Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
Dexia Nederland B.V.,
Rechtbank Oost-Brabant
In deze zaak, die voor de Rechtbank Oost-Brabant is behandeld, gaat het om een geschil tussen eiser Peter Antonius Hendrikus en Dexia Nederland B.V. over een effectenleaseovereenkomst. De kantonrechter heeft op 21 oktober 2021 een eindvonnis uitgesproken, waarin hij terugkomt op een eerder voorlopig oordeel. De zaak betreft de vraag of het retourneren van een ondertekend effectenleasecontract door de tussenpersoon aan Dexia kan worden aangemerkt als het doorgeven van een order. De kantonrechter concludeert dat dit niet het geval is, omdat Dexia de leiding had bij het tot stand komen van de overeenkomst en de inhoud daarvan bepaalde.
De kantonrechter heeft ook de zorgplichten van Dexia beoordeeld, waaronder de onderzoeksplicht en de waarschuwingsplicht. Eiser heeft niet kunnen onderbouwen dat Dexia haar onderzoeksplicht heeft geschonden, maar het staat vast dat Dexia haar waarschuwingsplicht niet is nagekomen. Dit heeft geleid tot de conclusie dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld jegens eiser, en Dexia is veroordeeld tot het nemen van tweederde van de in verband daarmee ontstane restschuld. Eiser heeft al een bedrag van € 830,56 terugbetaald gekregen van Dexia, waardoor er geen verdere verplichtingen van Dexia aan eiser zijn.
De kantonrechter heeft eiser in de proceskosten veroordeeld, en de vorderingen van eiser zijn grotendeels afgewezen. Het vonnis is openbaar uitgesproken en bevat belangrijke overwegingen over de rol van tussenpersonen in effectenleaseovereenkomsten en de zorgplichten van financiële instellingen.