ECLI:NL:RBOBR:2021:5913

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
7 januari 2021
Publicatiedatum
11 november 2021
Zaaknummer
WR 20/037
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de kantonrechter in civiele procedure

In deze zaak, behandeld door de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Oost-Brabant, is op 7 januari 2021 een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van een verzoeker, vertegenwoordigd door mr. W. van Grieken. Het verzoek tot wraking was gericht tegen mr. P.M. Knaapen, de kantonrechter in een civiele procedure waarin verzoeker en [naam] BV betrokken waren. Verzoeker stelde dat de kantonrechter niet onpartijdig was, omdat deze tijdens een Skype-zitting niet zichtbaar was en opmerkingen maakte die de indruk wekten dat hij en de advocaat van de wederpartij elkaar kenden. De wrakingskamer heeft de procedurele gang van zaken en de argumenten van verzoeker beoordeeld. Het oordeel was dat de kantonrechter, ondanks technische problemen, de zitting niet onterecht had voortgezet en dat de opmerkingen die hij maakte niet voldoende waren om te concluderen dat er sprake was van vooringenomenheid. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn en dat er bijzondere omstandigheden nodig zijn om dit vermoeden te weerleggen. De wrakingskamer kwam tot de conclusie dat er geen objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid was en wees het wrakingsverzoek af. De beslissing werd openbaar uitgesproken, waarbij de wrakingskamer de afwijzing van het verzoek tot wraking bekrachtigde.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OOST-BRABANT

Wrakingskamer
zaaknummer: WR 20/037
Beslissing van 7 januari 2021
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
gemachtigde: mr. W. van Grieken,
strekkende tot de wraking van
mr. P.M. Knaapen,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de kantonrechter.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het schriftelijke wrakingsverzoek van 2 december 2020;
  • de schriftelijke reactie van de kantonrechter van 10 december 2020;
  • de email van mr. M.J.M. Jansen-van Beek (hierna: mr. Jansen) van 15 december 2020;
  • de email met bijlagen van mr. Van Grieken van 16 december 2020;
  • de email van mr. Jansen van 22 december 2020;
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling op 24 december 2020.
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
  • verzoeker, bijgestaan door mr. Van Grieken;
  • de kantonrechter.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de kantonrechter in de zaak met nummer [nummer] tussen verzoeker en [naam] BV. Mr. van Grieken is in die zaak ook de gemachtigde van verzoeker en mr. Jansen is de gemachtigde van de wederpartij.
2.2.
Verzoeker heeft blijkens het schriftelijk verzoek, zoals toegelicht bij de mondelinge behandeling, het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd. In de zaak heeft een zitting plaatsgevonden via Skype. Tijdens die zitting zijn een aantal zaken zodanig verlopen dat verzoeker het gevoel niet had dat de kantonrechter onpartijdig was.
De kantonrechter was niet zichtbaar. Dat kwam volgens de kantonrechter omdat zijn camera niet werkte. Dit zou de dag daarvoor ook al zo zijn geweest, maar dit probleem was nog niet verholpen. De kantonrechter heeft toch besloten de zitting door te laten gaan.
De kantonrechter deelde, nadat hij vertelde hoeveel spreektijd iedere gemachtigde kreeg, mee: “Mevrouw Jansen, u weet dat ik heel streng ben”. Dit gaf verzoeker het gevoel dat de kantonrechter en mr. Jansen elkaar kenden.
Nadat mr. Van Grieken het woord had gevoerd, kreeg mr. Jansen de mogelijkheid haar verhaal te vertellen. Daarbij ging mr. Jansen ook in op de stellingen van mr. Van Grieken. Vervolgens kregen verzoeker en de wederpartij de gelegenheid iets te vertellen. De kantonrechter stelde daarbij geen gerichte vragen. Vervolgens wilde de kantonrechter de zitting sluiten. Mr. Van Grieken vroeg toen of zij nog mocht reageren op mr. Jansen. De kantonrechter stemde toe, maar het was duidelijk dat hij niet blij was met dit verzoek. Nadat mr. Van Grieken één punt had behandeld, kreeg zij van de kantonrechter de gelegenheid om nog slechts één punt te behandelen. Zij had eigenlijk nog meer punten willen inbrengen.
2.3.
De kantonrechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2.
Het door verzoeker aangevoerde onder a. en c. is gericht tegen beslissingen van processuele aard. De wrakingskamer komt geen oordeel toe over de juistheid van een procedurele beslissing. De juistheid van de rechterlijke beslissing kan alleen worden beoordeeld als daartegen een rechtsmiddel (zoals hoger beroep) is aangewend. Die beoordeling vindt dan plaats door het gerecht waarbij dat rechtsmiddel is ingesteld. Ook de motivering van een procedurele beslissing kan geen grond vormen voor wraking, zelfs niet indien het zou gaan om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de procedurele beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven (vergelijk het arrest van de Hoge Raad van 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413). De aangevoerde grond haalt deze hoge drempel niet. De kantonrechter heeft tijdens de mondelinge behandeling uitgelegd dat hij de zitting door heeft laten gaan ondanks dat zijn camera niet werkte, omdat aanhouding van de zaak niet in het belang is van partijen. Deze beslissing komt de wrakingskamer niet onbegrijpelijk voor. Het beperken van spreektijd tijdens een zitting (in de mate zoals nu aan de orde) en in die zin, dat de beide gemachtigden en de beide partijen slechts één keer het woord kregen, alsmede de beslissing om wel of geen gerichte vragen te stellen vormen als zodanig geen aanwijzing dat de kantonrechter partijdig zou zijn dan wel dat hiertoe de schijn zou zijn gewekt.
3.3.
Het door verzoeker aangevoerde onder b. komt er in de kern op neer dat de kantonrechter de advocaat van de wederpartij kende en door daar met deze uitspraak blijk van te geven de onpartijdigheid heeft geschaad.
Uit de reactie van de kantonrechter en uit de e-mail van mr. Jansen blijkt dat zij elkaar slechts ambtshalve kennen. Een dergelijke bekendheid van een (kanton)rechter en een professionele procespartij vormt uiteraard geen gerechtvaardigde grond voor wraking. Dat zou immers onwerkbare situaties met zich brengen. Ook de uitspraak zelf, die refereert aan de onderlinge bekendheid, levert een dergelijke grond niet op, nu deze slechts betrekking had op de wijze waarop de kantonrechter normaliter de regie van een zitting voert. Gesteld noch gebleken is dat de kantonrechter met deze uitspraak een andere behandeling van de verschillende partijen voorstond.
Van partijdigheid of het wekken van de schijn daartoe is met het doen van deze uitspraak niet gebleken.
3.4.
Naar het oordeel van de wrakingskamer is niet gebleken van feiten en omstandigheden die tot de conclusie kunnen leiden dat de bij verzoeker ontstane vrees voor vooringenomenheid van de kantonrechter naar objectieve maatstaven gerechtvaardigd is. Dit geldt zowel voor het aangevoerde onder a. b. en c. als voor deze punten samengenomen. Het wrakingsverzoek wordt afgewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
- wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door de mr. G.J. Roeterdink, voorzitter, mr. E.M. Vermeulen en mr. C.A. Mandemakers, leden, in tegenwoordigheid van de griffier en in openbaar uitgesproken op 7 januari 2021.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.