diefstal, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en valse sleutels

Feit 25:

diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en valse sleutels

Feit 26 primair:

poging tot diefstal, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak

Feit 27:

poging tot diefstal, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak

Feit 28:

diefstal, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en valse sleutels
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen en maatregelen:
T.a.v. 03-042579-19 feit 1, feit 2, feit 3, feit 4, 03-232412-19 feit 2 primair, feit 3 primair, feit 4 primair, feit 5 primair, feit 6 primair, feit 7 primair, feit 8, feit 13 subsidiair, feit 14 subsidiair, feit 16, feit 17, feit 18, feit 19, feit 20, feit 25, feit 26 primair, feit 27, feit 28:
 Een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 jarenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. 03-042579-19 feit 2:
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 2] , van een bedrag van 4.055,52 euro, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 50 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit 855,52 euro materiële schade en 3.200,00 euro immateriële schade.
Het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 februari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] :
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 2] , van een bedrag van 4.055,52 euro, bestaande uit 855,52 euro materiële schade en 3.200,00 euro immateriële schade.
Het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 februari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
T.a.v. 03-042579-19 feit 3:
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 3] , van een bedrag van 2.620,00 euro, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 36 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit 120,00 euro materiële schade en 2.500,00 euro immateriële schade.
Het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 februari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] :
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 3] , van een bedrag van 120,= euro, bestaande uit materiële schade en 2500,= euro aan immateriële schade. Het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 februari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
T.a.v. 03-042579-19 feit 4:
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 5] , van een bedrag van 368,80 euro, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 7 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit 368,80 euro materiële schade.
De materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 februari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] :
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 5] , van een bedrag van 368,80 euro, bestaande uit materiële schade.
De materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 februari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
T.a.v. 03-232412-19 feit 3 primair:
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 9] , van een bedrag van 39,02 euro, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 1 dag. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit 39,02 euro materiële schade.
Het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 februari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 9] :
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 9] , van een bedrag van 39,02 euro, bestaande uit materiële schade.
Het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 februari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen.
T.a.v. 03-232412-19 feit 16:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 34] :
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 34] niet-ontvankelijk in de vordering. De benadeelde partij kan deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Compenseert de kosten van partijen als bedoeld in artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.
T.a.v. 03-232412-19 feit 22:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 27] :
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering niet ontvankelijk is.
Compenseert de kosten van partijen als bedoeld in artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.
T.a.v. 03-232412-19 feit 8:
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 14] , van een bedrag van 11,70 euro, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 1 dag. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit materiële schade.
De materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 februari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 14] :
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 14] , van een bedrag van 11,70 euro, bestaande uit materiële schade.
De materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 februari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
T.a.v. 03-232412-19 feit 25:
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 30] , van een bedrag van 2.200,00 euro, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 32 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schade.
De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 november 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 30] :
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 30] , van een bedrag van 2.200,00 euro, bestaande uit immateriële schade.
De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 november 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Ten aanzien van het beslag:
 Teruggave inbeslaggenomen goederen, vermeld op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen d.d. 24 november 2020 onder de nummers: 1, 3, 5, 6, 9, 11, 12, 14, 15, 18, 19, 25, 27 en 29 aan de redelijkerwijs als rechthebbende aan te merken persoon.
 Onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen goederen vermeld op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen d.d. 24 november 2020 onder de nummers: 4, 7, 13, en 20.
 Verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen vermeld op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen d.d. 24 november 2020 onder de nummers: 2, 8, 10, 16, 17, 21, 22, 23, 24, 26, 28 en 30.

Heft – met onmiddellijke ingang – de schorsing van de voorlopige hechtenis op.

Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.A. Waals, voorzitter,
mr. M.L.W.M. Viering en mr. A.W.A. Kap-Knippels, leden,
in tegenwoordigheid van mr. C.A.M. Wentholt, griffier,
en is uitgesproken op 12 januari 2021.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld het proces-verbaal van de politie-eenheid Limburg, District Zuid West, Afdeling recherche met proces-verbaalnummer LB3R018060/2018028460, onderzoek “Zorro”, afgesloten d.d. 11 mei 2019, alsmede een aanvullend proces-verbaal opgemaakt d.d. 15 augustus 2019, totaal aantal doorgenummerde bladzijden 1713, welke processen-verbaal zijn opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 18 mei 2020 betreffende verdachte.