ECLI:NL:RBOBR:2021:6231

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
29 november 2021
Publicatiedatum
29 november 2021
Zaaknummer
21/313
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijtbare werkloosheid door ontslagname zonder zwaarwegende bezwaren

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 29 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, werkzaam als beveiliger via een uitzendbureau, en het UWV. De eiser had per 18 augustus 2020 ontslag genomen en verzocht om een WW-uitkering. Het UWV weigerde de uitkering, stellende dat de eiser verwijtbaar werkloos was geworden door zelf ontslag te nemen zonder dat er zwaarwegende bezwaren waren tegen de voortzetting van het dienstverband. De eiser voerde aan dat hij dagelijks agressief werd benaderd door medewerkers en dat de coronaregels niet werden nageleefd, maar de rechtbank oordeelde dat deze stellingen onvoldoende onderbouwd waren. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet alle mogelijkheden had benut om zijn conflicten op te lossen en dat zijn werkgever tevreden was over zijn werkzaamheden. De rechtbank oordeelde dat de eiser zich niet had gehouden aan de verplichting om te voorkomen dat hij verwijtbaar werkloos werd, en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt de verplichting van werknemers om te voorkomen dat zij verwijtbaar werkloos worden en de noodzaak om zwaarwegende bezwaren tegen voortzetting van het dienstverband goed te onderbouwen.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 21/313

uitspraak van de meervoudige kamer van 29 november 2021 in de zaak tussen

[naam] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. T. Kemper),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: mr. C.J.G. Oom-Roumen).

Procesverloop

Met het besluit van 25 augustus 2020 heeft het UWV aan eiser laten weten dat hij per 18 augustus 2020 wel recht heeft op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW), maar dat de uitkering niet tot uitbetaling komt. Eiser is volgens het UWV namelijk verwijtbaar werkloos, omdat hij zelf ontslag heeft genomen.
Eiser is het niet met dit besluit eens en is hiertegen in bezwaar gegaan. Met het besluit van 18 december 2020 (het bestreden besluit) heeft het UWV dit bezwaar ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 30 september 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden
Eiser was werkzaam als beveiliger via uitzendbureau [naam werkgever] (hierna: de werkgever). Op 18 augustus 2020 heeft eiser de werkgever laten weten per direct te stoppen met zijn werkzaamheden. Reden hiervoor waren diverse problemen op de werkvloer. Op 19 augustus 2020 heeft eiser een aanvraag voor een WW-uitkering ingediend. Deze aanvraag heeft geleid tot de besluitvorming zoals is weergegeven onder het kopje procesverloop.
Het geschil
1. In het bestreden besluit heeft het UWV zich op het standpunt gesteld dat eiser verwijtbaar werkloos is geworden, zodat zijn WW-uitkering per 18 augustus 2020 niet tot uitbetaling komt. Eiser is het hier niet mee eens.
Standpunt eiser
2. Eiser voert – kort samengevat – aan dat sprake is geweest van een uitzonderingssituatie zoals is bedoeld in artikel 24, tweede lid, aanhef en onder b, van de WW. Eiser is niet verwijtbaar werkloos, omdat aan de voortzetting van het dienstverband zodanige bezwaren kleefden, dat voortzetting daarvan redelijkerwijs niet van eiser gevergd kon worden.
Subsidiair is eiser van mening dat er in ieder geval aanleiding is aansluiting te zoeken bij artikel 27, eerste lid, van de WW. Hierin is bepaald dat indien de werknemer niet in overwegende mate kan worden verweten dat hij zijn verplichting om niet verwijtbaar werkloos te worden niet is nagekomen, slechts de helft van het bedrag als genoemd in dat lid in mindering wordt gebracht.
Ter onderbouwing van zijn standpunt voert eiser aan dat er diverse incidenten zijn geweest bij de inlener waar hij gedetacheerd was via zijn werkgever. Zo werden de afspraken uit de cao niet nageleefd, werd eiser agressief benaderd door klanten, waren er aanvaringen met een collega, en zo meer. Eiser heeft deze kwesties diverse keren aangekaart bij zijn werkgever, maar zijn werkgever deed hier niets mee, of te weinig. Op enig moment had eiser het idee dat hij niet anders kon dan ontslag nemen. Tijdens de bezwaarprocedure heeft eiser kenbaar gemaakt dat hij niet de enige was die dit zo ervaren heeft.
Voor het overige verwijst eiser naar hetgeen hij tijdens de bezwaarprocedure heeft aangevoerd.
Standpunt UWV
3. In reactie op het beroepschrift heeft het UWV geschreven dat hetgeen eiser in beroep heeft aangevoerd een verduidelijking is van zijn in bezwaar ingenomen standpunt. Het UWV ziet geen aanleiding in beroep een ander standpunt in te nemen dan in bezwaar. In de beslissing op bezwaar heeft het UWV zich op het standpunt gesteld dat de door eiser aangevoerde redenen van ontslag onvoldoende zwaarwegend zijn om ontslag te nemen. Eiser wordt verweten dat hij niet alles heeft gedaan om de beëindiging van het dienstverband te voorkomen.
Het beoordelingskader
4. Artikel 24, eerste lid, aanhef en onder a, van de WW legt op de werknemer de verplichting te voorkomen dat hij verwijtbaar werkloos wordt. Volgens artikel 24, tweede lid, aanhef en onder b, van de WW is de werknemer verwijtbaar werkloos als de dienstbetrekking is beëindigd door of op verzoek van de werknemer zonder dat aan de voortzetting ervan zodanige bezwaren waren verbonden, dat deze voortzetting redelijkerwijs niet van hem kon worden gevergd.
5. Volgens artikel 27, eerste lid, van de WW brengt het UWV een bedrag blijvend op de uitkering in mindering indien de werknemer onder meer een verplichting als bedoeld in artikel 24, eerste lid, onderdeel a, van de WW, niet is nagekomen. Dit is alleen anders als het niet nakomen van de verplichting de werknemer niet in overwegende mate kan worden verweten.
6. Over artikel 24 en 27 van de WW heeft het UWV beleidsregels opgesteld: “Beleidsregels toepassing artikelen 24 en 27 WW 2006” (hierna: de Beleidsregels). In paragraaf 6 van de Beleidsregels staat vermeld wanneer verwijtbaar gedrag niet in overwegende mate aan de werknemer is te wijten. Wanneer de werkloosheid wordt veroorzaakt doordat de werknemer de werkzaamheden en/of de dienstbetrekking heeft beëindigd of de werkgever daartoe heeft verzocht, worden de volgende weegfactoren toegepast:
- was er sprake van een acute noodzaak voor de beëindiging van de dienstbetrekking en/of de werkzaamheden;
- waren er reële en begrijpelijke bezwaren tegen voortzetting van de dienstbetrekking en/of de werkzaamheden die niet binnen redelijke termijn waren op te lossen, terwijl er geen acute noodzaak voor beëindiging van de dienstbetrekking en/of de werkzaamheden aanwezig was.
De beoordeling door de rechtbank
7. Zoals ook ter zitting met partijen is besproken, gaat de rechtbank voorbij aan de algemene verwijzing naar hetgeen eiser tijdens de bezwaarprocedure heeft aangevoerd. Op deze beroepsgronden is het UWV al ingegaan in de uitspraak op bezwaar. Voor zover eiser het daar niet mee eens is, ligt het op zijn weg in beroep aan te geven waarom hij het daar niet mee eens is.
8. Tussen partijen is niet in geschil dat er geen sprake was van een acute noodzaak voor de beëindiging van de dienstbetrekking. Partijen zijn enkel verdeeld over de vraag of aan de voortzetting van het dienstverband zodanige bezwaren waren verbonden dat deze voortzetting redelijkerwijs niet van eiser kon worden gevergd.
9. Eiser stelt in beroep dat er bij het bedrijf waar hij gedetacheerd was sprake was van diverse incidenten, die tezamen zodanig ernstig waren dat voortzetting van zijn dienstbetrekking redelijkerwijs niet van hem kon worden gevergd. Eiser noemt de volgende incidenten:
  • Reiskosten werden niet op de juiste manier vergoed. Eiser moest hiervoor in actie komen, waarna een en ander gecorrigeerd is;
  • Er waren problemen met de verschuivingstoeslag. Ook na veel correspondentie tussen eiser en zijn werkgever én inlener is deze toeslag nooit uitbetaald;
  • Eiser werd dagelijks door medewerkers van klanten van een inlener agressief benaderd en coronaregels werden niet in acht genomen. Meldingen hierover van eiser hadden geen resultaat;
  • Er waren problemen met een junior collega. Deze collega sprak eiser aan op zaken waarmee die collega niets te maken had. Ook verplaatste hij ongevraagd bezittingen van eiser. Eiser heeft deze problemen besproken met die collega, de inlener en zijn werkgever, maar deze gesprekken hebben geen resultaat gehad;
  • Eiser voelde zich onheus bejegend door een inlener. Hij werd anders benaderd dan beveiligers van Nederlandse afkomst en hij moest regelmatig werkzaamheden doen die niets met beveiligingswerk te maken hadden;
  • Daarnaast speelden nog veel andere kleinere kwesties. De ruimte waar eiser moest werken was niet goed geventileerd, er liepen muizen, uren werden zonder overleg ingekort, portofoons werkten niet goed, etc. Eiser heeft alle incidenten en onregelmatigheden gemeld, maar er werd niets of te weinig mee gedaan.
10. Het UWV heeft contact gehad met de werkgever over de door eiser genoemde incidenten. De werkgever heeft hierover tegen het UWV verklaard dat het uitzendbureau relatief nieuw is en dat de inlener ook een nieuwe klant was. Systemen moesten daarom nog worden ingericht, waardoor toeslagen te laat werden uitbetaald. Salaris werd wel tijdig uitbetaald. Daarnaast wordt in de beveiligingsbranche verwacht dat je flexibel bent, zowel in het rooster als in de omgang met mensen. Dat mensen niet altijd vriendelijk tegen je zijn, hoort erbij. De cao was op eiser niet volledig van toepassing, omdat eiser via het uitzendbureau werkzaam was. Slechts enkele componenten uit de cao, zoals vermeld in het inlenerscontract, waren op eiser van toepassing. Ondanks dat hierover verschillende gesprekken zijn gevoerd met eiser, bleef hij hier volgens de werkgever moeite mee houden. Ondanks alles had eiser gewoon kunnen blijven werken. Eiser was ingepland op een locatie waar hij niet tegen dit soort problemen aanliep, maar desondanks heeft eiser ontslag genomen.
11. Naar het oordeel van de rechtbank is eiser verwijtbaar werkloos geworden omdat de dienstbetrekking met de werkgever is beëindigd op verzoek van eiser zonder dat is gebleken van zodanig zwaarwegende bezwaren tegen de voortzetting van het dienstverband, dat deze voortzetting redelijkerwijs niet van hem kon worden gevergd. De rechtbank legt hierna uit waarom zij tot dit oordeel komt, waarbij eerst elk door eiser genoemd incident afzonderlijk en vervolgens alle incidenten gezamenlijk besproken worden.
12. Naar het oordeel van de rechtbank kan het te laat betalen van de reiskosten niet worden aangemerkt als zwaarwegend bezwaar tegen voortzetting van het dienstverband. Eiser heeft ten aanzien van de reiskosten erkend dat deze door zijn werkgever zijn vergoed voordat het ontslag is ingediend. Daarbij komt dat de werkgever een plausibele verklaring heeft gegeven voor het te laat betalen van de reiskosten. Als dit punt voor eiser zo bezwaarlijk was, had hij juridische bijstand kunnen vragen om dit op te lossen.
13. Of eiser aanspraak had op verschuivingstoeslag, wat de werkgever heeft betwist, kan in het midden blijven, aangezien ook als eiser gelijk heeft, dit om dezelfde reden als hiervoor genoemd evenmin kan worden aangemerkt als een zwaarwegend bezwaar tegen voortzetting van zijn dienstverband.
14. Eisers stelling dat hij dagelijks agressief werd benaderd door medewerkers en onheus werd bejegend door de inlener en dat de coronaregels structureel niet werden nagekomen heeft eiser onvoldoende onderbouwd. Uit de in bezwaar op verzoek van het UWV overgelegde mailwisseling tussen eiser en de werkgever, in de B-stukken pagina 34 tot en met 71, blijkt dat eiser met name vragen stelde over zijn rooster, betaling van toeslagen, eindejaarsuitkering en overuren. In de toelichting van eiser waarom hij ontslag heeft genomen, zie pagina 76 van de B-stukken, staat dat eiser zich gedwongen voelde ontslag te nemen door omstandigheden op de werkvloer, dat het heel vermoeiend was hoe met hem werd omgegaan. De druppel die bij hem de emmer deed overlopen was dat zijn overuren met moeite werden uitbetaald, problemen met het rooster en dat een collega aan zijn spullen zat en dat 2 uur op zijn rooster werd ingekort, wat volgens eiser niet mag.
Uit de brief van de werkgever van 26 juni 2020 aan eiser blijkt dat de werkgever met eiser heeft gesproken over de verschuivingstoeslag, de schoenen en de aanvaring met een collega. In aanvulling op dat gesprek geeft de werkgever aan:
“Zoals ik aangaf is er in ieder bedrijf wel iets wat niet zo goed loopt. Iedereen denkt op zijn eigen manier over zaken. Omdat jij geen eigen vervoer hebt en SP daar wel heel veel rekening mee houdt zou ik je willen adviseren om te zorgen dat een betere werkverhouding ontstaat. Elke andere plek zal moeilijk zijn omdat het vaak 24/7 vacatures zijn waar eigen vervoer een vereiste is.
Hiermee wil ik zeker niet zeggen dat je alles hoeft te accepteren maar heb ook begrip voor de andere partij. Werkschoenen zijn niet nodig op locatie dus kan je gewoon eigen schoenen aan. Wanneer je onaangekondigd een beoordeling krijgt is er meestal een aandachtspunt zoals je ook vertelde. Accepteer dat wanneer je het er niet mee eens bent en een respons schrijft dat ze hier misschien niet zo op reageren als jij dat wil(…)”
Uit deze reactie van de werkgever blijkt niet dat eiser dagelijks agressief werd benaderd door meerdere werknemers. Wel kan uit deze reactie worden afgeleid dat eiser problemen ervoer in de samenwerking met andere medewerkers. Ook blijkt dat de werkgever met eiser het gesprek hierover is aangegaan. Bovendien kan uit deze reactie worden afgeleid dat eiser ook een eigen inbreng had in de problemen met andere werknemers.
Dit wordt bevestigd in het waarderingsformulier van Security Professionals (de inlener) van 15 mei 2020, waarin eiser positief wordt gewaardeerd wat betreft ‘objectkennis’, ‘volgen procedures/instructies’, ‘security awareness’ en ‘rapporteren’, maar niet wat betreft ‘gastvrijheid’. Hierover staat in het formulier: “
[naam] heeft diverse aanvaringen gehad met warehouse medewerkers. Ook een lopend conflict met collega [naam] (…). Met medewerkers gaat het vaak over het houden aan de huisregels. Spreek iemand kort aan wat jij verwacht van diegene. Houd het klein, zoek de medewerker niet opnieuw op en bedenk dat het niet persoonlijk is.
Eiser heeft tegenover deze verklaringen van de werkgever en de inlener geen informatie overgelegd waaruit blijkt dat sprake was van dagelijks agressieve bejegening door meerdere werknemers en dat sprake was van een onheuse bejegening door de inlener. In de toelichting van eiser aan de werkgever op zijn ontslag staat niet als reden vermeld dat structureel de coronaregels niet worden nagekomen. De e-mail die eiser bij het aanvullend beroepschrift van 27 mei 2021 heeft overgelegd van een oud-collega, die kennelijk niet tevreden was over het werken bij de inlener, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel, aangezien deze e-mail niet weerlegt wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen.
15. Evenmin kunnen de overige, door eiser aangegeven kleinere incidenten, die overigens niet worden onderbouwd, worden aangemerkt als zodanig zwaarwegende bezwaren tegen voortzetting van het dienstverband, dat deze voortzetting redelijkerwijs niet van hem kon worden gevergd.
16. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de door eiser genoemde bezwaren, afzonderlijk en tezamen, niet worden aangemerkt als zwaarwegende bezwaren tegen voortzetting van de dienstbetrekking. Zonder te miskennen dat eiser last heeft gehad van een aantal incidenten, zijn deze naar het oordeel van de rechtbank niet dusdanig ernstig dat eiser reeds daarom ontslag mocht nemen. Eiser heeft ook niet gebruik gemaakt van andere mogelijkheden om zijn conflicten met zijn werkgever of inlener op te lossen, zoals het inroepen van juridische bijstand of het vragen van overplaatsing. Daarnaast heeft eiser zelf verklaard dat zijn werkgever tevreden was over zijn werkzaamheden. Dit blijkt ook uit het gegeven dat eiser inmiddels weer werkzaam is voor deze werkgever, maar nu bij een andere inlener. Onder die omstandigheden kon van eiser worden verlangd dat hij zijn werkzaamheden zou voortzetten totdat hij ander werk had gevonden.
17. Hieruit volgt dat eiser zich niet heeft gehouden aan de verplichting te voorkomen dat hij verwijtbaar werkloos wordt als bedoeld in artikel 24, eerste lid, aanhef en onder a, van de WW. De rechtbank ziet geen reden te oordelen dat de werkloosheid eiser niet in overwegende mate kan worden verweten, zoals bedoeld in artikel 24, tweede lid, aanhef en onder b van de WW.

Conclusie en gevolgen

18. Gelet op voorgaande overwegingen heeft het UWV terecht besloten dat eiser per 18 augustus 2020 wel recht heeft op een WW-uitkering, maar dat deze niet tot uitbetaling komt, omdat eiser verwijtbaar werkloos is. Het beroep is dus ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat daarom geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.H. de Heer-Schotman, voorzitter, mr. C.F.E. van Olden-Smit en mr. S. Croes, leden, in aanwezigheid van mr. M.E.A. Schokker-Stadhouders, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op 29 november 2021.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij Centrale Raad van Beroep.