In deze zaak, behandeld door de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Oost-Brabant, is op 7 januari 2021 een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van een verzoeker, vertegenwoordigd door mr. W. van Grieken. Het verzoek tot wraking was gericht tegen mr. P.M. Knaapen, de kantonrechter in een civiele procedure waarin verzoeker en [naam] BV betrokken waren. Verzoeker stelde dat de kantonrechter niet onpartijdig was, omdat deze tijdens een Skype-zitting niet zichtbaar was en opmerkingen maakte die de indruk wekten dat hij en de advocaat van de wederpartij elkaar kenden. De wrakingskamer heeft de procedurele gang van zaken en de argumenten van verzoeker beoordeeld. Het oordeel was dat de kantonrechter, ondanks technische problemen, de zitting niet onterecht had voortgezet en dat de opmerkingen die hij maakte niet voldoende waren om te concluderen dat er sprake was van vooringenomenheid. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn en dat er bijzondere omstandigheden nodig zijn om dit vermoeden te weerleggen. De wrakingskamer kwam tot de conclusie dat er geen objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid was en wees het wrakingsverzoek af. De beslissing werd openbaar uitgesproken, waarbij de wrakingskamer de afwijzing van het verzoek tot wraking bekrachtigde.