ECLI:NL:RBOBR:2021:4924

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
14 september 2021
Publicatiedatum
15 september 2021
Zaaknummer
9305290
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Relatiebeding en de geldigheid daarvan in een arbeidsovereenkomst met een concurrentiebeding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Oost-Brabant werd behandeld, heeft Nordeon Lighting Solutions B.V. (hierna: NLS) een kort geding aangespannen tegen een voormalige werknemer, aangeduid als [gedaagde]. De kern van het geschil betreft de naleving van een relatiebeding dat was opgenomen in de arbeidsovereenkomst van [gedaagde] met Nordeon Group, de rechtsvoorganger van NLS. NLS vorderde dat [gedaagde] zou worden geboden het relatiebeding na te leven tot 1 april 2022, en dat hij een dwangsom zou betalen bij overtreding van dit beding. De rechtbank heeft vastgesteld dat [gedaagde] het relatiebeding heeft overtreden door contacten te onderhouden met een belangrijke relatie van NLS, Euro-Luce, terwijl hij in dienst was van Koledo, een concurrent van NLS.

De rechtbank oordeelde dat het relatiebeding rechtsgeldig was overeengekomen en dat [gedaagde] zich aan dit beding diende te houden. De vordering van NLS om [gedaagde] te gebieden het relatiebeding na te leven werd toegewezen, met een dwangsom van € 2.500,- per dag bij overtreding, tot een maximum van € 100.000,-. De rechtbank wees echter de vordering van NLS af om [gedaagde] te veroordelen tot betaling van verbeurde boetes, omdat niet voldoende was aangetoond dat [gedaagde] het relatiebeding in zijn geheel had overtreden. De voorwaardelijke tegenvordering van [gedaagde] om het relatiebeding te schorsen werd afgewezen, omdat hij niet had aangetoond dat zijn belangen zwaarder wogen dan die van NLS.

De proceskosten werden toegewezen aan NLS, en de rechtbank verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis is uitgesproken door mr. J.J. Janssen, kantonrechter in Eindhoven, op 14 september 2021.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats Eindhoven
Zaaknummer : 9305290
Rolnummer : 21-4046
Vonnis in kort geding van 14 september 2021
in de zaak van:
Nordeon Lighting Solutions B.V.,
gevestigd in Eindhoven,
eiseres in conventie,
verweerster in voorwaardelijke reconventie,
gemachtigde: mr. D.G. Veldhuijzen,
t e g e n :
[gedaagde] ,
wonend in [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in voorwaardelijke reconventie,
gemachtigde: mr. N. Mauer.
Partijen worden hierna genoemd “NLS” en “ [gedaagde] ”.

1.Het verloop van het geding

Dit blijkt uit het volgende:
de dagvaarding met producties 1 tot en met 23;
de conclusie van antwoord in conventie, tevens houdend voorwaardelijke eis in reconventie, met producties 1 tot en met 11;
de producties 24 tot en met 26 van de zijde van NLS;
e mondelinge behandeling die op 31 augustus 2021 door middel van een digitale beeld- en geluidverbinding (skype) heeft plaatsgevonden, waarbij partijen de standpunten nader hebben toegelicht, NLS mede aan de hand van spreekaantekeningen die op voorhand aan de rechtbank en [gedaagde] zijn toegezonden;
ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
[gedaagde] is op 1 januari 2009 in dienst getreden van LEDNED B.V.
LEDNED B.V. is per 1 januari 2017 overgenomen door Nordeon Group.
2.2
De arbeidsovereenkomst tussen Nordeon Group en [gedaagde] is op 30 november 2016 aangegaan voor bepaalde tijd, van 1 januari 2017 tot en met 31 juli 2017. In deze arbeidsovereenkomst is een relatiebeding (artikel 12) en een daarop rustend boetebeding (artikel 13) opgenomen.
Per 1 augustus 2017 is de arbeidsovereenkomst omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Partijen hebben daarbij afgesproken dat de voorwaarden en bedingen van toepassing blijven.
2.3
Eén van de vennootschappen die deel heeft uitgemaakt van de Nordeon Group was Nordeon GmbH. In het kader van een herstructurering zijn per medio 2020 de activiteiten van Nordeon GmbH overgenomen door Lighting Solutions GmbH. De verkoopactiviteiten van Nordeon Group worden vanaf medio 2020 geleid vanuit NLS GmbH.
Nordeon Group is medio 2020 gefuseerd met en juridisch verdwenen in de verkrijgende Luxemburgse vennootschap Experience Brands S.a.r.l. Tegelijkertijd is NLS opgericht om de Nederlandse werknemers in dienst te kunnen houden van een Nederlandse vennootschap. De verkoopmedewerknemers die in dienst waren van Nordeon Group zijn werkzaam gebleven onder leiding en toezicht van het Duitse verkoopmanagement. Per 1 juli 2020 verricht NLS op basis van een tussen NLS en NLS GmbH gesloten service-level agreement promotie- en verkoopactiviteiten met betrekking tot de door NLS GmbH ontwikkelde, geproduceerde en gedistribueerde lichtlijnen.
2.4
Per 1 juli 2020 is [gedaagde] in dienst getreden van NLS. Bij brief van 30 juni 2020 heeft NLS [gedaagde] bevestigd dat door het overzetten van de arbeidsovereenkomst van Nordeon Group naar NLS alle voorwaarden en bedingen onverkort van toepassing blijven. [gedaagde] heeft de brief voor akkoord ondertekend.
2.5
[gedaagde] was tot het einde van zijn dienstverband werkzaam als Key Accountmanager & Business Development.
2.6
In verband met een reorganisatie is de functie van [gedaagde] vervallen. NLS heeft in verband daarmee een ontslagaanvraag bij het UWV ingediend.
2.7
Partijen hebben op 31 december 2020 een minnelijke regeling bereikt door middel van het sluiten van een beëindigingsovereenkomst ex artikel 7:670b BW, tevens een vaststellingsovereenkomst ex artikel 7:900 e.v. BW. Daarmee was de procedure bij het UWV van de baan.
2.8
Artikel 7 van de vaststellingsovereenkomst luidt:
Het geheimhoudingsbeding inclusief het daaraan gekoppelde boetebeding zoals reeds opgenomen in artikel 7 en 13 van de arbeidsovereenkomst d.d. 30 november 2016 en het relatiebeding inclusief het daaraan gekoppelde boetebeding zoals opgenomen in artikel 12 en 13 van de arbeidsovereenkomst d.d. 30 november 2016 blijven na de Beëindigingsdatum onverkort gehandhaafd. De overige postcontractuele bedingen zoals opgenomen in de arbeidsovereenkomst van 30 november 2016 komen na de Beeindigingsdatum te vervallen.”
2.9
[gedaagde] heeft geen gebruik gemaakt van de wettelijke bedenktermijn van veertien dagen.
2.1
[gedaagde] is in dienst getreden bij Koledo. Koledo is een concurrent van NLS.

3.Het geschil

in conventie
3.1
De vordering van NLS strekt, kort samengevat, tot het verkrijgen van een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 254 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering hierin bestaande:
[gedaagde] te gebieden tot onverkorte naleving van het relatiebeding tot 1 april 2022, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,00 per dag of een gedeelte daarvan dat [gedaagde] daarmee geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft;
[gedaagde] te veroordelen om binnen zeven dagen na betekening van het te wijzen vonnis bij wijze van voorschot van € 15.000,00 aan boete ex artikel 13 van de arbeidsovereenkomst en 7.1. van de vaststellingsovereenkomst aan NLS te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover tot de dag van de algehele voldoening;
[gedaagde] te veroordelen in de kosten van het geding als precies omschreven in de dagvaarding
NLS legt daaraan, zakelijk weergegeven, het volgende ten grondslag.
Het relatiebeding is rechtsgeldig overeengekomen. Door het aangaan van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd per 1 augustus 2017 en het schriftelijk instemmen met toepassing van het relatiebeding door [gedaagde] is het beding opnieuw overeengekomen.
Het relatiebeding maakt bovendien deel uit van de vaststellingsovereenkomst. Door de ondertekening van de vaststellingsovereenkomst is [gedaagde] tot 1 april 2022 gebonden aan het relatiebeding.
[gedaagde] heeft het relatiebeding overtreden. Ondanks verschillende verzoeken en sommaties weigert [gedaagde] het relatiebeding te respecteren. [gedaagde] is daarom de aan het relatiebeding gekoppelde boete verschuldigd.
3.2
[gedaagde] voert, kort weergegeven, het volgende verweer.
NLS heeft geen spoedeisend belang bij haar vordering. NLS was geen contractspartij bij de arbeidsovereenkomst van 30 november 2016, noch is zij de rechtsopvolgster van Nordeon Group en zij kan dus geen rechten ontlenen aan die arbeidsovereenkomst of aan het (nietige) relatiebeding daaruit. Bovendien is NLS een zogenoemde personeels-B.V., zonder eigen activiteiten en dus ook zonder eigen relaties.
Het relatiebeding in de arbeidsovereenkomst van 30 november 2016 dat hij met Nordeon Group is overeengekomen is nietig omdat een schriftelijke onderbouwing van zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelangen ontbreekt. Daarna is de arbeidsovereenkomst omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Een concrete verwijzing naar het relatiebeding ontbreekt in deze overeenkomst en [gedaagde] heeft zich niet uitdrukkelijk akkoord verklaard met toepassing van het relatiebeding.
Bovendien is de arbeidsovereenkomst tussen Nordeon Group en [gedaagde] per 1 juli 2020 beëindigd zodat, als het relatiebeding al geldig zou zijn overeengekomen, de looptijd van dit relatiebeding per 1 juli 2021 is verstreken.
In de vaststellingsovereenkomst wordt verwezen naar een relatiebeding waaraan NLS geen rechten kan ontlenen, omdat het was overeengekomen tussen [gedaagde] en Nordeon Group. Dit beding is verder ook nietig en deze nietigheid werkt door. Het beroep van NLS op artikel 7:902 BW gaat niet op, omdat geen sprake was van een geschil over een relatiebeding of de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Partijen mochten dus niet afwijken van (semi)dwingend recht, zoals artikel 7:653 BW.
NLS heeft geen spoedeisend belang bij een voorschot op de boetes. NLS heeft haar vordering ten aanzien van het voorschot op verbeurde boetes niet gemotiveerd.
Er is ook sprake van een restitutierisico. NLS heeft diverse kostenbesparingen doorgevoerd en staat er kennelijk financieel niet rooskleurig voor.
in voorwaardelijke reconventie (voorwaardelijke tegenvordering)
3.3
Voorwaardelijk, voor zover NLS wel een spoedeisend belang heeft bij haar vordering én het relatiebeding van Nordeon Group wel van toepassing is, vordert [gedaagde] dat het relatiebeding geheel of gedeeltelijk wordt geschorst. Daarnaast vordert hij matiging van de boetes en/of dwangsommen tot nihil.
Hij heeft een spoedeisend belang bij zijn vordering. Hij heeft geen idee wie zijn werkgever in de zin van het relatiebeding is en wie de relaties van die werkgever zijn.
Hij wordt in verhouding tot het door NLS te beschermen belang door het relatiebeding onbillijk benadeeld.
Volledige toepassing van het boetebeding leidt tot een onaanvaardbaar resultaat.
3.4
NLS voert aan dat de (voorwaardelijke) tegenvordering moet worden afgewezen.
3.5
Op de overige stellingen van partijen, voor zover relevant, zal hierna worden ingegaan.

4.De beoordeling

In conventie en voorwaardelijke reconventie
4.1
De vordering van NLS (conventie) en de voorwaardelijke tegenvordering (voorwaardelijke reconventie) van [gedaagde] worden vanwege hun nauwe samenhang gezamenlijk behandeld.
Kader
4.2
In deze procedure, die strekt tot het treffen van een voorlopige voorziening, dient de vordering alleen te worden toegewezen indien voldoende aannemelijk is dat dezelfde vordering in een gewone (bodem)procedure wordt toegewezen en een afweging van de belangen van partijen het rechtvaardigt om op de uitkomst vooruit te lopen.
Spoedeisendheid
4.3
De spoedeisendheid van de vordering van NLS is door [gedaagde] bestreden. NLS heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij, gelet op de beperkte duur van het relatiebeding en uit het oogpunt van schadebeperking, een bodemzaak niet kan afwachten. NLS is daarom ontvankelijk in haar vordering.
Relatiebeding
4.4
Naar het oordeel van de kantonrechter is door het sluiten van de vaststellingsovereenkomst op 31 december 2020 de vraag of het relatiebeding in de op 30 november 2016 gesloten arbeidsovereenkomst en de daaropvolgende arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd per 1 augustus 2017 rechtsgeldig is overeengekomen, niet meer relevant. Dat in de vaststellingsovereenkomst wordt verwezen naar een relatiebeding dat mogelijk niet rechtsgeldig is overeengekomen is niet doorslaggevend voor de geldigheid van het beding in de vaststellingsovereenkomst. Hierbij wordt aangetekend dat, anders dan [gedaagde] betoogt, artikel 7:902 BW hier wél kan worden toegepast, omdat uit de stukken volgt dat er sprake was van een geschil met betrekking tot het beëindigen van de arbeidsovereenkomst. NLS had immers een ontslagprocedure bij het UWV in gang gezet en partijen hebben uiteindelijk besloten in onderling overleg uit elkaar te gaan door middel van de vaststellingsovereenkomst..
Met het sluiten van de vaststellingsovereenkomst is opnieuw een relatiebeding aangegaan. In artikel 7 staat: (…)
en het relatiebeding inclusief het daaraan gekoppelde boetebeding zoals opgenomen in artikel 12 en 13 van de arbeidsovereenkomst d.d. 30 november 2016 blijven na de beëindigingsdatum onverkort gehandhaafd.
De reikwijdte van het relatiebeding moet voor [gedaagde] duidelijk zijn geweest. [gedaagde] had tijdens de zes wekende durende onderhandelingen over een minnelijke regeling die heeft geleid tot de vaststellingsovereenkomst juridische bijstand. Nu de vaststellingsovereenkomst is gesloten tussen [gedaagde] en NLS, geldt het relatiebeding tussen deze partijen. Dat NLS geen partij was bij de arbeidsoverkomst waarin het oorspronkelijke relatiebeding was opgenomen, doet hieraan niet af. Evenmin is van belang de stelling van [gedaagde] dat NLS slechts een ‘personeels-B.V.’ zou zijn zonder eigen relaties. Van de zijde van NLS is in dit verband immers ter zitting, onder verwijzing naar productie 24, toegelicht dat de contracten met derden worden aangegaan door NLS GmbH en dat NLS de verkoopactiviteiten voor NLS GmbH verricht op basis van een Service Level Agreement. Dit is niet althans onvoldoende gemotiveerd weersproken. Gelet hierop kan niet worden geconcludeerd dat NLS geen relaties heeft en bovendien valt zonder nadere toelichting van de zijde van [gedaagde] – die ontbreekt – niet in te zien tot welke concrete problemen de hiervoor beschreven constructie tussen NLS en NLS GmbH zou leiden bij de uitleg van het relatiebeding.
Duur
4.5
In het relatiebeding is vastgelegd dat werknemer voor de duur van één jaar na het einde van de arbeidsovereenkomst aan dit beding kan worden gehouden. Dat is niet voor misverstand vatbaar en betekent dat [gedaagde] in ieder geval vanaf 1 april 2021, de datum waarop de arbeidsovereenkomst tussen partijen is beëindigd, tot 1 april 2022, zonder toestemming van NLS geen arbeidsrelatie mag aangaan, contacten onderhouden of leggen met relaties van NLS.
Relatiebeding overtreden
4.6
Vervolgens moet worden beoordeeld of [gedaagde] het relatiebeding heeft overtreden.
[gedaagde] heeft in ieder geval Euro-Luce BVBA (hierna: Euro-Luce), een belangrijke relatie van NLS, op 10 mei 2021 in Zottegem bezocht. Dat blijkt uit de e-mail van 11 mei 2021 van [gedaagde] aan [A] van Euro-Luce waarin hij dat gesprek bevestigt en verwijst naar informatie in de bijlage. Als bijlage bij die e-mail is een brochure van Koledo, een concurrent van NLS, gevoegd. In de e-mail van 14 mei 2021 van diezelfde [A] aan NLS bevestigt [A] dat [gedaagde] Euro-Luce namens zijn nieuwe werkgever Koledo heeft bezocht en Euro-Luce aansluitend informatie over producten van Koledo heeft gezonden. Daaruit kan geen andere conclusie worden getrokken dan dat [gedaagde] het relatiebeding heeft overtreden. De vordering van NLS om [gedaagde] te gebieden het relatiebeding na te leven wordt toegewezen. Tevens zal hier een dwangsom aan worden verbonden, omdat de in de vaststellingsovereenkomst opgenomen boete [gedaagde] er niet van heeft weerhouden het relatiebeding te overtreden.
Boete
4.7
Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande in een veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid geboden. De rechter zal daarbij niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de rechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar - kort gezegd - het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening.
NLS heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit haar spoedeisend belang bij de betaling van verbeurde contractuele boetes kan worden afgeleid. Bovendien kan aan de hand van de overgelegde stukken op dit moment onvoldoende worden bepaald in welke mate [gedaagde] het relatiebeding heeft geschonden. Hoewel duidelijk is dát hij relaties van NLS heeft benaderd, kan niet worden vastgesteld om hoeveel en welke relaties het exact gaat en of [gedaagde] bij het benaderen steeds wist of had kunnen weten dat het betreffende bedrijf onder het relatiebeding viel. Een lijst met klanten van NLS die onder het relatiebeding vallen is niet voorhanden. Met betrekking tot deze punten is nadere bewijslevering nodig, waarvoor in kort geding geen ruimte bestaat.
De vordering ten aanzien van betaling van verbeurde boetes en de wettelijke rente wordt daarom afgewezen.
Schorsing relatiebeding
4.8
De voorwaarden waaronder [gedaagde] zijn tegenvordering heeft ingesteld (NLS heeft een spoedeisend belang bij haar vordering en het relatiebeding is van toepassing) zijn gerealiseerd. Daarom moet die tegenvordering worden beoordeeld.
Voor schorsing van het relatiebeding, volledig dan wel gedeeltelijk, is geen grond. [gedaagde] heeft ook niet onderbouwd waarom zijn belangen bij schorsing van het relatiebeding zwaarder zouden moeten wegen dan die van NLS.
Het relatiebeding heeft slechts een beperkte duur, één jaar. Bovendien is gesteld noch gebleken dat het relatiebeding voortzetting van het dienstverband van [gedaagde] bij Koledo onmogelijk of inhoudsloos maakt. De voorwaardelijke tegenvordering wordt op dit onderdeel afgewezen.
Matiging boete
4.9
Voor zover [gedaagde] matiging van de boete vordert heeft hij, gelet op hetgeen hiervoor onder 4.7 is overwogen geen belang. Dit onderdeel van de tegenvordering wordt daarom afgewezen.
Proceskosten
4.1
[gedaagde] wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure zowel in conventie als in voorwaardelijke reconventie.
De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen vanaf de 15e dag nadat [gedaagde] schriftelijk tot betaling van deze kosten is aangemaand. Voor een kortere termijn ziet de kantonrechter geen grond.

5.De beslissing

De kantonrechter, rechtdoende in kort geding:
in conventie
- gebiedt [gedaagde] tot onverkorte naleving van het relatiebeding tot 1 april 2022, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.500,- per dag of een gedeelte daarvan dat [gedaagde] daarmee geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft, echter tot een maximum van € 100.000,-;
in voorwaardelijke reconventie
- wijst de vordering af;
in conventie en voorwaardelijke reconventie
- veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, aan de zijde van NLS tot vandaag vastgesteld op € 100,32 aan explootkosten, € 126,- aan griffierecht en € 1.120,50 als bijdrage in het salaris van de gemachtigde (niet met btw belast), met de wettelijke rente hierover vanaf de 15e dag nadat [gedaagde] schriftelijk tot betaling van deze kosten is aangemaand.
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Janssen, kantonrechter in Eindhoven, en in het openbaar uitgesproken op 14 september 2021.