ECLI:NL:RBOBR:2021:5187

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
20 september 2021
Publicatiedatum
28 september 2021
Zaaknummer
20/3668
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onredelijke belastingheffing en legesverordening in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 20 september 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een besloten vennootschap, eiseres, en de heffingsambtenaar van de gemeente Eersel. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het plaatsen van een tijdelijke zendmast en ontving een aanslag leges van € 6.959, gebaseerd op de Legesverordening 2020 van de gemeente. Eiseres stelde dat het opgelegde legesbedrag van 16% van de werkelijke bouwkosten onredelijk was en verzocht de rechtbank om de Legesverordening 2020 geheel of gedeeltelijk onverbindend te verklaren.

De rechtbank oordeelde dat de gemeente Eersel het tarief mocht bepalen volgens de Legesverordening 2020 en dat er geen onredelijke belastingheffing was. De rechtbank benadrukte dat er geen rechtstreeks verband hoeft te zijn tussen de hoogte van de leges en de omvang van de door de gemeente geleverde diensten. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar de aanslag leges terecht had opgelegd en verklaarde het beroep van eiseres ongegrond. De uitspraak werd in het openbaar gedaan en partijen hebben het recht om hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch binnen zes weken na verzending van het proces-verbaal.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 20/3668

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de meervoudige kamer van

20 september 2021 in de zaak tussen

[eiseres] ., te [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. C.J. van Stralendorff),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Eersel, de heffingsambtenaar

(E. van Loon).

Procesverloop

De heffingsambtenaar heeft aan eiseres een aanslag leges (aanslagnummer [nummer] ), met dagtekening 24 september 2020, opgelegd tot een bedrag van in totaal € 6.959.
Bij uitspraak op bezwaar van 9 november 2020 (de bestreden uitspraak) heeft de heffingsambtenaar de aanslag gehandhaafd.
Eiseres heeft tegen de bestreden uitspraak beroep ingesteld.
De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 september 2021. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. De heffingsambtenaar is verschenen, bijgestaan door T. Kluijtmans.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

Feiten
Eiseres, een besloten vennootschap, heeft op 30 juni 2020 op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het plaatsen van een tijdelijke zendmast aan de [adres] (de aanvraag).
Geschil en beoordeling
1. Tussen partijen is niet in geschil dat het belastbaar feit – het in behandeling nemen van de aanvraag – zich heeft voorgedaan en dat eiseres de aanvraag heeft gedaan en daarom terecht als belastingplichtige is aangemerkt.
2. Eiseres vindt dat er sprake is van een onredelijke belastingheffing.
2.1.
Volgens eiseres moet er een redelijke verhouding zijn tussen de van haar geheven leges en de concrete prestatie van de gemeente inzake het afhandelen van de aanvraag. Eiseres vindt dat die redelijke verhouding ontbreekt.
2.2.
Daarnaast staat volgens eiseres het legestarief in de door de gemeenteraad van Eersel vastgestelde “Legesverordening 2020, inclusief bijbehorende tarieven-tabel” (Legesverordening 2020) niet in redelijke verhouding tot de werkelijke bouwkosten. Die bedragen volgens eiseres € 44.000, wat betekent dat het legestarief 16% van de werkelijke bouwkosten beloopt. Met verwijzing naar de legestarieven in andere gemeenten vindt eiseres een percentage van maximaal 5 à 6% redelijk. Ook wijst eiseres erop dat er sprake is van grote verschillen in kostendekkendheid van de verschillende groepen van diensten waarvoor de gemeente Eersel leges heft.
2.3.
Eiseres concludeert dat de Legesverordening 2020 geheel of gedeeltelijk onverbindend moet worden verklaard en dat de bestreden uitspraak en de aanslag dientengevolge moeten worden vernietigd.
3. De heffingsambtenaar verzoekt de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond te verklaren. Het verweer van de heffingsambtenaar zal, voor zover van belang, hieronder bij de beoordeling van het beroep worden weergegeven.
4. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De heffingsambtenaar wijst er terecht op dat er geen rechtstreeks verband hoeft te zijn tussen de hoogte van de leges en de omvang van de ter zake van gemeentewege verstrekte diensten of door de gemeente gemaakte kosten. De in dit verband door de heffingsambtenaar genoemde uitspraak van de Hoge Raad [1] is nadien meerde keren bevestigd [2] en de rechtbank ziet, mede gelet op wat eiseres op de zitting heeft aangevoerd, geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen.
4.2.
Verder stelt de heffingsambtenaar terecht dat uit de wetsgeschiedenis volgt dat, behoudens het verbod om naar draagkracht te heffen en rekening houdend met andere in de wet genoemde regels, gemeenten zelf de heffingsmaatstaven mogen opnemen in hun legesverordening die zich het beste verstaan met het gemeentelijk beleid. [3] Dit is ook in vaste rechtspraak bevestigd. [4] Daarbij is overwogen dat voor de heffing van leges de gemeenten het tarief afhankelijk mogen maken van de bouwsom, maar dat ook een andere wijze van bepaling van het tarief is toegestaan. Voor onverbindendverklaring is slechts plaats indien een regeling is getroffen die in strijd is met de wet of enig algemeen rechtsbeginsel. Of die regeling al dan niet redelijk is, is in dat verband niet relevant. Van strijdigheid met de wet of enig algemeen rechtsbeginsel is niet gebleken. Ook de verschillen in kostendekkendheid van de verschillende groepen van diensten waarvoor de gemeente Eersel leges heft, zijn geen grond om (onderdelen van) de Legesverordening 2020 onverbindend te verklaren wegens strijd met enig algemeen rechtsbeginsel. [5]
4.3.
Eiseres heeft op de zitting bevestigd dat niet in geschil is, als moet worden uitgegaan van de verbindendheid van de Legesverordening 2020, dat de heffingsambtenaar conform die legesverordening eiseres voor het juiste legesbedrag heeft aangeslagen. De rechtbank ziet geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen.
5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzitter deelt mede dat van deze uitspraak een proces-verbaal wordt opgemaakt dat binnen twee weken aan partijen zal worden toegestuurd.
De voorzitter wijst erop dat partijen het recht hebben om tegen deze uitspraak hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch. Het hoger beroep moet zijn ingesteld binnen zes weken na de dag van verzending van dit proces-verbaal.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.F. Vink, voorzitter, en mr. M. de Vries en
mr. F.J.H.L. Makkinga, leden, in aanwezigheid van drs. H.A.J.A. van de Laar, griffier.
De uitspraak is in het openbaar geschied op 20 september 2021.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Voetnoten

1.HR 18 september 1991, ECLI:NL:HR:1991:BH8250.
2.HR 24 december 1997, ECLI:NL:HR:1997:AA3345, en HR 14 augustus 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI1943.
3.Kamerstukken II 1989-90, 23591, nr. 3, p. 65-67 en 77-78.
4.HR 14 augustus 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI1943, en HR 30 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1174.
5.HR 14 augustus 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI1943.