ECLI:NL:RBOBR:2021:530

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
11 februari 2021
Publicatiedatum
10 februari 2021
Zaaknummer
01/880354-17
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkrachting en gewoonte maken van bezit van kinderporno met vrijspraak voor andere zedendelicten

Op 11 februari 2021 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1993, die werd beschuldigd van meerdere zedendelicten, waaronder verkrachting en het bezit van kinderporno. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor de verkrachting van een vijftienjarig meisje en voor het maken van een gewoonte van het in bezit hebben van kinderporno. De verdachte is vrijgesproken van andere zedendelicten die hem ten laste waren gelegd, omdat er onvoldoende bewijs was voor deze feiten. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 10 maanden opgelegd, met aftrek van voorarrest, en daarnaast de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van €2.500,- aan het slachtoffer opgelegd, met een gijzeling van 35 dagen bij niet-betaling. De zaak is behandeld in een meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, waarbij de rechtbank heeft gekeken naar de verklaringen van de slachtoffers en de bewijsvoering. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een ernstige bedreiging heeft gevormd voor de slachtoffers en dat zijn daden grote impact hebben gehad op hun leven. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische problemen, en heeft besloten tot een TBS met voorwaarden in plaats van een zwaardere maatregel.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Strafrecht
Parketnummer: 01/880354-17
Datum uitspraak: 11 februari 2021
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren [geboortejaar] 1993,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 februari 2020 en 28 januari 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 10 januari 2020.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
T.a.v. feit 1: hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 september 2011 tot en met 14 februari 2012 te Nuenen, gemeente Nuenen Ca, en/of Nieuwegein, in elk geval in Nederland, (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , hebbende verdachte zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 1] geduwd en/of gebracht en/of gehouden en/of geslachtsgemeenschap met die [slachtoffer 1] gehad en/of de borsten en/of vagina van die [slachtoffer 1] betast en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte - die [slachtoffer 1] op een bed heeft geduwd en/of gegooid en/of
- die [slachtoffer 1] heeft uigekleed en/of
- op die [slachtoffer 1] is gaan liggen en/of
- die [slachtoffer 1] heeft vastgehouden en/of (bij tegenstribbelen) heeft teruggeduwd en/of
- op de handen en/of benen van die [slachtoffer 1] is gaan zitten en/of
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 1] geduwd en/of gebracht en/of gehouden en/of
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat als zij dingen niet zou doen hij haar familie iets aan zou doen en/of
- misbruik heeft gemaakt van fysiek en/of psychisch overwicht dat hij over die [slachtoffer 1] had en/of (aldus) voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 september 2011 tot en met 14 februari 2012 te Nuenen, gemeente Nuenen Ca, en/of Nieuwegein, in elk geval in Nederland, (telkens) met [slachtoffer 1] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , hebbende verdachte zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 1] geduwd en/of gebracht en/of gehouden en/of geslachtsgemeenschap met die [slachtoffer 1] gehad en/of de borsten en/of vagina van die [slachtoffer 1] betast;
T.a.v. feit 2:
hij op een tijdstip in of omstreeks de periode van 21 september 2011 tot en met 14 februari 2012 te Nieuwegein, in elk geval in Nederland, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het zich laten aftrekken door die [slachtoffer 1] en/of het ejaculeren in het gezicht en/of over de borst van die [slachtoffer 1] en bestaande dat geweld of die en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte - de pols van die [slachtoffer 1] heeft vastgepakt en/of - de hand van die [slachtoffer 1] om zijn penis heeft gelegd en/of het vervolgens heen en weer gaande bewegingen heeft gemaakt en/of - tegen die [slachtoffer 1] heeft geschreeuwd dat ze het niet goed deed en/of - die [slachtoffer 1] op een bed heeft geduwd en/of
- op die [slachtoffer 1] is gaan zitten en/of - zijn benen op de borst en/of tegen de nek van die [slachtoffer 1] heeft geplaatst en/of gehouden en/of
- zijn knieën om de nek van die [slachtoffer 1] heeft geklemd en/of
- zijn hand over de mond van die [slachtoffer 1] heeft geplaatst en/of gehouden (waardoor haar de ademhaling werd belet of belemmerd en/of zij niet om hulp kon roepen) en/of
- in het gezicht en/of over de borst van die [slachtoffer 1] heeft geëjaculeerd en/of
- misbruik heeft gemaakt van fysiek en/of psychisch overwicht dat hij over die [slachtoffer 1] had en/of (aldus) voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een tijdstip in of omstreeks de periode van 21 september 2011 tot en met 14 februari 2012 te Nieuwegein, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer 1] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het zich laten aftrekken door die [slachtoffer 1] en/of het ejaculeren in het gezicht en/of over de borst van die [slachtoffer 1] ;
T.a.v. feit 3:
hij op of omstreeks 12 augustus 2012 te Dieren, gemeente Rheden, in elk geval in Nederland, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , hebbende verdachte zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 2] geduwd en/of gebracht en/of gehouden en/of geslachtsgemeenschap met die [slachtoffer 2] gehad en/of de borsten en/of vagina van die [slachtoffer 2] betast en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- heeft gedreigd om seksueel getinte foto's en/of filmpjes van die [slachtoffer 2] op internet te zetten en/of naar haar school en/of anderen te versturen en/of - op dwingende en/of op boze toon tegen die [slachtoffer 2] heeft gesproken en/of naar die [slachtoffer 2] heeft gecommuniceerd en/of
- die [slachtoffer 2] heeft vastgehouden met zijn hand om haar middel en/of - geen gehoor heeft gegeven aan de mededeling van die [slachtoffer 2] dat ze het niet wilde en/of - zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 2] heeft geduwd en/of gebracht en/of gehouden en/of - misbruik heeft gemaakt van fysiek en/of psychisch overwicht dat hij over die [slachtoffer 2] had en/of en/of (aldus) voor die [slachtoffer 2] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 augustus 2012 te Dieren, gemeente Rheden, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer 2] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , hebbende verdachte zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 2] geduwd en/of gebracht en/of gehouden en/of geslachtsgemeenschap met die [slachtoffer 2] gehad en/of de borsten en/of vagina van die [slachtoffer 2] betast;
T.a.v. feit 4:
hij in of omstreeks van 18 maart 2012 tot en met 31 juli 2013 te Nieuwegein door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 3] , hebbende verdachte zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 3] geduwd en/of gebracht en/of gehouden en/of geslachtsgemeenschap met die [slachtoffer 3] gehad en/of de vagina van die [slachtoffer 3] betast en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- heeft gedreigd seksueel getinte foto's van die [slachtoffer 3] online te gooien en/of openbaar te maken en/of te delen en/of - bovenop die [slachtoffer 3] is gaan liggen en/of
- geen gehoor heeft gegeven aan de mededeling van die [slachtoffer 3] dat ze het niet wilde en/of - zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 3] geduwd en/of gebracht en/of gehouden en/of
- misbruik heeft gemaakt van fysiek en/of psychisch overwicht dat hij over die [slachtoffer 3] had en/of (aldus) voor die [slachtoffer 3] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
T.a.v. feit 5: hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 7 januari 2012 tot en met 10 juli 2017 te Nieuwegein, althans in Nederland meermalen, althans eenmaal telkens afbeeldingen, te weten foto's en/of video's - en/of gegevensdragers, bevattende afbeeldingen, te weten een telefoon Apple iPhone 5s [beslagcode PL0900-2017211558-1999400] en/of een notebook HP6-1010sd [beslagcode PL0900-2017211558] - van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken heeft verworven en/of in bezit gehad welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het bij zichzelf met de/een vinger/hand vaginaal penetreren van het lichaam door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
[afbeelding 1] [toonmap [code1] bij Whatsapp chat, p. 4 bij PV beschrijving PL2100-201715218-49, p. 239 einddossier]
[afbeelding 2]
[toonmap [code2] , p. 4 bij PV beschrijving PL2100-201715218-44, p. 516 / p. 522 einddossier]
en/of
het bij zichzelf met de/een vinger/hand en/of mond/tong betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel, de billen en/of borsten door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
[afbeelding 3] [toonmap [code3] , p. 16 bij PV beschrijving PL2100-201715218-50, p. 749 einddossier]
[afbeelding 7] [toonmap [code3] , p 4 bij PV beschrijving PL2100-201715218-41, p. 435 / p. 442 einddossier]
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of opgemaakt is en/of poseert in een omgeving en/of in een erotisch getinte houding (op een wijze) die niet bij haar leeftijd past en/of waarbij deze persoon zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van haar kleding ontdoet en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto's /film(s) nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van deze persoon in beeld gebracht worden (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
[afbeelding 4] [toonmap [code5] , p. 7 bij PV beschrijving PL2100-201715218-48, p. 614 einddossier]
[afbeelding 5] [toonmap [code6] , p. 6 bij PV beschrijving PL2100-201715218-42, p. 460 / p. 464-465 einddossier]
[afbeelding 6] [toonmap [code7] , p. 3 bij PV beschrijving PL2100-201715218-40, p. 392 / p. 409 einddossier]
en hij aldus van het plegen van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De beoordeling van de ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht op grond van de in het procesdossier vervatte bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte alle (primair) ten laste gelegde feiten heeft begaan.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van de verdachte heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde onder feit 1 primair, feit 2 primair, feit 2 subsidiair en de feiten 3 en 4, omdat hiervoor onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is. De verklaringen van aangeefsters zijn onvoldoende betrouwbaar en steunbewijs ontbreekt. Ten aanzien van feit 1 subsidiair heeft de raadsman opgemerkt dat de gemeenschap die verdachte en [slachtoffer 1] hadden, plaatsvond tijdens hun relatie die langere tijd duurde, dat die gemeenschap consensueel was, dat sprake was van een gering leeftijdsverschil tussen beiden, dat aangeefster reeds eerder gemeenschap had gehad en dat beiden zich kennelijk in een experimentele fase bevonden. Daarom was de gemeenschap niet in strijd met de sociaal-ethische normen. De raadsman heeft gelet op het voorgaande de rechtbank verzocht om, indien tot een bewezenverklaring zou worden gekomen, voor dit feit af te zien van strafoplegging. Verder heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het ten laste gelegde onder feit 5.
Het oordeel van de rechtbank.
Inleiding.
Op de verdachte rust de verdenking dat hij op verschillende momenten en plaatsen in Nederland zich schuldig heeft gemaakt aan:
verkrachting van [slachtoffer 1] althans het plegen van ontuchtige handelingen met [slachtoffer 1] in de periode van 21 september 2011 tot en met 14 februari 2012;
aanranding van [slachtoffer 1] in de periode van 21 september 2011 tot en met 14 februari 2012;
verkrachting van [slachtoffer 2] althans het plegen van ontuchtige handelingen met [slachtoffer 2] op of omstreeks 12 augustus 2012;
verkrachting van [slachtoffer 3] in de periode van 18 maart 2012 tot en met 31 juli 2013;
het maken van een gewoonte van het in bezit hebben van kinderporno in de periode van 7 januari 2012 tot en met 10 juli 2017.

Vrijspraak.

Algemene overwegingen.
Verdachte wordt zeer ernstige strafbare feiten verweten, namelijk het verkrachten en aanranden van minderjarige meisjes. Verdachte ontkent de verkrachtingen en heeft zich overigens beroepen op zijn zwijgrecht. Zoals vaker in zedenzaken zijn de verklaringen van aangeefsters het voornaamste bewijsmiddel voor deze ten laste gelegde feiten.
Op grond van artikel 338 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kan de rechtbank alleen aannemen dat verdachte de ten laste gelegde verkrachting en aanranding heeft begaan als zij op grond van wettige bewijsmiddelen de overtuiging daarvan heeft bekomen. In artikel 342, tweede lid, Sv is bepaald dat het bewijs dat een verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, niet uitsluitend kan worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Dat betekent dat er voldoende steunbewijs moet zijn voor de belastende verklaringen van aangeefsters.
De vraag of er voldoende steunbewijs aanwezig is, is afhankelijk van de omstandigheden van het concrete geval. Wel zijn daarvoor enige regels in de rechtspraak geformuleerd. Zo moet het steunbewijs “voldoende steun” geven aan de verklaring van de getuige. Dat wil zeggen dat het steunbewijs op relevante wijze in verband moet staan met de inhoud van de verklaring van die getuige. Duidelijk is in ieder geval dat het steunbewijs in beginsel niet afkomstig mag zijn van dezelfde bron, in die zin dat als steunbewijs zou kunnen worden gebruikt de verklaring van een ander aan wie de getuige heeft verteld wat haar of hem is overkomen. Een dergelijke de auditu verklaring levert op zichzelf niet voldoende steunbewijs op. Wel zouden bepaalde waarnemingen die de getuige de auditu persoonlijk heeft gedaan voldoende steunbewijs kunnen opleveren.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2.
In dit geval bevinden zich naast de aangifte van [slachtoffer 1] en haar verklaring bij de rechter-commissaris in het dossier de getuigenverklaringen van [getuige 3] (de vader van [slachtoffer 1] ), [persoon 2] (de moeder van [slachtoffer 1] ), [getuige 1] en [getuige 2] . De rechtbank overweegt dat deze getuigenverklaringen voor wat betreft de feiten steeds gaan over wat aangeefster hen heeft verteld. Deze verklaringen kunnen daarom niet het vereiste steunbewijs opleveren. De bron van deze verklaringen is steeds dezelfde als van de verklaring die moet worden ondersteund, namelijk de verklaring van aangeefster zelf. Dat geldt ook voor wat psycholoog drs. F.J.C.M. Verhulst heeft geschreven in zijn brief van 28 juni 2017. Wel heeft de moeder van [slachtoffer 1] waargenomen dat haar dochter van een uitbundig vrolijk meisje naar heel timide ging nadat verdachte bij hen thuis was gekomen. De rechtbank kan echter niet vaststellen of dat veroorzaakt is door verkrachting en/of aanranding van [slachtoffer 1] door verdachte. Dit betekent dat er naast de verklaring van aangeefster onvoldoende steunbewijs is. De rechtbank is daarom van oordeel dat er onvoldoende wettig bewijs voorhanden is voor de primair onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde feiten, te weten verkrachting en aanranding. Zij zal verdachte hiervan vrijspreken.
Vervolgens moet de vraag worden beantwoord of bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met [slachtoffer 1] (feit 1 subsidiair en feit 2 subsidiair).
Aan de hand van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan als vaststaand worden aangenomen dat verdachte en [slachtoffer 1] in de periode van september 2011 tot februari 2012 gedurende langere tijd een (affectieve) relatie hebben gehad. Verdachte heeft niet ontkend dat hij ten tijde van die relatie gemeenschap heeft gehad met [slachtoffer 1] . Zij was op dat moment 15 jaar oud. Verdachte was toen 18 jaar oud. De rechtbank stelt dus vast dat verdachte, als meerderjarige, seksueel contact heeft gehad met een minderjarige.
De vraag die vervolgens beantwoord dient te worden, is of die seksuele handelingen in strijd zijn met de sociaal-ethische norm en dus een ontuchtig karakter hadden. De beantwoording van die vraag is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Hoewel daarover in het algemeen geen scherpe afgrenzing kan worden gegeven, dient wel sprake te zijn van een zekere gelijkwaardigheid. Naar vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kan het ontuchtig karakter ontbreken bij seksueel contact met een minderjarige als het gaat om een vrijwillig contact tussen personen die slechts in geringe mate in leeftijd verschillen en eventueel een affectieve relatie hebben.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte en [slachtoffer 1] gedurende langere tijd een affectieve relatie hebben gehad en dat de seksuele handelingen binnen die relatie plaatsvonden. Het leeftijdsverschil tussen beiden was ongeveer 2 jaar en 5 maanden. De rechtbank acht dat leeftijdsverschil gering. Gelet op deze feiten en omstandigheden merkt de rechtbank de seksuele handelingen tussen verdachte en [slachtoffer 1] in beginsel niet als ontuchtig aan.
De aard van de seksuele relatie en een daarin gelegen wezenlijke ondergeschiktheid van de minderjarige kan alsnog aanleiding geven om te spreken van ontuchtige handelingen. Aangeefster verklaart hierover, verdachte zwijgt en steunbewijs ontbreekt. Getuigen die hierover verklaringen hebben afgelegd, verklaren over hetgeen aangeefster hen heeft verteld. Dit maakt dat ten aanzien van het subsidiair onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde hetzelfde geldt als hiervoor is overwogen. Daarom wordt verdachte ook van het hem onder feit 1 subsidiair en feit 2 subsidiair ten laste gelegde vrijgesproken vanwege onvoldoende steunbewijs.
Ten aanzien van feit 4.
Zoals eerder overwogen, komt het in zedenzaken vaak voor dat het voornaamste bewijsmiddel de verklaring van het slachtoffer betreft. Ook hier is dit het geval. Immers, verdachte ontkent de verkrachting en doet er overigens het zwijgen toe. De strafwet verlangt dan dat er ook andere bewijsmiddelen zijn dan de aangifte waarmee het misdrijf kan worden bewezen. Dit steunbewijs ontbreekt in deze zaak. Naast de getuigenverklaring en aangifte van [slachtoffer 3] en haar verklaring bij de rechter-commissaris bevindt zich in het dossier enkel een proces-verbaal beschrijving onderzoek kinderpornografische afbeeldingen WhatsApp [slachtoffer 3] van 21 september 2018. De rechtbank overweegt dat dit proces-verbaal de verklaring van aangeefster, dat zij naaktfoto’s aan verdachte verstuurde, weliswaar ondersteunt, maar niet dat er daadwerkelijk een ontmoeting tussen hen heeft plaatsgevonden en evenmin dat de ten laste gelegde handelingen hebben plaatsgevonden. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie een stuk overgelegd dat zou zien op een chat tussen [slachtoffer 3] en verdachte op 18 maart 2012. Uit de chatberichten is die datum echter niet af te leiden en het is onduidelijk wie dit stuk heeft opgemaakt. Dit betekent dat er onvoldoende steunbewijs is om tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde verkrachting te komen. Daarom wordt verdachte ook vrijgesproken van wat hem onder feit 4 is ten laste gelegd.

De bewijsmiddelen.

Omwille van de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking en opsomming daarvan in de bij dit vonnis gevoegde bewijsbijlage. De inhoud van die bijlage dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd. Deze is bijgevoegd als bijlage A bij dit vonnis.
Nadere overwegingen omtrent het bewijs.
Ten aanzien van feit 3.
De rechtbank is van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte bij [slachtoffer 2] seksuele handelingen heeft verricht die mede bestonden uit het binnendringen van haar lichaam. De rechtbank heeft hierbij gelet op de verklaring van [slachtoffer 2] , waarin zij onder meer heeft verklaard dat verdachte haar bij haar borst pakte en met zijn penis in haar vagina is geweest.
De rechtbank acht de aangifte betrouwbaar en geloofwaardig. De aangifte wordt op essentiële onderdelen ondersteund door de in de bewijsmiddelen opgenomen WhatsApp-berichten en [slachtoffer 2] blijft in haar nadere verklaring bij de rechter-commissaris stellig bij haar eerder afgelegde verklaring over het seksueel binnendringen van haar lichaam door verdachte. De raadsman van verdachte heeft gewezen op tegenstrijdigheden in de verklaringen van [slachtoffer 2] . De rechtbank is echter mede vanwege het tijdsverloop van oordeel dat geen sprake is van zodanige tegenstrijdigheden dat niet langer kan worden gesproken van consistente verklaringen over wat heeft plaatsgevonden. Bovendien betreffen het geen tegenstrijdigheden op essentiële punten.
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of [slachtoffer 2] door verdachte is gedwongen de door aangeefster beschreven seksuele handelingen te ondergaan. Van dwingen is sprake wanneer men toelaat wat men zonder dwang niet zou hebben toegelaten. Van dwang in de zin van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht kan slechts sprake zijn als de verdachte opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer de handelingen tegen haar wil heeft ondergaan. Dit moet volgen uit de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte twee dagen voorafgaand aan de ontmoeting heeft gedreigd om seksueel getinte foto’s en filmpjes van [slachtoffer 2] op internet te zetten en naar haar school te sturen als zij niet zou komen. Toen verdachte haar begon aan te raken (van de bovenbenen naar de borsten en daarna over haar broek aan de vagina), heeft zij gezegd dat zij dat absoluut niet wilde. Daarvóór had zij ook al ‘nee’ gezegd. Desondanks ging verdachte door en deed hij boos tegen [slachtoffer 2] . Toen heeft zij zich als het ware overgegeven en durfde zij niet meer ‘nee’ te zeggen, want zij was bang voor zijn reactie. Vervolgens is verdachte met zijn penis de vagina van [slachtoffer 2] binnengedrongen.
Door te dreigen haar naaktfoto’s openbaar te maken en voorbij te gaan aan haar wil heeft de verdachte naar het oordeel van de rechtbank opzettelijk een zodanige psychische druk uitgeoefend op aangeefster dat van haar redelijkerwijs niet verwacht kon en mocht worden dat zij zich zou verzetten tegen, dan wel onttrekken aan, de handelingen van verdachte.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank de ten laste gelegde verkrachting van [slachtoffer 2] wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 5.
De rechtbank acht op grond van de in de bewijsbijlage opgesomde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte een gewoonte heeft gemaakt van het vervaardigen en het in bezit hebben van kinderporno.
De bewezenverklaring.
Resumerend komt de rechtbank, op grond van het vorenoverwogene en de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de uitgewerkte bewijsmiddelen - in onderling verband en in samenhang bezien en slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder 3 primair en 5 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
T.a.v. feit 3 primair: hij op 12 augustus 2012 te Dieren, gemeente Rheden, door een andere feitelijkheid en bedreiging met een andere feitelijkheid [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , hebbende verdachte zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 2] geduwd en/of gebracht en/of gehouden en geslachtsgemeenschap met die [slachtoffer 2] gehad en de borsten en vagina van die [slachtoffer 2] betast en bestaande die andere feitelijkheid en die bedreiging met die andere feitelijkheid hierin dat verdachte
- heeft gedreigd om seksueel getinte foto's en filmpjes van die [slachtoffer 2] op internet te zetten en naar haar school en anderen te versturen en - op dwingende en/of op boze toon tegen die [slachtoffer 2] heeft gesproken en/of naar die [slachtoffer 2] heeft gecommuniceerd en
- geen gehoor heeft gegeven aan de mededeling van die [slachtoffer 2] dat ze het niet wilde en - misbruik heeft gemaakt van psychisch overwicht dat hij over die [slachtoffer 2] had en aldus voor die [slachtoffer 2] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
T.a.v. feit 5: hij in de periode van 7 januari 2012 tot en met 10 juli 2017 te Nieuwegein, afbeeldingen, te weten foto’s en video’s - en gegevensdragers, te weten een telefoon Apple iPhone 5s [beslagcode PL0900-2017211558-1999400] en een notebook HP6-1010sd [beslagcode PL0900-2017211558] bevattende afbeeldingen - van seksuele gedragingen waarbij iemand is betrokken of schijnbaar is betrokken die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, heeft verworven en in bezit heeft gehad welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het bij zichzelf met de/een vinger/hand vaginaal penetreren van het lichaam door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
[afbeelding 1] [toonmap [code1] bij Whatsapp chat, p. 4 bij PV beschrijving PL2100-201715218-49, p. 239 einddossier]
[afbeelding 2] [toonmap [code2] , p. 4 bij PV beschrijving PL2100-201715218-44, p. 516 / p. 522 einddossier]
en
het bij zichzelf met de/een vinger/hand en/of mond/tong betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel, de billen en/of borsten door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
[afbeelding 3] [toonmap [code3] , p. 16 bij PV beschrijving PL2100-201715218-50, p. 749 einddossier]
[afbeelding 7] [toonmap [code3] , p 4 bij PV beschrijving PL2100-201715218-41, p. 435 / p. 442 einddossier]
en
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of opgemaakt is en/of poseert in een omgeving en/of in een erotisch getinte houding (op een wijze) die niet bij haar leeftijd past en/of waarbij deze persoon zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van haar kleding ontdoet en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto's /film(s) nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van deze persoon in beeld gebracht worden (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
[afbeelding 4] [toonmap [code5] , p. 7 bij PV beschrijving PL2100-201715218-48, p. 614 einddossier]
[afbeelding 5] [toonmap [code6] , p. 6 bij PV beschrijving PL2100-201715218-42, p. 460 / p. 464-465 einddossier]
[afbeelding 6] [toonmap [code7] , p. 3 bij PV beschrijving PL2100-201715218-40, p. 392 / p. 409 einddossier]
en hij aldus van het plegen van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden waarvan
5 voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren geëist. Daarnaast heeft de officier van justitie een terbeschikkingstelling met voorwaarden geëist.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft verzocht geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf en terbeschikkingstelling op te leggen vanwege de bepleitte vrijspraken, de overschrijding van de redelijke termijn en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Eventueel kunnen bijzondere voorwaarden worden opgelegd bij een voorwaardelijke gevangenisstraf.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting van een vijftienjarig meisje dat hij had leren kennen op het internet. In eerste instantie heeft zij vrijwillig foto’s aan hem verstuurd die seksueel getint waren en op aandringen van verdachte heeft zij ook foto’s aan hem verstuurd waarop zij seksuele handelingen bij haarzelf verrichtte. Verdachte heeft ook heimelijk opnames gemaakt van handelingen die zij voor een webcam heeft verricht. Verdachte heeft toen gedreigd die intieme foto’s en filmpjes op internet te zetten of naar haar school of anderen te versturen. Onder die dreiging heeft een ontmoeting plaatsgevonden en heeft verdachte haar gedwongen seksuele handelingen te ondergaan, waarbij ook sprake was van seksueel binnendringen. Met zijn handelen heeft verdachte een uiterst bedreigende situatie voor zijn slachtoffer gecreëerd, waarbij hij op ernstige wijze de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer heeft geschonden en op berekenende wijze misbruik heeft gemaakt van haar vertrouwen. Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijke ingrijpende feiten vaak langdurige en ernstige schade kunnen toebrengen aan de geestelijke gezondheid van slachtoffers. Dat het feit daadwerkelijk grote impact heeft gehad, blijkt uit de slachtofferverklaring die ter terechtzitting is voorgedragen, de vordering tot schadevergoeding die is ingediend en de aangifte. Voor het slachtoffer geldt dat het feit grote impact op haar heeft gehad en nog steeds heeft.
Daarnaast heeft verdachte een grote hoeveelheid kinderporno verworven en in zijn bezit gehad. Die grote hoeveelheid is mede ontstaan doordat verdachte zijn slachtoffers bleef vragen hem foto’s of filmpjes toe te zenden waarop zij (deels) naakt poseerden, hun geslachtsdelen toonden of seksuele handelingen bij zichzelf verrichtten. Ook maakte hij opnamen van meisjes die zichzelf (deels) naakt voor de webcam toonden of seksuele handelingen bij zichzelf verrichten, terwijl zij niet wisten dat hij dat deed. In zijn verzoeken was verdachte vasthoudend. Als een meisje niet snel genoeg aan zijn vraag naar foto’s of filmpjes voldeed of aangaf dat zij niet wilde, werd zijn toon onvriendelijk en dwingend. Daarbij dreigde hij vaak het contact te verbreken of de afbeeldingen zelfs op social media te zetten. Daarmee dwong hij zijn slachtoffers foto’s of filmpjes te blijven sturen. Dit was zeer bedreigend en kwetsend voor de slachtoffers, want daarmee hield verdachte hen geruime tijd in zijn greep en leefden zij in angst dat derden de betreffende foto’s zouden zien. Bij de bepaling van de strafmaat heeft de rechtbank acht geslagen op deze berekenende manier waarop verdachte te werk ging, het aantal afbeeldingen en video’s die verdachte in bezit had, de leeftijd van de slachtoffers en de aard van de handelingen.
Verdachte heeft zich bij de bewezenverklaarde feiten slechts laten leiden door zijn eigen (seksuele) behoeften en heeft geen enkele waarde gehecht aan de wil van de slachtoffers en de gevolgen die zijn gedragingen voor hen zouden hebben. Het behoeft verder geen betoog dat de bewezenverklaarde feiten daarnaast ook bijdragen aan gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving en gevoelens van afschuw en verontwaardiging oproepen. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
TBS met voorwaarden.
De rechtbank heeft acht geslagen op de rapportages over verdachte van psychiater C.M.A. Matton van 24 februari 2019 (onder supervisie van psychiater E.M.M. Mol) en 19 april 2020, de rapportages van psycholoog A.G.M. Weenink van 25 februari 2019 en 23 april 2020 en de reclasseringsrapportage van 11 januari 2021.
Psychiater C.M.A. Matton rapporteert – zakelijk weergegeven – als volgt:
Bij betrokkene is sprake van een autismespectrumstoornis, van een aandachtsdeficiëntiestoornis, van een persoonlijkheidsstoornis met borderline, antisociale en narcistische trekken en van alcoholmisbruik. De autismespectrumstoornis, de aandachtsdeficiëntiestoornis en de persoonlijkheidsstoornis waren ten tijde van de tenlastelegging aanwezig.
Het advies is betrokkene het eerste ten laste gelegde feit, tweede gedeelte (geslachtsgemeenschap vijftienjarige [slachtoffer 1] ), en het ten laste gelegde verwerven/bezit kinderpornografie – mits bewezen – verminderd toe te rekenen. Over de andere ten laste gelegde feiten kan geen advies ten aanzien van het toerekenen worden gegeven, omdat betrokkene ontkent dat ze hebben plaatsgevonden.
Betrokkene valt in de recidivegroep matig tot hoog voor wat betreft het verwerven/bezit van kinderpornografie en geslachtsgemeenschap met kwetsbare (minderjarige) meisjes. Over het recidiverisico van de verkrachting van (minderjarige) meisjes kunnen geen uitspraken worden gedaan omdat betrokkene deze ten laste gelegde feiten ontkent.
Geadviseerd wordt betrokkene een zedenspecifieke klinische behandeling met aansluitend een langdurige ambulante behandeling op te leggen, welke gericht is op het aanleren van andere probleemoplossingsvaardigheden en het verbeteren van het zelfbeeld. Daarnaast zal (psychotherapeutische) behandeling onder meer gericht dienen te worden op het aanvaarden van en het omgaan met een chronische psychiatrische ziekte. Bezinning op de opleidingskeuze en dagbesteding dienen deel van de behandeling uit te maken. Tot slot vraagt het alcoholmisbruik ook behandeling, mogelijk zowel psychotherapeutisch als medicamenteus.
Het advies is een behandeling in het kader van een TBS met voorwaarden.
Psycholoog A.G.M. Weenink rapporteert – zakelijk weergegeven – als volgt:
Er is sprake van een gebrekkige ontwikkeling der geestvermogens in de vorm van een autistische stoornis, een aandachtstekortstoornis en een ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met narcistische, borderline en antisociale kenmerken. De ziekelijke stoornis der geestvermogens bestaat uit een stoornis in alcoholgebruik, matig.
Het advies is betrokkene de ten laste gelegde ontucht en het verwerven/bezit van kinderpornografie, indien bewezen, verminderd toe te rekenen. Verdachte ontkent het derde ten laste gelegde feit en daarom is het niet mogelijk tot een delictanalyse of mogelijke doorwerking te komen.
Het risico op herhaling van vergelijkbare zedendelicten als ten laste gelegd wordt met het gecombineerde gebruik van SSA en SAPROF op matig-hoog geschat.
Een klinische intensieve zedenbehandeling voor de duur van een jaar, gericht op zijn dynamische risicofactoren, is aangewezen. Deze zedenbehandeling, die met name aangeboden wordt in de FPC van der Hoevenstichting of een soortgelijke inrichting, richt zich intensief op dynamische risicofactoren die samenhangen met de kans op recidive en die door behandeling veranderbaar zijn. Indien het ten laste gelegde bewezen wordt geacht, wordt een klinische intensieve zedenbehandeling geadviseerd in het kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden. Hoewel betrokkene met name op Stable-2007 door de ingezette behandeling gezakt is van de risicocategorie hoog naar matig, is desondanks nog steeds sprake van een matig-hoog risico. Volgens de richtlijnen van de gebruikte zedenspecifieke risicotaxatie instrumenten scoort betrokkene in de categorie waarvoor intensieve forensische behandeling is geïndiceerd. Dat wil zeggen dat minimaal gedacht moet worden aan een meerdaagse dagbehandeling en/of een klinische behandeling.
De reclassering schrijft in haar rapport – zakelijk weergegeven – het volgende:
De heer [verdachte] is sinds april 2019 in behandeling bij De Waag en heeft wekelijks contact. Hij is gemotiveerd voor zijn behandeling en inmiddels trouw aan de medicatie die hij voorgeschreven krijgt. Hij erkent hulp nodig te hebben. Tijdens de poliklinische behandeling, die nu ruim 1,5 jaar duurt, werkt hij onder andere aan het vergroten van zelfinzicht, emotieregulatie en impulscontrole. Hierbij wordt ook stilgestaan bij het verminderen van zijn alcoholgebruik. De Waag geeft aan voldoende mogelijkheden te zien om hem bij een mogelijke veroordeling te blijven behandelen.
De pro Justitia rapporteurs kwamen in april 2020 tot de conclusie dat het kader van tbs met voorwaarden en een klinische opname passend is gezien de ernst van de verdenkingen, de psychopathologie en het hoog geschatte recidiverisico.
Inmiddels komt de reclassering uit op een matig-hoog risicoprofiel en zijn we van mening dat de noodzaak tot een klinische opname niet langer op de voorgrond ligt. Risico’s zijn onder andere verlaagd door het vergroten van zijn zelfbeeld en zelfinzicht. De depressieve klachten zijn hierdoor, alsmede door het gebruik van medicatie, naar de achtergrond verdwenen. De heer [verdachte] is minder impulsief en is bezig andere copingvaardigheden aan te leren hoe om te gaan met tegenslagen. Betrokkene heeft ruim negen maanden betaald werk voor ongeveer 35 uur per week en weet dit vast te houden.
De reclassering adviseert de volgende voorwaarden indien de rechtbank besluit een tbs met voorwaarden op te leggen:
  • geen strafbaar feit plegen;
  • meewerken aan reclasseringstoezicht;
  • buitenlandverbod;
  • opname in een zorginstelling;
  • ambulante behandeling door De Waag of een soortgelijke zorgverlener;
  • open communiceren over zijn relaties en seksualiteit naar de reclassering en De Waag of soortgelijke instelling;
  • alleen alcohol gebruiken in overleg met en met toestemming van de reclassering
  • vermijden contact met minderjarigen;
  • vermijden kinderporno;
  • meewerken aan time-out.

De reclassering kan het toezicht hierop uitoefenen. Betrokkene heeft zich bereid verklaard tot medewerking aan deze voorwaarden mochten deze worden opgelegd. De reclassering adviseert dadelijke uitvoerbaarheid van de tbs met voorwaarden.

Verdachte heeft zich ter terechtzitting (wederom) bereid verklaard tot naleving van die voorwaarden.
Op grond van de rapportages die over de persoon van verdachte zijn uitgebracht, is de rechtbank van oordeel dat bij verdachte tijdens het begaan van de bewezen verklaarde feiten een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens bestond. Tevens is er, zonder behandeling, sprake van een matig-hoog recidivegevaar. De door verdachte begane feiten zijn misdrijven waarop naar wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Voorts merkt de rechtbank op dat het misdrijven betreffen die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Op grond van het bovenstaande en mede gelet op de aard en ernst van de begane feiten en het recidiverisico, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling eist. De rechtbank is voorts van oordeel dat een terbeschikkingstelling met voorwaarden op zijn plaats is. In het kader van deze maatregel kan een behandeling van langere duur plaatsvinden. Daarbij weegt mee dat de rechtbank in de houding van verdachte en de behandeling die hij reeds de afgelopen jaren heeft gevolgd voldoende aanknopingspunten ziet om deze minder verstrekkende maatregel op te leggen in plaats van het zwaardere gesloten kader van een terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
De rechtbank zal tevens met toepassing van artikel 38, zevende lid, Sr bevelen dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
De rechtbank overweegt voorts dat de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden de duur van twee jaren niet te boven zal gaan (artikel 38d, eerste lid, Sr). Deze termijn kan telkens hetzij met een jaar hetzij met twee jaren worden verlengd, indien de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen die verlenging eist (artikel 38d, tweede lid, Sr) met inachtneming van het bepaalde in artikel 38e, tweede lid, Sr.
Gevangenisstraf.
De rechtbank is voorts van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf. Anders dan de officier van justitie heeft geëist, zal de rechtbank een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Een deels voorwaardelijke gevangenisstraf heeft naar het oordeel van de rechtbank vanwege de opgelegde TBS met voorwaarden geen toegevoegde waarde. De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank verdachte van enkele feiten vrijspreekt en van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezenverklaarde voldoende tot uitdrukking brengt. Daarbij heeft de rechtbank ook acht geslagen op de verminderde toerekeningsvatbaarheid bij verdachte ten tijde van het plegen van de delicten en dat de delicten zijn gepleegd in een periode waarin verdachte kwetsbaar was, onder andere door het ongeval van zijn jongere broer en de ziekte van zijn moeder. De rechtbank heeft ook meegewogen dat verdachte – blijkens een hem betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister van 10 januari 2020 – niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit.
Verder heeft de rechtbank er ook rekening mee gehouden dat de redelijke termijn is overschreden. De rechtbank is van oordeel dat de redelijke termijn ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten is aangevangen op 10 juli 2017, omdat verdachte op die datum als verdachte is gehoord over de feiten 1 en 2 en de huiszoeking op die datum heeft plaatsgevonden. Vanaf dat moment kon de verdachte daaraan in redelijkheid de verwachting ontlenen dat jegens hem strafvervolging voor die feiten zou worden ingesteld. Sinds die datum en de inhoudelijke behandeling van de zaak ter zitting zijn drie jaren en vijf maanden verstreken. De overschrijding van de redelijke termijn valt verdachte niet toe te rekenen en er is ook niet gebleken van bijzondere omstandigheden. Regel is dat overschrijding van de redelijke termijn wordt gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd als de redelijke termijn niet zou zijn overschreden.
De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden passend. In verband met de overschrijding van de redelijke termijn zal de rechtbank de straf matigen tot een gevangenisstraf van 10 maanden.
De vordering van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] (ten aanzien van de feiten 1 en 2) en [slachtoffer 3] (ten aanzien van feit 4).
Nu verdachte van het onder feit 1, feit 2 en feit 4 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken, dienen de benadeelde partijen in hun vorderingen niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De benadeelde partijen kunnen hun vorderingen bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] (ten aanzien van feit 3).
Benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een civiele vordering ingediend ten bedrage van
€ 2.568,04, bestaande uit € 68,04 voor materiële schade en € 2.500,- voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering is namens [slachtoffer 2] ter terechtzitting van 28 januari 2021 verhoogd naar een bedrag van € 5.068,04 (de gevorderde immateriële schade is verhoogd naar € 5.000,-).
De officier van justitie heeft zich niet uitgelaten over het al dan niet toekennen van de gevorderde materiële schade en heeft de rechtbank verzocht om de immateriële schade te schatten.
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu de raadsman ten aanzien van het aan verdachte ten laste gelegde feit vrijspraak heeft bepleit. De raadsman heeft de rechtbank subsidiair verzocht, gelet op de verhoging van de vordering ter terechtzitting, het bedrag van € 5.000,00 aan immateriële schade te matigen. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat de vordering onvoldoende is onderbouwd. De raadsman heeft zich ten aanzien van de € 68,04 materiële schade gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de door de benadeelde partij gevorderde materiële schadevergoeding overweegt de rechtbank als volgt.
De gevorderde reiskosten voor bezoek aan het politiebureau ten behoeve van het afleggen van een getuigenverklaring en de gevorderde telefoonkosten voor overig contact met de politie zijn niet toewijsbaar omdat zij ertoe strekken strafrechtelijke opsporing en vervolging van de dader te bewerkstelligen. Zij vormen geen rechtstreekse schade in de zin van art. 361 lid 2 sub b Wetboek van Strafvordering. Ook kunnen zij niet worden aangemerkt als kosten gemaakt ‘ter vaststelling van aansprakelijkheid of schade’ als bedoeld in art. 6:96 lid 2 onder b van het Burgerlijk Wetboek. De gevorderde telefoonkosten voor contact met de advocaat of met Slachtofferhulp Nederland vormen geen rechtstreekse schade als bedoeld in art. 361 lid 2 sub b Wetboek van Strafvordering en zijn ook niet toewijsbaar als proceskosten op grond van de toe te passen civiele proceskostenregeling. De rechtbank zal daarom de gevorderde materiële schadevergoeding van € 68,04 van de benadeelde partij afwijzen.
Ten aanzien van de door de benadeelde partij gevorderde immateriële schadevergoeding overweegt de rechtbank als volgt.
Artikel 6:106 BW luidt:
“Voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding:
(...)
b. indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast.”
In zijn arrest van 28 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:793 heeft de Hoge Raad, onder verwijzing naar HR 15 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:376, het volgende overwogen:
“Van de [in art. 6:106, aanhef en onder b, BW] bedoelde aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in art. 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ als bedoeld in art. 6:106, aanhef en onder b, BW is niet reeds sprake bij de enkele schending van een fundamenteel recht.”
Op basis van hetgeen de benadeelde partij heeft aangevoerd in de onderbouwing van haar vordering en haar spreekrechtverklaring is de rechtbank voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde feit is aangetast in haar persoon op andere wijze. Zij heeft last van een depressie en van suïcidale gedachtes. Uit de onderbouwing van de schadevordering en de spreekrechtverklaring blijkt dat de angst en de schrik van het moment en de wijze waarop verdachte de lichamelijke integriteit heeft aangetast nadelige en belastende effecten heeft gehad (en nog hebben) op het dagelijkse leven en functioneren van de benadeelde partij.
Deze schade valt naar zijn aard niet exact vast te stellen en dient derhalve te worden begroot. De rechtbank heeft daarbij acht geslagen op de aard en de ernst van het feit en op bedragen die, gelet op de gepubliceerde rechtspraak, door rechtbanken en gerechtshoven plegen te worden toegekend in min of meer vergelijkbare gevallen. De rechtbank begroot de immateriële schade op € 2.500,00.
Ten aanzien van het meer gevorderde is de rechtbank van oordeel dat de vordering onvoldoende is onderbouwd. De benadeelde partij zal ten aanzien van dit gedeelte van haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Het vorenoverwogene leidt ertoe dat de vordering van de benadeelde partij tot een totaalbedrag van € 2.500,00 zal worden toegewezen.
Het toe te wijzen bedrag zal, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente tot aan de dag der algehele voldoening.
De ingangsdatum van de wettelijke rente over het bedrag aan immateriële schadevergoeding zal de rechtbank bepalen op 12 augustus 2012, zijnde de dag waarop het bewezenverklaarde heeft plaatsgevonden.
Het rechtbank zal de verdachte, die als de in het ongelijk gestelde partij kan worden aangemerkt, tevens veroordelen in de proceskosten aan de zijde van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil. De rechtbank zal de verdachte voorts veroordelen in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging van dit vonnis door de benadeelde partij nog te maken kosten.
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft de rechtbank in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreekse schade aan het slachtoffer [slachtoffer 2] is toegebracht tot een bedrag van € 2.5000,00. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
De rechtbank ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente op de wijze zoals hiervoor is vermeld, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. De rechtbank zal daarbij bepalen dat voor de duur van ten hoogste 35 dagen gijzeling kan worden toegepast als de verdachte in gebreke blijft bij betaling en geen verhaal biedt, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de op te leggen verplichting tot schadevergoeding niet opheft.
De motivering met betrekking tot het beslag.De rechtbank stelt vast dat er thans nog beslag ligt op een mobiele telefoon, merk Apple iPhone 5s, op een laptop, merk HP en op twee harde schijven, merken Western Digital en Seagate.
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen goederen te onttrekken aan het verkeer.
De verdediging heeft verzocht de teruggave te gelasten van de harde schijven en de laptop, nu op deze gegevensdragers geen kinderpornografisch of ander strafbaar materiaal is aangetroffen, respectievelijk dit materiaal volstrekt ontoegankelijk is voor verdachte. De raadsman heeft zich ten aanzien van de mobiele telefoon gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen voorwerpen, met nummers 1 en 2 op de beslaglijst (mobiele telefoon, Apple iPhone 5s en laptop, HP), dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de bewezen verklaarde feiten met betrekking tot die voorwerpen zijn begaan en dat het ongecontroleerde bezit van die voorwerpen in strijd is met de wet of het algemeen belang, aangezien er kinderpornografisch materiaal op is aangetroffen.
Er zijn geen aanwijzingen dat zich op de in beslag genomen harde schijven bestanden bevinden waarvan het bezit strafbaar is. Om deze reden zal de rechtbank de teruggave gelasten van de voorwerpen met nummers 3 en 4 op de beslaglijst (harde schijven, Western Digital en Seagate).
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 38, 38a, 57, 63, 240b, 242 van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak.
De rechtbank:
spreekt de verdachte vrij van hetgeen aan hem onder feit 1 primair, feit 1 subsidiair, feit 2 primair, feit 2 subsidiair en feit 4 ten laste is gelegd;
verklaart het onder feit 3 primair en feit 5 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor onder feit 3 primair en feit 5 bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
ten aanzien van feit 3 primair:verkrachting;ten aanzien van feit 5:
een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, verwerven en in bezit hebben, terwijl van het plegen van dit misdrijf een gewoonte wordt gemaakt;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
legt op de volgende
straf:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 maanden;
beveelt dat de tijd, door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, in mindering zal worden gebracht bij de tenuitvoerlegging van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf;
legt op de volgende
maatregelen:
terbeschikkingstelling met voorwaarden;
stelt daarbij als algemene voorwaarde:
- dat verdachte zich niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden:
verdachte werkt mee aan reclasseringstoezicht, onder andere inhoudende:
- dat verdachte zich meldt op afspraken bij de reclassering (meldplicht). De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
- dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
- dat verdachte de reclassering helpt aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
- dat verdachte meewerkt aan huisbezoeken;
- dat verdachte de reclassering inzicht geeft in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
- dat verdachte zich niet vestigt op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
- dat verdachte meewerkt aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met verdachte, als dat van belang is voor het toezicht;
stelt daarbij tevens als specifieke bijzondere voorwaarden dat verdachte:
- niet naar het buitenland of naar de Nederlandse Antillen afreist, zonder toestemming van de reclassering en het Openbaar Ministerie;
- zich laat behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
- zich laat opnemen in een zorginstelling indien de reclassering dat nodig acht, bepaald op basis van een door DIZ/IFZ afgegeven indicatiestelling. De opname duurt zolang de reclassering en de zorginstelling dat nodig vinden. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen alsmede de controle hierop kan onderdeel zijn van de behandeling;
- open zal communiceren over zijn relaties en seksualiteit naar de reclassering en De Waag of soortgelijke instelling. Hij zal meewerken aan relatiegesprekken bij De Waag of soortgelijke instelling, indien geïndiceerd;
- slechts alcohol mag gebruiken in overleg met en met toestemming van de reclassering. Hij werkt mee aan urineonderzoek en/of bloedonderzoek als de reclassering dat nodig vindt;
- op geen enkele wijze contact met minderjarigen mag zoeken. Hij vermijdt deze contacten zoveel als mogelijk. Als contacten onvermijdelijk zijn dan zal dit in overleg met de reclassering plaatsvinden;
- zich op welke wijze dan ook onthoudt van het seksueel getint communiceren met minderjarigen, gedrag dat is gericht op een digitale omgeving waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen en gedrag dat is gericht op een digitale omgeving waarin over seksuele handelingen met minderjarigen wordt gecommuniceerd. Verdachte bespreekt tijdens de gesprekken met de reclassering hoe hij denkt dit gedrag te voorkomen. Het toezicht op deze voorwaarde kan onder andere bestaan uit controles van computers en andere apparatuur. Verdachte werkt mee aan controle van digitale gegevensdragers tijdens een huisbezoek door de reclassering en politie;
- meewerkt aan een time-out in een FPC/FPK/FPA, als de reclassering dat nodig vindt. Deze time-out duurt maximaal 7 weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal 7 weken, tot maximaal 14 weken per jaar;
geeft opdracht aan de Reclassering Nederland, de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
beveelt de dadelijke uitvoerbaarheid van de terbeschikkingstelling met voorwaarden en het uit te oefenen Reclasseringstoezicht;

ten aanzien van feit 3 primair:maatregel van schadevergoeding van € 2.500,00 subsidiair 35 dagen hechtenis

Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 2] van een bedrag van € 2.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 augustus 2012 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 35 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] :
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 2] van een bedrag van € 2.500,00, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 augustus 2012 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
bepaalt dat verdachte van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade;
bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering betreffende de immateriële schade voor het overige niet-ontvankelijk is en dat zij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
wijst af de vordering met betrekking tot materiële schade, bestaande uit reis- en telefoonkosten.
ten aanzien van feit 1 primair, feit 1 subsidiair, feit 2 primair, feit 2 subsidiair:niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij;
beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] :
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten die verdachte heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
ten aanzien van feit 4:niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij;
beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] :
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten die verdachte heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
beslag:
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen goederen: telefoontoestel iPhone 5s en HP laptop;
gelast de teruggavevan de in beslag genomen voorwerpen, te weten twee harde schijven van het merk Western Digital en Seagate aan [verdachte] .
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.J. Sangers-de Jong, voorzitter,
mr. E.C.P.M. Valckx en mr. I.S. Peskens, leden,
in tegenwoordigheid van mr. T.F.M. Eijkhout en mr. G. de Jong, griffiers,
en is uitgesproken op 11 februari 2021.
Bijlage A – de bewijsmiddelen.
1. 1.
(…)