ECLI:NL:RBOBR:2021:5670

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
21 oktober 2021
Publicatiedatum
1 november 2021
Zaaknummer
7533928 \ CV EXPL 19-1352
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en zorgplichten in effectenleaseovereenkomst

In deze zaak, die voor de Rechtbank Oost-Brabant is behandeld, betreft het een geschil tussen een eiser en Dexia Nederland B.V. over een effectenleaseovereenkomst. De kantonrechter heeft op 21 oktober 2021 een eindvonnis uitgesproken, waarin hij terugkomt op een eerder voorlopig oordeel. De procedure is gestart door de eiser, vertegenwoordigd door mr. G. van Dijk, tegen Dexia, vertegenwoordigd door mr. J.R. van Staveren. De kantonrechter heeft in zijn beoordeling gekeken naar de rol van de tussenpersoon, Spaar Select, en of deze als orderremisier kan worden aangemerkt. De kantonrechter concludeert dat het door de tussenpersoon aan Dexia sturen van de ondertekende overeenkomst niet kan worden aangemerkt als het doorgeven van een order.

Daarnaast heeft de kantonrechter de zorgplichten van Dexia beoordeeld, waaronder de onderzoeksplicht en waarschuwingsplicht. De eiser heeft niet kunnen onderbouwen dat Dexia haar onderzoeksplicht heeft geschonden, maar het staat vast dat Dexia haar waarschuwingsplicht niet is nagekomen. Dit heeft geleid tot de conclusie dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld jegens de eiser, en Dexia is veroordeeld tot het nemen van tweederde van de in verband daarmee ontstane restschuld. De kantonrechter heeft de vordering van de eiser grotendeels afgewezen, met uitzondering van de verklaring voor recht die is toegewezen. De proceskosten zijn voor rekening van de eiser gesteld. Het vonnis is openbaar uitgesproken door de kantonrechter op 21 oktober 2021.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats Eindhoven
Zaaknummer: 7533928 \ CV EXPL 19-1352
Vonnis van 21 oktober 2021
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde: mr. G. van Dijk (Leaseproces),
tegen:
de besloten vennootschap Dexia Nederland B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde, gemachtigde: mr. J.R. van Staveren (USG Legal).
Partijen worden hierna “[eiser]” en “Dexia” genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
het tussenvonnis van 26 november 2020;
de akte na tussenvonnis van Dexia van 21 januari 2021, met productie 24;
de antwoordakte van [eiser] van 4 maart 2021, met bijlage 1 en productie B1 en producties ANT 1 t/m ANT 4;
e akte uitlaten producties van Dexia van 29 april 2021.
1.2.
Tot slot is een datum voor vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De kantonrechter verwijst naar hetgeen in het tussenvonnis van 26 november 2020 is overwogen en beslist.
voorlopig oordeel
2.2.
In voornoemd tussenvonnis is de kantonrechter tot de voorlopige slotsom gekomen dat het retourneren van het - door [eiser] - ondertekende effectenleasecontract, op grond van de daarin opgenomen specifieke informatie en op grond van de omstandigheid dat de effecten vanaf dat moment op naam van [eiser] werden bijgeschreven, als het doorgeven van een order kan worden geduid.
2.3.
In haar akte na tussenvonnis heeft Dexia toegelicht waarom zij meent dat de kantonrechter op zijn voorlopig oordeel zou moeten terugkomen.
2.4.
In zijn antwoordakte concludeert [eiser], samengevat dat is voldaan aan de eis van het Europese Hof van Justitie dat de doorgegeven order uitvoerbaar moet zijn.
eindoordeel
2.5.
De kantonrechter ziet in het arrest van het Hof Arnhem-Leeuwarden van 3 november 2020 (ECLI:NL:GHARL:2020:8981) aanleiding om af te wijken van zijn voorlopig oordeel. Daartoe wordt het volgende overwogen.
2.6.
De overeenkomst tussen Dexia en [eiser] van 18 januari 1999 maakt niet dat Spaar Select als orderremisier is opgetreden. Wanneer Spaar Select, zoals [eiser] aanvoert (maar Dexia betwist), (a) de overeenkomst van Dexia ontving, (b) deze doorgeleidde aan [eiser], (c) zorgde voor ondertekening hiervan door [eiser] en (d) retourzending aan Dexia, waarbij zij (e) intussen aanspreekpunt was voor eventuele vragen van [eiser], laat dit onverlet dat het Dexia is geweest die na ontvangst van een aanvraagformulier de leiding had bij het tot stand komen van de overeenkomst en de inhoud daarvan bepaalde door het soort effecten (certificaten) en de aankoopbedragen (in dit geval een hoofdsom van € 10.241,75) in te vullen alsook de voorwaarden voor de te verstrekken lening, waaronder de te vergoeden rente te vermelden. Immers, uit het feit dat de tussenpersoon de overeenkomst van Dexia ontving, blijkt al dat de tussenpersoon dus niet bepaalde welk product en welke effecten moesten worden gekocht en/of werden afgenomen. Met andere woorden: de inhoud van de overeenkomst werd niet zelf(standig) bepaald door Spaar Select. Spaar Select vervulde in dat verband dus slechts een ondersteunende rol met het zorgdragen voor ondertekening en retourzending aan Dexia, waarbij zij intussen aanspreekpunt was voor eventuele vragen van [eiser]. Omdat het initiatief voor de totstandkoming van de overeenkomst uiteindelijk bij Dexia lag en zij de aankoop concreet en bepaalbaar had gemaakt (door het soort effecten en het aankoopbedrag zelf in te vullen), had de (veronderstelde) ondersteunende functie van de tussenpersoon niet tot gevolg dat zij orderremisier werd, ook niet wanneer daarbij wordt betrokken dat zij het aanvraagformulier (en vervolgens de overeenkomst) bij Dexia had ingediend (welk aanvraagformulier in deze procedure overigens niet door partijen in de procedure is gebracht). Dat Spaar Select voor haar werkzaamheden provisie van Dexia ontving maakt dit oordeel niet anders.
2.7.
Dit leidt ertoe dat in dit geval het door de tussenpersoon aan Dexia sturen van de (ondertekende) overeenkomst niet kan worden aangemerkt als het doorgeven van een order.
zorgplichten
2.8.
Op Dexia rustten zorgplichten, te weten een onderzoeksplicht en een waarschuwingsplicht. Indien daartoe aanleiding bestond diende zij de effectenleaseovereenkomst te ontraden (HR 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2012).
schending onderzoeksplicht
2.9.
[eiser] heeft zijn stelling dat Dexia geen, althans onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar zijn financiële positie niet onderbouwd en toegelicht, vooral heeft hij niet gesteld dat de overeenkomst een onaanvaardbaar zware financiële last voor hem vormde. Dat Dexia haar onderzoeksplicht naar zijn inkomens- en vermogenspositie heeft geschonden kan daarom niet worden aanvaard. Het voorbehoud dat [eiser] op dit punt heeft gemaakt, kan hem niet baten. Indien hij van mening is dat de onderzoeksplicht wel is geschonden en de overeenkomst een onaanvaardbaar zware financiële last vormde, dan had hij dat niet alleen moeten stellen maar vervolgens ook moeten toelichten en onderbouwen. Nu hij dat heeft nagelaten, zal aan zijn stelling op dit punt voorbij worden gegaan.
2.10.
Dat Dexia haar onderzoeksplicht als onderdeel van haar zorgplicht heeft geschonden, wordt dan ook niet aangenomen. Uitgangspunt is dat de betalingsverplichting uit hoofde van de effectenleaseovereenkomst geen onaanvaardbaar zware last voor [eiser] vormde.
schending waarschuwingsplicht
2.11.
Tussen partijen staat vast dat Dexia haar waarschuwingsplicht niet is nagekomen. Daarmee heeft Dexia onrechtmatig gehandeld jegens [eiser]. Dexia dient daarom tweederde van de in verband daarmee ontstane restschuld op zich te nemen. Niet in geschil is echter dat Dexia al tot (terug)betaling daarvan is overgegaan. Dexia is in dit verband dus niets meer aan [eiser] verschuldigd.
2.12.
Voor terugbetaling van andere door [eiser] aan Dexia betaalde bedragen bestaat geen grond, zodat de vordering onder II. van de dagvaarding, zal worden afgewezen. De gevorderde verklaring voor recht zal worden toegewezen zoals in de beslissing vermeld.
buitengerechtelijke kosten
2.13.
Omdat de vordering van [eiser] grotendeels wordt afgewezen, zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen.
uitvoerbaarheid bij voorraad
2.14.
Dexia heeft verweer gevoerd tegen de door [eiser] gevorderde uitvoerbaar bij voorraad verklaring van het vonnis. De te geven verklaring voor recht kan niet uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard en de overige vorderingen van [eiser] worden afgewezen. Dit verweer behoeft daarom geen bespreking.
proceskosten
2.15.
[eiser] wordt als de meest in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
verklaart voor recht dat Dexia bij de totstandkoming van de overeenkomst met nummer 21200523 onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser] door de op haar rustende waarschuwingsplicht niet na te komen;
3.2.
veroordeelt [eiser] in de kosten van de procedure aan de zijde van Dexia tot heden vastgesteld op € 300,00 (4 punt x 75,00);
3.3.
verklaart dit vonnis ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.T.J.F. Verhappen, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 21 oktober 2021.