Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.De zaak in het kort
2.De procedure
3.De feiten
4.Het geschil
in conventie
5.De beoordeling
ongerechtvaardigdeverrijking of een
onverschuldigdebetaling is dan geen sprake.
Rechtbank Oost-Brabant
In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, hebben twee ex-samenwoners, aangeduid als eiser en gedaagde, geschil over diverse financiële vorderingen die voortvloeien uit hun beëindigde relatie. De eiser vordert in totaal € 54.413,98 van de gedaagde, bestaande uit kosten voor een keuken, vloertegels, meubilair, vakantiekosten en hypotheeklasten. De gedaagde heeft verweer gevoerd en vorderingen in reconventie ingesteld, waaronder een bedrag van € 2.352,99 voor een geluidsinstallatie en € 14.000,- voor kosten van een vakantie in Italië en huishoudkosten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen niet getrouwd zijn geweest en geen geregistreerd partnerschap hebben gehad, waardoor de vermogensrechtelijke verhouding niet onder de regels van het Burgerlijk Wetboek valt die gelden voor echtgenoten. De rechtbank heeft de vorderingen van de eiser afgewezen, omdat hij onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claims. De rechtbank oordeelt dat de eiser niet kan aantonen dat hij ongerechtvaardigd is verrijkt of dat er onverschuldigd is betaald voor de gevorderde bedragen. De gedaagde's vorderingen in reconventie zijn eveneens afgewezen, omdat de voorwaarde voor behandeling niet is vervuld.
De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken op 25 augustus 2021 door mr. A. de Boer.