ECLI:NL:RBOBR:2021:532

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
10 februari 2021
Publicatiedatum
10 februari 2021
Zaaknummer
01/138933-20
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag, poging tot zware mishandeling en openlijk in vereniging geweld plegen in Vlijmen

Op 10 februari 2021 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een grote vechtpartij in Vlijmen op 23 februari 2020. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag, poging tot zware mishandeling en openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan deze feiten, waarbij hij meerdere slachtoffers had mishandeld, waaronder [slachtoffer 1], [slachtoffer 4], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5]. De rechtbank achtte de poging tot doodslag van [slachtoffer 1] wettig en overtuigend bewezen, evenals de poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 4]. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 18 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd de verdachte verplicht om schadevergoeding te betalen aan de slachtoffers, waaronder een bedrag van € 5.183,00 aan [slachtoffer 4] en € 1.569,85 aan [slachtoffer 5]. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn blanco strafblad en het tonen van berouw. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op, waaronder behandeling bij een forensische zorgverlener en meldplicht bij de reclassering.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01/138933-20
Datum uitspraak: 10 februari 2021
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren [geboortejaar 1] 1996,
wonende te [adres 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoeken ter terechtzitting van 4 september 2020 en 27 januari 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 4 augustus 2020.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

1.

hij op of omstreeks 23 februari 2020 te Vlijmen, gemeente Heusden,

ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- die [slachtoffer 1] bij het hoofd heeft vastgepakt en/of (vervolgens) (met kracht) het hoofd van die [slachtoffer 1] tegen een muur, in elk geval een (hard) object/voorwerp heeft geslagen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] ten val is gekomen en/of
- (vervolgens) meermalen die [slachtoffer 1] (met kracht) op/tegen het hoofd en/of in het gezicht heeft getrapt, terwijl die [slachtoffer 1] weerloos op de grond lag,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 23 februari 2020 te Vlijmen, gemeente Heusden,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 4] opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- meermalen (met kracht en/of gebalde vuist) die [slachtoffer 4] op/tegen het hoofd heeft geslagen/gestompt en/of
- die [slachtoffer 4] om zijn hals heeft vastgepakt en/of (vervolgens) op de grond heeft gegooid en/of
- (vervolgens) (met kracht) die [slachtoffer 4] op/tegen het hoofd en/of in het gezicht heeft getrapt, terwijl die [slachtoffer 4] weerloos op de grond lag,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 23 februari 2020 te Vlijmen, gemeente Heusden,
openlijk, te weten in [eetgelegenheid] , gelegen aan de [adres 2] , in elk geval op een voor het publiek toegankelijke plaats
in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen personen en/of goederen,
welk geweld tegen personen, te weten [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 1] bestond uit het meermalen, althans eenmaal (onder meer):
- (met kracht en/of gebalde vuist) slaan/stompen op/tegen het hoofd en/of het lichaam van voornoemde [slachtoffer 3] en/of
- (met kracht) schoppen/trappen op/tegen de schouder en/of de rug en/of het (boven)lichaam van voornoemde [slachtoffer 3] , terwijl die [slachtoffer 3] (weerloos) op de grond lag en/of
- (met kracht) met een barkruk, in elk geval een hard en/of zwaar voorwerp slaan op/tegen de rug van voornoemde [slachtoffer 3] en/of
- (met kracht) bij de keel/hals vastpakken/grijpen en/of (vervolgens) die keel/hals (dicht)knijpen van voornoemde [slachtoffer 4] en/of
- (met kracht en/of gebalde vuist) slaan/stompen op/tegen het hoofd en/of het lichaam van voornoemde [slachtoffer 4] , al dan niet terwijl die [slachtoffer 4] (weerloos) op de grond lag en/of
- (vervolgens) (met kracht) schoppen/trappen op/tegen, in elk geval in de richting van, het hoofd en/of het gezicht en/of de rug, in elk geval het (boven)lichaam van voornoemde [slachtoffer 4] , terwijl die [slachtoffer 4] (weerloos) op de grond lag en/of
- gooien van stoelen en/of barkrukken, in elk geval harde en/of zware voorwerpen op/tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 5] en/of
- (met kracht) vastpakken en/of (vervolgens) (met kracht) geven van een kopstoot aan voornoemde [slachtoffer 5] en/of
- (met kracht en/of gebalde vuist) slaan/stompen op/tegen het hoofd van voornoemde [slachtoffer 5] , al dan niet terwijl die [slachtoffer 5] (weerloos) op de grond lag en/of
- (met kracht en/of gebalde vuist) slaan/stompen op/tegen het hoofd en/of het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] en/of
- bij het hoofd vastpakken van voornoemde [slachtoffer 1] en/of (vervolgens) (met kracht) slaan van het hoofd van [slachtoffer 1] tegen een muur, in elk geval een (hard) object/voorwerp, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] ten val komt en/of
- (vervolgens) (met kracht) schoppen/trappen op/tegen het hoofd en/of in het gezicht van voornoemde [slachtoffer 1] , terwijl die [slachtoffer 1] weerloos op de grond lag
en/of
welk geweld tegen goederen, te weten een of meerdere stoelen en/of barkrukken en/of tafels, in elk geval het (in [eetgelegenheid] aanwezige) meubilair bestond uit:
- het (met kracht) gooien en/of slaan met stoelen en/of barkrukken en/of tafels.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs.
Inleiding.
In de nacht van 23 februari 2020 komt bij de politie Oost-Brabant een melding binnen dat er een vechtpartij gaande zou zijn in [eetgelegenheid] in Vlijmen (hierna: [eetgelegenheid] ). Ter plaatse treft de politie [slachtoffer 1] aan liggend op de grond voor de toonbank van het eethuis met verwondingen in zijn gezicht en bloed rondom zijn hoofd. De toestand van [slachtoffer 1] is zodanig dat hij naar het ziekenhuis wordt gebracht. Uit getuigenverklaringen en camerabeelden blijkt dat er door meerdere personen is gevochten. [slachtoffer 5] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] doen aangifte bij de politie. Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het openlijk in vereniging plegen van geweld tegen personen en goederen. Voorts is aan verdachte een poging tot doodslag dan wel poging zware mishandeling van [slachtoffer 1] en van [slachtoffer 4] ten laste gelegd.
Het standpunt van de officier van justitie.
Op de in het schriftelijk requisitoir uitgewerkte gronden heeft de officier van justitie gevorderd dat de ten laste gelegde feiten 1 impliciet primair, 2 impliciet primair en 3 wettig en overtuigend bewezen dienen te worden.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de onder 1 ten laste gelegde poging tot doodslag. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat verdachte (voorwaardelijk) opzet had op de dood van [slachtoffer 1] . In de gegeven omstandigheden en op basis van de uit het aanwezige bewijs vast te stellen feiten, is de kans op het intreden van de dood van [slachtoffer 1] niet aanmerkelijk te achten, aldus de raadsman. Tevens heeft de raadsman vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde, omdat volgens de raadsman op basis van de camerabeelden en mede in het licht van het beperkte letsel bij [slachtoffer 4] niet bewezen kan worden dat [slachtoffer 4] daadwerkelijk wordt geraakt als gevolg van de trappende beweging van verdachte. De verdediging heeft zich ten aanzien van de openlijke geweldpleging gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
Bewijsmiddelen.
De door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen met betrekking tot de feiten 1 en 2 zijn uitgewerkt in de aan dit vonnis gehechte bewijsbijlage. De inhoud daarvan dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Onder verwijzing naar het bepaalde in artikel 359, lid 3 van het Wetboek van Strafvordering volstaat de rechtbank met betrekking tot feit 3 met de hierna weergegeven opsomming van de bewijsmiddelen:
  • de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 27 januari 2021;
  • de eigen waarneming van de rechtbank, gedaan ter terechtzitting van 27 januari 2021, met betrekking tot de op die terechtzitting getoonde camerabeelden;
  • een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] van 29 februari 2020, p. 141;
  • een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] van 29 februari 2020, p. 143-146;
  • een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] van 29 februari 2020, p. 156;
  • een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 6] namens [eetgelegenheid] van 23 februari 2020, p. 163;
  • een proces-verbaal van [verbalisant 1] van 18 maart 2020, p. 194-239;
  • een proces-verbaal van [verbalisant 1] van 18 maart 2020, p. 246-251;
  • een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] van 7 mei 2020, p. 272-273;
  • een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] van 7 mei 2020, p. 274;
  • een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] van 7 mei 2020, p. 275;
  • een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] van 7 mei 2020, p. 277;
  • een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2] van 19 mei 2020, p. 312.
Nadere bewijsoverweging.
Feit 1: poging doodslag, althans zware mishandeling [slachtoffer 1]
De rechtbank dient te beoordelen of verdachte ten minste willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer 1] door zijn handelen zou kunnen komen te overlijden.
De rechtbank neemt bij haar beoordeling allereerst in overweging dat het een algemene ervaringsregel is dat het hoofd een kwetsbaar deel van het lichaam is met vitale levensfuncties. Wanneer met kracht met geschoeide voet op het hoofd getrapt wordt, bestaat de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer als gevolg daarvan komt te overlijden. Hierbij kan één trap reeds voldoende zijn. Dit geldt temeer wanneer het slachtoffer door eerder uitgevoerd geweld weerloos op de grond ligt.
Op basis van de feiten en omstandigheden zoals die blijken uit de bewijsmiddelen, stelt de rechtbank het volgende vast. [slachtoffer 1] wordt door verdachte van achteren bij zijn shirt gepakt en door verdachte met kracht weggetrokken en geduwd in de richting van de hoek van de counter. Terwijl verdachte zijn handen op de nek/het achterhoofd van [slachtoffer 1] plaatst, duwt verdachte het hoofd van [slachtoffer 1] met kracht tegen de muur. Als gevolg daarvan lijkt [slachtoffer 1] zijn bewustzijn te verliezen. [slachtoffer 1] valt vervolgens achterover op de grond. Bij het neerkomen landt het achterhoofd van [slachtoffer 1] op (de rand van) een barkruk. [slachtoffer 1] blijft bewusteloos liggen, waarna verdachte zes maal een trappende beweging maakt met zijn rechterbeen en (op dat moment) ongeschoeide voet. Doordat verschillende personen door het beeld lopen, is op de camerabeelden niet van iedere trap goed te zien of verdachte (telkens) het hoofd van [slachtoffer 1] raakt, maar van in ieder geval twee trappen is goed te zien dat verdachte het hoofd van [slachtoffer 1] vol raakt. Verdachte wordt hierna door medeverdachte [medeverdachte] bij [slachtoffer 1] weggehaald. Verdachte trekt dan zijn verloren geraakte rechterschoen aan. Vervolgens loopt hij met enige vaart terug naar [slachtoffer 1] en geeft hij [slachtoffer 1] nogmaals een schop tegen het hoofd, ditmaal met geschoeide voet. Opnieuw wordt verdachte door anderen bij [slachtoffer 1] weggehaald. Verdachte heeft bekend dat hij [slachtoffer 1] in het heetst van de strijd in ieder geval tweemaal tegen het hoofd heeft getrapt.
De rechtbank leidt uit de ter terechtzitting waargenomen beelden af dat verdachte [slachtoffer 1] steeds met kracht tegen zijn hoofd heeft getrapt, nu hij met zijn been naar achteren beweegt en daarna naar voren en [slachtoffer 1] , op de momenten waarop verdachte hem tegen zijn hoofd trapt, met zijn hoofd de tegenovergestelde kant van de plaats van impact op beweegt. Uit de medische informatie leidt de rechtbank af dat verdachte [slachtoffer 1] onder meer op zijn ooglid, bovenkaak, neus, en zijn voorhoofd dan wel slaap (een van de meest kwetsbare plaatsen van het hoofd) heeft geraakt.
De rechtbank is van oordeel dat de hierboven beschreven gedragingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer op de dood van [slachtoffer 1] gericht te zijn dat het, behoudens contra-indicaties waarvan in deze zaak niet is gebleken, niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard.
De raadsman heeft bepleit dat uit de aard van het letsel van het slachtoffer kan worden afgeleid dat verdachte niet dusdanig hard getrapt heeft dat er een gevaar op overlijden bestond. Hierbij komt – aldus de raadsman – gewicht toe aan de omstandigheden dat verdachte niet bij alle trappen schoeisel droeg en dat verdachte minder kracht kon zetten vanwege de gladde vloer. Anders dan in de door de raadsman aangehaalde uitspraak (ECLI:NL:GHSHE:2015:1741) heeft verdachte meerdere keren met kracht tegen het hoofd van [slachtoffer 1] getrapt. Dat [slachtoffer 1] slechts relatief beperkt letsel heeft opgelopen, is naar het oordeel van de rechtbank niet aan verdachte te danken geweest en doet geen afbreuk aan de aanmerkelijkheid van de kans dat [slachtoffer 1] door het handelen van verdachte had kunnen komen te overlijden. Ook de overige door de raadsman aangehaalde uitspraken leiden niet tot een ander oordeel.
De rechtbank acht derhalve de onder feit 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2: poging doodslag, althans poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 4]
Op basis van de feiten en omstandigheden zoals die blijken uit de bewijsmiddelen, stelt de rechtbank vast dat verdachte éénmaal, met geschoeide voet een trappende beweging maakt in de richting van het hoofd van [slachtoffer 4] , terwijl [slachtoffer 4] – kennelijk bewusteloos geraakt doordat hij kort daarvoor op zijn hoofd is geslagen – op de grond ligt. Op de camerabeelden is naar het oordeel van de rechtbank goed te zien dat verdachte daarbij [slachtoffer 4] vol op het gezicht raakt met de onderkant van zijn rechtervoet.
De impact van deze trap tegen het gezicht van [slachtoffer 4] kan echter niet precies vastgesteld worden, omdat er ten tijde van deze trappende gedraging ook andere geweldshandelingen (door anderen) rondom [slachtoffer 4] op de camerabeelden te zien zijn, waarbij werd geduwd en getrokken. De rechtbank heeft in deze omstandigheden onvoldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat door het trappen van verdachte tegen het gezicht van [slachtoffer 4] in dit geval de kans aanmerkelijk is geweest dat het slachtoffer zou kunnen komen te overlijden. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag van [slachtoffer 4] .
Wel acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft gepoogd [slachtoffer 4] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Verdachte heeft door te handelen zoals hij deed welbewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat uit de wijze waarop verdachte de neerwaartse trapbeweging maakt, valt af te leiden dat verdachte met zijn volle gewicht op of tegen het gezicht van [slachtoffer 4] trapt. [slachtoffer 4] ligt op dat moment bewusteloos op de grond en kan die trap dus niet ontwijken of zich tegen die trap verweren. Voorts is het een feit van algemene bekendheid dat het hoofd een kwetsbaar deel van het lichaam is. De kans dat het schoppen tegen het hoofd – ongeacht de precieze impact van de klap – zwaar lichamelijk letsel ten gevolge kan hebben, is naar ervaringsregels aanmerkelijk te achten. Het feit dat [slachtoffer 4] aan dit geweld geen zwaar lichamelijk letsel heeft overgehouden is in de ogen van de rechtbank niet aan het handelen van verdachte te danken.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven genoemde en/of uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte

1.

op 23 februari 2020 te Vlijmen, gemeente Heusden,

ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet
- die [slachtoffer 1] bij het hoofd heeft vastgepakt en vervolgens met kracht het hoofd van die [slachtoffer 1] tegen een muur heeft geslagen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] ten val is gekomen en
- vervolgens meermalen die [slachtoffer 1] met kracht op/tegen het hoofd heeft getrapt, terwijl die [slachtoffer 1] weerloos op de grond lag,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
op 23 februari 2020 te Vlijmen, gemeente Heusden,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 4] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- met kracht en gebalde vuist die [slachtoffer 4] op/tegen het hoofd heeft geslagen/gestompt en
- die [slachtoffer 4] om zijn hals heeft vastgepakt en vervolgens op de grond heeft gegooid en
- vervolgens met kracht die [slachtoffer 4] op/tegen het gezicht heeft getrapt, terwijl die [slachtoffer 4] weerloos op de grond lag,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
op 23 februari 2020 te Vlijmen, gemeente Heusden,
openlijk, te weten in [eetgelegenheid] , gelegen aan de [adres 2] ,
in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen personen en goederen,
welk geweld tegen personen, te weten [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 1] bestond uit het (onder meer):
- met kracht en gebalde vuist slaan/stompen op/tegen het hoofd en het lichaam van voornoemde [slachtoffer 3] en
- met kracht schoppen/trappen op/tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 3] , terwijl die [slachtoffer 3] op de grond lag en
- met kracht met een barkruk slaan op/tegen de rug van voornoemde [slachtoffer 3] en
- met kracht bij de keel/hals vastpakken/grijpen van voornoemde [slachtoffer 4] en
- met kracht en gebalde vuist slaan/stompen op/tegen het hoofd van voornoemde [slachtoffer 4] , al dan niet terwijl die [slachtoffer 4] op de grond lag en
- vervolgens met kracht schoppen/trappen op/tegen het gezicht van voornoemde [slachtoffer 4] , terwijl die [slachtoffer 4] weerloos op de grond lag en
- gooien van stoelen op/tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 5] en
- met kracht vastpakken en vervolgens met kracht geven van een kopstoot aan voornoemde [slachtoffer 5] en
- met kracht en gebalde vuist slaan/stompen op/tegen het hoofd van voornoemde [slachtoffer 5] , al dan niet terwijl die [slachtoffer 5] op de grond lag en
- bij het hoofd vastpakken van voornoemde [slachtoffer 1] en vervolgens met kracht slaan van het hoofd van [slachtoffer 1] tegen een muur, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] ten val komt en
- vervolgens met kracht schoppen/trappen op/tegen het hoofd van voornoemde [slachtoffer 1] , terwijl die [slachtoffer 1] weerloos op de grond lag
en
welk geweld tegen goederen, te weten stoelen en barkrukken, bestond uit:
- het met kracht gooien en/of slaan met stoelen en barkrukken.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
De strafbaarheid van de feiten.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier jaar.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat een deels voorwaardelijke straf met een onvoorwaardelijk strafdeel dat te overzien is, passend is. De eis van de officier van justitie acht de verdediging disproportioneel gelet op straffen die in soortgelijke gevallen zijn opgelegd. De verdediging is van mening dat hieraan de bijzondere voorwaarde van schadeherstel verbonden kan worden, zoals door de reclassering is geadviseerd. De verdediging heeft de rechtbank verzocht om verdachte enig perspectief te bieden, gelet op de levensfase waarin verdachte zich bevindt en de procesopstelling van verdachte in het onderzoek.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met medeverdachten aan het einde van een carnavalsavond schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging in [eetgelegenheid] in Vlijmen. Ook is verdachte schuldig aan een poging tot doodslag van slachtoffer [slachtoffer 1] en een poging tot zware mishandeling van slachtoffer [slachtoffer 4] .
Verdachte heeft een grote rol gehad in een vechtpartij die door de rechtbank niet anders kan worden gezien dan als een ware geweldsexplosie waarbij bruut geweld tegen de slachtoffers niet wordt geschuwd. Er wordt met kracht met de vuist geslagen en geschopt, een kopstoot uitgedeeld en met stoelen en barkrukken gegooid en geslagen. Ook worden door verdachte twee personen in hun gezicht getrapt, terwijl zij op dat moment door het toegepaste geweld bewusteloos op de grond lagen. Het geweld in [eetgelegenheid] bestond uit een reeks van ernstige geweldplegingen die vanuit de zijde van verdachte en zijn medestanders als nauwelijks afwerend en bovenal aanvallend beschouwd kunnen worden. Het geweld vanuit verdachte en zijn medestanders was in overwegende mate gericht op de hoofden van de slachtoffers. Hieruit leidt de rechtbank af dat het geweld van verdachte en zijn medestanders gericht was op het toebrengen van zoveel mogelijk letsel. Bovendien heeft het geweld zich gemanifesteerd in een besloten ruimte met willekeurige carnavalsvierders die daar aanwezig waren. Enkele aanwezigen hebben zelfs dermate veel angst ervaren dat zij zich genoodzaakt zagen om zich op te sluiten in het toilet. Tevens zijn stoelen en barkrukken van [eetgelegenheid] beschadigd. Verdachte heeft verklaard dat hij in blinde woede ontstak nadat hij zag dat zijn vader en broer aangevallen werden. Hoewel dit door de groep van aangevers is bestreden en de rechtbank dit niet heeft kunnen vaststellen kan en mag dit op geen enkele wijze een excuus zijn voor het door verdachte toegepaste geweld. De rechtbank acht het gedrag en de handelwijze van de verdachte onaanvaardbaar.
Het gewelddadig karakter van de door verdachte gepleegde strafbare feiten laat zien dat verdachte er niet voor terugschrikt om al dan niet samen met anderen zwaar geweld tegen willekeurige andere mensen te gebruiken. Verdachte heeft zich bij zijn strafbaar handelen niet bekommerd om de gevolgen. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijk zinloos geweld gedurende langere tijd de lichamelijke en/of psychische gevolgen daarvan kunnen ondervinden. Zo durft één van de slachtoffers zelfs langere tijd na het feit geen aangifte van de openlijke geweldpleging te doen. In het ziekenhuis is geconstateerd dat het gezicht van [slachtoffer 1] flink was toegetakeld en dat de wond op zijn voorhoofd/slaap moest worden gehecht. Uit de CT-scan van het brein en het aangezicht van [slachtoffer 1] is niet gebleken van fracturen of interne bloedingen. Onbekend is gebleven welke gevolgen het geweld voor [slachtoffer 1] op de langere termijn heeft gehad. [slachtoffer 1] heeft hierover geen verklaring willen afleggen. Bij de vechtpartij heeft [slachtoffer 4] een gebroken neus opgelopen, die operatief moet worden gecorrigeerd en [slachtoffer 5] heeft er een litteken in zijn gezicht aan overgehouden. Daarnaast draagt openlijk geweld bij aan de gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. Zo heeft met name het ‘kopschoppen’ van verdachte tegen [slachtoffer 1] voor beroering in de maatschappij gezorgd. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op het reclasseringsadvies van 22 januari 2021 dat omtrent verdachte is opgemaakt alsmede op het feit dat hij een blanco strafblad heeft.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat verdachte er blijk van heeft gegeven dat hij de ernst van het door hem aan zijn slachtoffers aangedane leed inziet en oprecht berouw heeft getoond. Zo heeft verdachte zich direct na de schorsing van de voorlopige hechtenis via zijn huisarts aangemeld bij forensische polikliniek De Waag voor behandeling. Daar heeft hij in januari 2021 een intake gehad. Verdachte heeft zichzelf na de aanhouding van zijn vader en broer bij de politie gemeld, nadat hij zich (net als zijn medeverdachten) lange tijd niet bij de politie meldde ondanks dat de politie aan de zoektocht naar de daders van het geweldsincident in [eetgelegenheid] de nodige ruchtbaarheid heeft gegeven. Daarna heeft verdachte zijn volledige medewerking aan het onderzoek verleend. Bovendien heeft verdachte de schade van [eetgelegenheid] reeds volledig voldaan, en heeft hij geprobeerd om een mediationtraject met de slachtoffers te starten. Zoals ook door de reclassering aangegeven, lijkt er sprake te zijn geweest van een incidentele agressiedoorbraak. Verdachte lijkt gemotiveerd om behandeling te ondergaan om te voorkomen dat een dergelijke agressiedoorbraak zich zal herhalen.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank voor wat betreft de feiten 2 en 3 aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. Deze oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. De oriëntatiepunten voor openlijk geweld zijn een taakstraf van 120 uur (zonder lichamelijk letsel) en 150 uur (met lichamelijk letsel). Wanneer sprake is van zwaar lichamelijk letsel bedraagt het oriëntatiepunt 6 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Voor het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel door middel van bijvoorbeeld één of meer schoppen/trappen tegen het hoofd is het oriëntatiepunt 6 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Voor (poging) doodslag bestaan geen oriëntatiepunten. Daarvoor zoekt de rechtbank aansluiting bij andere, soortgelijke zaken.
De rechtbank houdt er ook rekening met dat er voor wat betreft de bewezenverklaarde feiten voor een deel sprake is van eendaadse samenloop in de zin van artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht. De bewezenverklaarde geweldshandelingen leveren een zich op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex op. Hoewel de strekking van de betreffende strafbepalingen weliswaar enigszins uiteenloopt, lopen die niet dusdanig uiteen dat niet zou kunnen worden geoordeeld dat de verdachte van die handelingen (in wezen) één verwijt wordt gemaakt.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf. De rechtbank acht uit een oogpunt van vergelding en ter beveiliging van de maatschappij een vrijheidsbeneming van lange duur op zijn plaats.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank (anders dan de officier van justitie) niet tot bewezenverklaring van het onder 2 primair ten laste gelegde komt en tevens van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank zal deze gevangenisstraf voor een gedeelte voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zullen na de in het dictum opgenomen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld. De rechtbank zal niet de geadviseerde bijzondere voorwaarde van schadeherstel aan de voorwaardelijke straf koppelen, omdat de rechtbank – zoals hieronder weergegeven – de vorderingen van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] (gedeeltelijk) toewijst en verdachte ter terechtzitting heeft toegezegd de schade van beide slachtoffers te zullen vergoeden.
De vorderingen van de benadeelde partijen.
De slachtoffers [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] hebben een verzoek tot schadevergoeding ingediend. Zij vorderen immateriële schade, verband houdend met het letsel dat benadeelde partijen hebben opgelopen door het geweld. Voorts vorderen benadeelde partijen materiële schade, bestaande uit (reparatie)kosten van door de openlijke geweldpleging kapot geraakte goederen.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank alle vorderingen integraal en hoofdelijk zal toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte bereid is om de vorderingen van de benadeelde partijen in zijn geheel te voldoen.
Beoordeling.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] .
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de materiële schade volledig toewijzen, te weten € 683,00. De rechtbank acht aannemelijk dat deze schade rechtstreeks door het bewezenverklaarde is toegebracht. Nu een individuele prijsinschatting van een neuscorrectie ter onderbouwing van de vordering van de benadeelde partij ontbreekt, acht de rechtbank het geschatte bedrag van € 4.500,00 aan immateriële schade naar billijkheid toewijsbaar.
Voor het overige verklaart de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in diens vordering. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de immateriële schadepost zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van dit overige deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan dit onderdeel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De toegewezen schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 februari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 februari 2020 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] .
De rechtbank acht de vordering, te weten een bedrag van € 1.569,85, in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 februari 2020 tot de dag der algehele voldoening. De rechtbank acht de vordering voldoende onderbouwd en de gestelde schade staat in rechtstreeks verband met het bewezenverklaarde feitencomplex.
De toegewezen schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 februari 2020 tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 februari 2020 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 45, 55, 57, 60a, 141, 287, 302 Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
- spreekt verdachte vrij het onder feit 2 impliciet primair ten laste gelegde (poging tot doodslag)
ten aanzien van feit 1 impliciet primair, feit 2 impliciet subsidiair en feit 3:
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
poging tot doodslag(feit 1 impliciet primair)
en
poging tot zware mishandeling(feit 2 impliciet subsidiair)
en
het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen(feit 3).
De feiten 1 en 3, evenals de feiten 2 en 3 zijn in eendaadse samenloop gepleegd.
De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straf en maatregelen:
T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3:
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
36 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht
waarvan 18 maanden voorwaardelijken een proeftijd van 2 jaren.
Stelt als algemene voorwaarde:
- dat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat veroordeelde zich meldt zodra hij hiervoor wordt uitgenodigd bij Reclassering Nederland op het adres Bezuidenhoutseweg 179, 2594 AH. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- dat veroordeelde zich laat behandelen door forensisch polikliniek De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling is reeds gestart. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn verder dat veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit nodig acht, daaronder begrepen.
T.a.v. feit 3:
 de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 4] , van een bedrag van € 5.183,00 (zegge: vijfduizend honderddrieëntachtig euro), bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 60 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Voormeld bedrag bestaat uit € 683,00 aan materiële schade en € 4.500,00 aan immateriële schade. De toegewezen schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 februari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
 de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 5] , van een bedrag van € 1.569,85 (zegge: duizend vijfhonderdnegenenzestig euro en vijfentachtig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 25 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Voormeld bedrag bestaat uit € 319,85 aan materiële schade en € 1.250,00 aan immateriële schade. De toegewezen schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 februari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door een van zijn mededaders is betaald.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] .
De rechtbank wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 4] , van een bedrag van € 5.183,00 (zegge: vijfduizend honderddrieëntachtig euro), bestaande uit
€ 683,00 aan materiële schade en € 4.500,00 aan immateriële schade. De toegewezen schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 februari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
De rechtbank veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door een van zijn mededaders is betaald.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] .
De rechtbank wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 5] , van een bedrag van € 1.569,85 (zegge: duizend vijfhonderdnegenenzestig euro en vijfentachtig eurocent), bestaande uit € 319,85 aan materiële schade en € 1.250,00 aan immateriële schade. De toegewezen schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 februari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
De rechtbank veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door een van zijn mededaders is betaald.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R.M.L. Heemskerk-Pleging, voorzitter,
mr. A.W.A. Kap-Knippels en mr. W.M.T. Keukens, leden,
in tegenwoordigheid van S.A. te Bogt, griffier,
en is uitgesproken op 10 februari 2021.
Bewijsbijlage
Bewijsmiddelen
T.a.v. feit 1 en feit 2

De verklaring van verdachte [verdachte] ter terechtzitting van 27 januari 2021, zakelijk weergegeven, voor zover inhoudende:
Het klopt dat ik op de ter terechtzitting getoonde camerabeelden van eethuis [eetgelegenheid] zichtbaar ben. Toen ik het eethuis binnenkwam had ik nog twee sportschoenen aan. Het klopt dat ik die [slachtoffer 1] met zijn hoofd tegen de muur sloeg, en dat ik bij de eerste trap het hoofd van die [slachtoffer 1] raak.

Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] van 29 februari 2020, p. 143-146, voor zover inhoudende:
(…)
Door deze klap ben ik wederom op de grond terecht gekomen en ben toen bewusteloos geraakt.

Een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 3] van 28 februari 2020, p. 170, voor zover inhoudende:
(…)
Op zondag 23 februari 2020 was ik, [verbalisant 3] , samen met mijn collega [verbalisant 4]
belast met de nachtelijke noodhulpsurveillance voor de gemeentes Boxtel,
Vught en Haaren. Omstreeks 01.40 uur kregen wij van een centralist van de meldkamer
een melding van een inbraakalarm in Vlijmen op de Grote Kerk.
(…)
Mijn collega en ik liepen naar ' [eetgelegenheid] ' en gingen naar binnen. Daar zag ik een man op de grond liggen voor de toonbank.
(…)
Ik zag dat zijn gezicht onder het bloed zat en dat hij zwellingen in zijn gezicht had en een snee op zijn hoofd.
(…)
Ondertussen probeerde ik de gegevens van het slachtoffer te achterhalen. Dit lukte met behulp van de man die bij hem zat. Hij was een bekende van het slachtoffer en vertelde dat het slachtoffer [slachtoffer 1] heette.

Een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] van 7 mei 2020, p. 272-273, voor zover inhoudende:
Ter verduidelijking, op het proces-verbaal van verdenking (..) en het proces-verbaal van uitwerking camerabeelden [eetgelegenheid] (…) met betrekking tot verdachte [verdachte] , wordt hieronder chronologisch weergegeven welke mishandelingen hij bij welk slachtoffer pleegt.
> 01:40:16 [verdachte] loopt direct op aangever [slachtoffer 4] af en begint op hem in te slaan,
(…)
> 01:40:23 [verdachte] pakt [slachtoffer 4] vast en gooit hem op de grond,
> 01:40:33 [verdachte] ligt bovenop [slachtoffer 4] en aangever [slachtoffer 5] trekt [verdachte] van [slachtoffer 4] af,
(…)
> 01:40:43 [verdachte] maakt neerwaartse trap richting het gezicht van [slachtoffer 4] die op de grond ligt,
(…)
> 01.41.00 [verdachte] tilde [slachtoffer 1] van de grond, en duwde hem van achteren richting een object in de linkerhoek. Met beide handen waarmee hij [slachtoffer 1] ter hoogte van zijn hoofd
vasthield, sloeg hij hem tegen het zwarte object aan (01:41:02)
> 01:41:04 [verdachte] schopt met zijn rechter voet, waar geen schoen aan zit, in de richting van het hoofd van [slachtoffer 1] die op de grond ligt,
(…)
> 01:40:06 [verdachte] schopt voor een derde maal met zijn rechter voet tegen het hoofd van
[slachtoffer 1] waarbij hij zichtbaar werd geraakt,
(…)
> 01:41:09 [verdachte] schopt voor de zesde maal met zijn rechter voet tegen het hoofd van [slachtoffer 1] terwijl verdachte [medeverdachte] hem tracht weg te trekken,
(…)
> 01:41:18 [verdachte] staat met [medeverdachte] en [verdachte] trekt zijn schoen aan loopt nogmaals naar
[slachtoffer 1] en schopt hem met zijn rechter voet, met schoen aan, in het gezicht.

Een aanvraagformulier medische informatie betreffende [slachtoffer 1] van 25 mei 2020, voor zover inhoudende:
Verzoek om medische informatie over:
achternaam: [slachtoffer 1] voorna(a)m(en): [slachtoffer 1]
geboortedatum: [geboortejaar 2] 1987
(…)
In te vullen door de arts:
Medische informatie betreffende (naam betrokkene): [slachtoffer 1]
Datum onderzoek: 23-02-2020
(…)
Uitwendig waargenomen letsel:
Bult op voorhoofd rechts + wand, blauw linker ooglid, zwelling rechter bovenkaak en rechterzijde neus, gezwollen bovenlip
(…)
De wond op het voorhoofd/slaap werd gehecht.

Eigen waarneming van de rechtbank, gedaan ter terechtzitting van 27 januari 2021, voor zover inhoudende de camerabeelden:
De rechtbank heeft de camerabeelden die betrekking hebben op de vechtpartij in [eetgelegenheid] ter terechtzitting bekeken en heeft, onder meer, het volgende waargenomen.
Op 01:40:19 slaat [verdachte] [slachtoffer 4] op het hoofd. Op 01:40:42 heeft [verdachte] nog zijn rechterschoen aan. Op 01:40:43 raakt de voet van [verdachte] het gezicht van [slachtoffer 4] . Het gezicht van deze [slachtoffer 4] beweegt op het moment van impact. Deze [slachtoffer 4] ligt op dat moment op de grond.
Vanaf 01:41:02 begint het geweld van [verdachte] jegens [slachtoffer 1] , waarbij deze [slachtoffer 1] met zijn hoofd tegen de muur aan wordt geduwd. [slachtoffer 1] komt ten val en landt met zijn hoofd op een barkruk. [verdachte] schopt [slachtoffer 1] dan in ieder geval tweemaal met ongeschoeide voet, en eenmaal met geschoeide voet tegen het hoofd. [verdachte] maakt vanuit dezelfde positie nog een aantal schoppende bewegingen in dezelfde richting. [verdachte] houdt zich tijdens het trappen vast aan de bar. [verdachte] doet voorafgaand aan de laatste trap zijn schoen aan, en loopt hierbij met enige vaart richting [slachtoffer 1] die bij de bar op de grond ligt.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar paginanummers of bijlagen betreffen dit pagina’s, resp. de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Oost-Brabant, onderzoeksnaam Reno / OB1R020029, genummerd PL2100-2020040477, afgesloten op 11 juni 2020.