Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
Hydreco B.V.,
1.Het verdere verloop van het geding
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
Kamerstukken II2005-2006, 29048, nr. 15, Toelichting, Onderdeel B) [1] .
a). Anders dan Hydreco aangeeft in haar akte, sluit deze factuur niet op een door [gedaagde] te betalen bedrag van € 780,48 maar op een door hem te ontvangen bedrag van € 98,48. Voor het gevorderde bedrag van € 780,48 wordt door Hydreco geen enkele verklaring gegeven en het bedrag is ook niet af te leiden uit de factuur. De overige facturen waarvan door Hydreco betaling wordt gevorderd (producties
bt/m
ebij akte van 4 maart 2020) zien slechts op verschuldigde voorschotbedragen en niet op kosten van daadwerkelijk verbruik door [gedaagde] . Uit die facturen kan dus niet enige ongerechtvaardigde verrijking aan de zijde van [gedaagde] worden afgeleid. De slotsom is dus dat Hydreco haar vordering, voor zover deze is gebaseerd op ongerechtvaardigde verrijking, onvoldoende heeft onderbouwd zodat deze zal worden afgewezen.