Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.[eiser sub 1] ,
Dexia Nederland B.V.,
Rechtbank Oost-Brabant
In deze zaak, die voor de Rechtbank Oost-Brabant is behandeld, hebben eisers, vertegenwoordigd door mr. G. van Dijk, een vordering ingesteld tegen Dexia Nederland B.V., vertegenwoordigd door mr. J.R. van Staveren, in verband met een effectenleaseovereenkomst. De kantonrechter heeft op 21 oktober 2021 uitspraak gedaan in deze Dexia-zaak, waarin het voorlopige oordeel van de kantonrechter werd herzien. De zaak betreft de vraag of het retourneren van een ondertekend effectenleasecontract door de tussenpersoon aan Dexia kan worden aangemerkt als het doorgeven van een order. De kantonrechter concludeert dat dit niet het geval is, omdat Dexia de leiding had bij het tot stand komen van de overeenkomst en de inhoud daarvan bepaalde.
Daarnaast heeft de kantonrechter de zorgplichten van Dexia beoordeeld, waaronder de onderzoeksplicht en waarschuwingsplicht. De eisers hebben niet kunnen onderbouwen dat Dexia haar onderzoeksplicht heeft geschonden, maar het staat vast dat Dexia haar waarschuwingsplicht niet is nagekomen. Dit onrechtmatig handelen heeft geleid tot de verplichting voor Dexia om tweederde van de restschuld op zich te nemen, wat Dexia al heeft voldaan. De kantonrechter heeft de vordering van eisers grotendeels afgewezen, met uitzondering van de verklaring voor recht dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld door haar waarschuwingsplicht niet na te komen. De proceskosten zijn toegewezen aan Dexia, en de overige vorderingen van eisers zijn afgewezen.