In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 26 augustus 2021 een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van een vader, verzoeker, die de rechter N.G. Zandee wilde wraken. Het wrakingsverzoek was ingediend in het kader van een procedure waarin de Stichting Jeugdbescherming Brabant (de GI) verzocht om gedeeltelijke uitoefening van het gezag over zijn minderjarige kind. Verzoeker was van mening dat de kinderrechter niet op de juiste wijze omging met zijn toestemming voor de inschrijving van zijn kind op een onderwijsinstelling en dat er geen rekening werd gehouden met eerdere afspraken. Tijdens de mondelinge behandeling op 16 augustus 2021 heeft verzoeker zijn bezwaren geuit, maar de rechter heeft het verzoek van de GI niet ter discussie gesteld. De rechtbank overweegt dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er objectieve aanwijzingen zijn voor partijdigheid. De rechtbank concludeert dat de enkele omstandigheid dat de rechter bepaalde punten niet heeft besproken, niet voldoende is om te concluderen dat er sprake is van vooringenomenheid. De rechtbank wijst het wrakingsverzoek af, omdat verzoeker niet heeft aangetoond dat de rechter niet onpartijdig was. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.