Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
uitspraak van de voorzieningenrechter van 9 september 2021 in de zaak tussen
[verzoeker] , handelend onder de naam [naam] , uit [vestigingsplaats] , verzoeker,
:E. Engels).
Rechtbank Oost-Brabant
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 9 september 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, exploitant van een café, had een brief ontvangen van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Someren, waarin een informele waarschuwing werd gegeven met betrekking tot overtredingen van coronamaatregelen. De brief, gedateerd 18 mei 2021, werd door verzoeker opgevat als een besluit en hiertegen werd bezwaar gemaakt. Verzoeker vroeg de rechtbank om de werking van dit besluit te schorsen.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de brief van 18 mei 2021 geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Beide partijen waren het erover eens dat de brief geen besluit was, maar de voorzieningenrechter moest dit ambtshalve beoordelen. De rechter concludeerde dat de waarschuwing geen besluit is en ook niet gelijkgesteld kan worden met een besluit, omdat het geen publiekrechtelijke rechtshandeling betreft. De waarschuwing heeft slechts een geldigheidsduur tot 31 december 2021 en de eventuele negatieve gevolgen zijn tijdsgebonden, waardoor verzoeker deze effectief kan bestrijden.
Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Echter, de voorzieningenrechter bepaalde dat het college het door verzoeker betaalde griffierecht moest vergoeden, omdat in de brief ten onrechte was vermeld dat het om een besluit ging. Ook werd het college veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan verzoeker. De uitspraak werd openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.