In deze zaak heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Oost-Brabant op 4 februari 2021 een verzoek tot wraking behandeld van mr. J.P.M. van der Ham, die als rechter betrokken was bij een civiele procedure met zaaknummer 8875958 CV EXPL 20-6050. Verzoeker heeft het wrakingsverzoek ingediend op basis van de stelling dat de rechtspraak heeft bijgedragen aan het ontnemen van zijn mensenrechten, specifiek die van de Roma gemeenschap en woonwagenbewoners. Hij heeft aangevoerd dat de rechtspraak alle zaken waarin hij betrokken is geweest, van tafel heeft geveegd om de huiszettingsprocedure te versnellen.
De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het wrakingsverzoek niet voldoende gemotiveerd was, zoals vereist door artikel 37 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Verzoeker heeft geen concrete feiten of omstandigheden aangedragen die zouden kunnen wijzen op een gebrek aan onpartijdigheid van de rechter. De wrakingskamer heeft ook opgemerkt dat er sprake was van een opeenstapeling van wrakingsverzoeken, wat kan duiden op misbruik van het wrakingsinstrument.
Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat de procedure in de hoofdzaak voortgezet zal worden. Tevens is besloten dat een volgend verzoek tot wraking van de rechter in deze procedure niet in behandeling zal worden genomen, gezien het eerdere misbruik van het wrakingsrecht door verzoeker. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.