Op 23 december 2021 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het betalen voor seksuele handelingen met een minderjarig meisje, dat op dat moment 16 jaar oud was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 13 juni 2019 in Eindhoven ontucht heeft gepleegd met het slachtoffer, dat zich beschikbaar stelde voor seksuele handelingen tegen betaling. De verdachte werd veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één dag en een taakstraf van 120 uren. De benadeelde partij werd niet ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat de behandeling van die vordering te belastend zou zijn voor het strafgeding.
De rechtbank heeft in haar overwegingen de ernst van het feit benadrukt, waarbij het belang van de bescherming van minderjarigen voorop staat. De verdachte had zich moeten vergewissen van de leeftijd van het slachtoffer, maar de rechtbank nam ook in overweging dat de verdachte niet opzettelijk naar een minderjarige op zoek was gegaan. De rechtbank heeft de omstandigheden van de zaak en de persoonlijke situatie van de verdachte meegewogen in de strafoplegging. De eis van de officier van justitie was een gevangenisstraf van twee weken, waarvan één week voorwaardelijk, en een taakstraf van 180 uren. De rechtbank heeft echter besloten tot een lichtere straf, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de media-aandacht die de zaak had gekregen.
De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de rechtbank onvoldoende bewijs zag voor de directe gevolgen van de normschending voor het slachtoffer. De rechtbank benadrukte dat de beoordeling van de vordering volgens civielrechtelijke maatstaven dient plaats te vinden, en dat de gevolgen van de normschending voor het slachtoffer onvoldoende waren onderbouwd. De rechtbank heeft de kosten van partijen gecompenseerd, zodat elke partij haar eigen kosten draagt.