ECLI:NL:RBOBR:2021:4685

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
25 augustus 2021
Publicatiedatum
30 augustus 2021
Zaaknummer
C-01-363018 - HA ZA 20-625
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vorderingen tussen ex-samenwoners over betalingen tijdens de relatie

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, hebben twee ex-samenwoners, aangeduid als eiser en gedaagde, geschil over diverse financiële vorderingen die voortvloeien uit hun beëindigde relatie. De eiser vordert in totaal € 54.413,98 van de gedaagde, bestaande uit kosten voor een keuken, vloertegels, meubilair, vakantiekosten en hypotheeklasten. De gedaagde heeft verweer gevoerd en vorderingen in reconventie ingesteld, waaronder een bedrag van € 2.352,99 voor een geluidsinstallatie en € 14.000,- voor kosten van een vakantie in Italië en huishoudkosten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen niet getrouwd zijn geweest en geen geregistreerd partnerschap hebben gehad, waardoor de vermogensrechtelijke verhouding niet onder de regels van het Burgerlijk Wetboek valt die gelden voor echtgenoten. De rechtbank heeft de vorderingen van de eiser afgewezen, omdat hij onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claims. De rechtbank oordeelt dat de eiser niet kan aantonen dat hij ongerechtvaardigd is verrijkt of dat er onverschuldigd is betaald voor de gevorderde bedragen. De gedaagde's vorderingen in reconventie zijn eveneens afgewezen, omdat de voorwaarde voor behandeling niet is vervuld.

De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken op 25 augustus 2021 door mr. A. de Boer.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/363018 / HA ZA 20-625
Vonnis van 25 augustus 2021
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. M.M. Dezfouli te 's-Gravenhage,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. A.A.J. Soffers te Drunen.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De zaak in het kort

[eiser] en [gedaagde] hadden een relatie, maar deze is inmiddels geëindigd. Zij zijn niet getrouwd (geweest), hebben geen geregistreerd partnerschap (gehad) en hebben geen samenlevingsovereenkomst gesloten. [eiser] vordert diverse bedragen (van in totaal € 54.413,98) in verband met betalingen die hij heeft verricht toen partijen nog een relatie hadden. [gedaagde] heeft verweer gevoerd en vorderingen in voorwaardelijke en in onvoorwaardelijke reconventie ingesteld. De rechtbank komt tot het oordeel dat de vorderingen over en weer moeten worden afgewezen. Hoe zij tot haar oordeel komt, wordt hierna, bij ‘De beoordeling’, weergegeven.

2.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 12 juli 2021. Aan het slot van de zitting heeft de rechtbank beslist dat schriftelijk uitspraak zal worden gedaan.

3.De feiten

3.1.
Partijen hebben gedurende (in totaal) negen jaar een relatie gehad. Zij zijn niet getrouwd (geweest), hebben geen geregistreerd partnerschap (gehad) en hebben geen samenlevingsovereenkomst gesloten. De relatie is in 2018 geëindigd.
3.2.
Tijdens hun relatie hebben partijen samengewoond in een woning die eigendom was van [gedaagde] . Toen de relatie is geëindigd heeft [eiser] de woning verlaten.

4.Het geschil

in conventie

4.1.
[eiser] vordert [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 54.414,00 (in de eis in de dagvaarding staat € 55.414,-, maar [eiser] heeft ter zitting aangegeven dat dit een verschrijving is en € 54.414,- moet zijn), te vermeerderen met rente en kosten. Het gevorderde bedrag bestaat uit de volgende posten:
Keuken € 12.479,04
Vloertegels € 4.000,-
Meubilair en apparatuur € 9.914,95
Vakantiekosten € 2.161,99
Bijdrage hypotheeklasten € 25.858,-
Totaal € 54.413,98
4.2.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering.
4.3.
De gronden waarop [eiser] zijn vordering baseert worden hierna per onderdeel behandeld. Ook wordt dan hetgeen [gedaagde] daartegen heeft aangevoerd behandeld, voor zover relevant.
in reconventie
4.4.
[gedaagde] vordert in onvoorwaardelijke reconventie [eiser] te veroordelen tot betaling van € 2.352,99, te vermeerderen met rente. Dit bedrag ziet op een gekochte geluidsinstallatie. Verder vordert [gedaagde] in voorwaardelijke reconventie (indien en voor zover [gedaagde] in conventie (deels) wordt veroordeeld tot betaling) [eiser] te veroordelen tot betaling van € 14.000,- en [gedaagde] toe te staan dit bedrag te verrekenen met het bedrag dat [gedaagde] in conventie moet betalen. Het bedrag van € 14.000,- bestaat uit € 2.000,- aan door haar betaalde kosten voor een vakantie in Italië en € 12.000,- als vergoeding voor kosten in de huishouding over de periodes waarin [eiser] naar rato minder heeft bijgedragen.
4.5.
[eiser] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen in reconventie.
4.6.
De gronden waarop [gedaagde] haar vordering baseert en hetgeen [eiser] daartegen heeft aangevoerd wordt hierna behandeld, voor zover relevant.

5.De beoordeling

5.1.
Vaststaat dat partijen niet zijn getrouwd (geweest), geen geregistreerd partnerschap hebben (gehad) en geen samenlevingsovereenkomst hebben gesloten. Hun vermogensrechtelijke verhouding wordt niet bepaald door de regels die in de titels 6-8 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) voor echtgenoten en geregistreerd partners zijn opgenomen (vgl. HR 10 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:707). Het is aan de hand van het algemene verbintenissenrecht dat moet beoordeeld worden of er een vergoedingsrecht geldend kan worden gemaakt. Dat wordt hierna gedaan.
in conventie
Keuken en vloertegels
5.2.
Volgens [eiser] heeft hij ten tijde van de relatie € 4.000,- voor vloertegels en € 12.479,04 voor een nieuwe keuken in de woning van [gedaagde] betaald en is [gedaagde] gehouden deze bedragen (terug) te betalen.
5.3.
Aan zijn vordering legt [eiser] allereerst ten grondslag dat sprake is van een (normale) gemeenschap (naar de rechtbank begrijpt: in de zin van artikel 3:166 BW) en dat deze moeten worden verdeeld. Dit standpunt volgt de rechtbank niet. De keuken en de vloertegels zijn eigendom van [gedaagde] (aangezien zij ook eigenares is van de woning). Niet is gesteld, noch is gebleken dat [eiser] mede-eigenaar is van de keuken en vloertegels, zodat van een gemeenschap geen sprake is. Er valt dan ook niets te verdelen.
5.4.
[eiser] heeft verder bij dagvaarding gesteld dat hij heeft geïnvesteerd in het huis, omdat partijen hadden afgesproken dat hij de helft van het huis zou krijgen. [gedaagde] heeft dit betwist. Volgens haar is een dergelijke afspraak nooit gemaakt. [eiser] heeft – tegenover [gedaagde] betwisting – de afspraak niet onderbouwd. Op vragen over de afspraak heeft [eiser] ter zitting uitgelegd dat partijen hadden afgesproken dat pas als de kinderen (van [gedaagde] ) het huis uit zouden zijn, partijen afspraken zouden maken over ‘hoe zij het gingen regelen’ en dat hij daarmee bedoelde of ze zouden trouwen of bijvoorbeeld een samenlevingscontract sluiten. Uit deze verklaring blijkt niet dat was afgesproken dat [eiser] de helft van de woning zou krijgen. Naar het oordeel van de rechtbank staat dus niet vast dat deze afspraak is gemaakt. Dit kan dus geen grondslag vormen voor deze vordering.
5.5.
[eiser] heeft voorts gesteld dat [gedaagde] ongerechtvaardigd is verrijkt door de vloertegels en de keuken althans dat hij daarvoor onverschuldigd heeft betaald en dat [gedaagde] daarom gehouden is de kosten van de keuken en tegels (terug) te betalen. [gedaagde] heeft betwist dat [eiser] de tegels heeft betaald en verder toegelicht dat partijen hadden afgesproken dat [eiser] de keuken zou betalen en dat zij de tegels zou betalen (en de elektricien en loodgieter).
5.6.
De rechtbank oordeelt hierover als volgt.
5.7.
[eiser] heeft – tegenover [gedaagde] betwisting – onvoldoende onderbouwd dat hij de vloertegels heeft betaald. Het staat vast dat de tegels zijn betaald vanaf de rekening van [gedaagde] . Ter zitting heeft [eiser] toegelicht dat hij maandelijks bedragen heeft overgemaakt op de rekening van [gedaagde] en dat [gedaagde] van het overschot dat daardoor op de rekening stond de vloertegels heeft kunnen kopen, maar dit is onvoldoende om te concluderen dat [eiser] dus de vloertegels heeft betaald. Niet is toegelicht waarom de overgemaakte bedragen verband houden met de vloertegels. De bedragen die hij heeft overgemaakt kunnen ook op andere uitgaven zien. Het staat dan ook niet vast dat [eiser] de tegels heeft betaald. Van een ongerechtvaardigde verrijking of onverschuldigde betaling ten aanzien van de tegels is dus geen sprake.
5.8.
Wat betreft de vordering tot (terug)betaling van de kosten van de keuken, geldt het volgende. [gedaagde] heeft het verweer gevoerd dat partijen hadden afgesproken dat [eiser] de keuken zou betalen als zij de tegels zou betalen. Zij heeft ter zitting toegelicht dat zij tegen [eiser] heeft gezegd dat zij de keuken niet kon betalen, dat [eiser] toen heeft gezegd “Prima, ik betaal de keuken wel”, en dat zij heeft aangeboden de tegels te betalen als hij de keuken zou betalen. [eiser] heeft deze afspraak onvoldoende betwist. Ter zitting heeft hij slechts gesteld zich de afspraak niet te herinneren, maar dat is onvoldoende, zeker omdat hij ter zitting ook heeft gezegd dat het kan kloppen dat is besproken dat hij de keuken zou betalen en dat [gedaagde] voor de tegels zou betalen. Dat partijen hebben afgesproken dat als [eiser] de keuken zou betalen [gedaagde] de tegels zou betalen staat dus vast. Het staat bovendien vast dat de vloertegels zijn betaald vanuit de rekening van [gedaagde] .
5.9.
Uit de afspraak dat [eiser] voor de keuken zou betalen en [gedaagde] voor de tegels volgt dat [gedaagde] niet ongerechtvaardigd is verrijkt, noch dat [eiser] [gedaagde] onverschuldigd heeft betaald. De betaling voor de keuken vindt haar rechtvaardiging / rechtsgrond in de afspraak dat [eiser] de keuken zou betalen. Van een
ongerechtvaardigdeverrijking of een
onverschuldigdebetaling is dan geen sprake.
5.10.
Bovendien staat het niet vast dat [gedaagde] is verrijkt. [gedaagde] heeft betwist dat sprake is van een waardevermeerdering, waarop [eiser] zijn stelling onvoldoende nader heeft onderbouwd. Ook heeft [gedaagde] betwist dat zij de kosten voor de keuken had gemaakt als [eiser] deze niet had gemaakt, hetgeen [eiser] niet heeft weersproken. Het staan dan niet vast dat [eiser] ervoor heeft gezorgd dat [gedaagde] zich kosten heeft bespaard.
5.11.
Uit het arrest HR 10 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:707 volgt nog dat voor partners die samenwonen zonder huwelijk of geregistreerd partnerschap onder bijzondere omstandigheden een vergoedingsrecht kan voortvloeien uit de in artikel 6:2 lid 1 BW bedoelde eisen van redelijkheid en billijkheid. Uit het genoemd arrest volgt dat degene die aanspraak maakt op vergoeding bijzondere feiten en omstandigheden dient te stellen die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen dat er een vergoedingsrecht is jegens de ander. Voor zover [eiser] een beroep op artikel 6:2 BW heeft willen doen, heeft hij echter onvoldoende (bijzondere) omstandigheden gesteld die een beroep daarop rechtvaardigen. Het enkel feit dat [eiser] heeft betaald voor een keuken waar hij nu geen gebruik meer van kan maken, is daartoe onvoldoende.
5.12.
De conclusie is dat [gedaagde] niet gehouden is € 4.000,- en € 12.479,04 aan kosten voor de vloertegels en voor de keuken (terug) te betalen.
Meubilair en apparatuur
5.13.
Bij dagvaarding stelt [eiser] dat hij investeringen in het huis van [gedaagde] heeft gedaan, waaronder € 9.914,95 voor “verschillende meubilair en apparatuur”. Op vragen hierover ter zitting heeft [eiser] verklaard dat dit over verbouwingen in de tuin gaat. De rechtbank is van oordeel dat [eiser] deze vordering (ad € 9.914,95) hiermee ruim onvoldoende heeft onderbouwd. Noch in de dagvaarding, noch ter zitting is toegelicht om welk meubilair, apparatuur en/of tuinverbouwingen het precies gaat en wat de grondslag is van de vordering. [eiser] heeft ter zitting gesteld dat het gevorderde bedrag het totaal is van extra kosten die in 2017 en in 2018 zijn gemaakt, maar het is onduidelijk of die bedragen op meubilair, op apparatuur of op iets anders zien. [eiser] heeft wat dit deel van de vordering betreft niet voldaan aan zijn stelplicht. [gedaagde] is dus niet gehouden dit bedrag aan [eiser] (terug) te betalen.
Vakantiekosten (Curaçao)
5.14.
[eiser] heeft ter zitting toegelicht dat hij vrijwel alle uitgaven voor een vakantie op Curaçao heeft bekostigd en dat hij betaling van de helft hiervan (die hij begroot op € 2.161,99) (terug)vordert.
5.15.
Volgens [gedaagde] heeft zij vóór de vakantie aangegeven dat zij de vakantie niet kon betalen, waarop [eiser] heeft aangegeven dat dat geen probleem was, omdat hij de vakantie zou bekostigen. Partijen hebben daarop, aldus [gedaagde] , afgesproken dat [eiser] de vakantie op Curaçao grotendeels zou betalen en dat [gedaagde] af en toe wat zou betalen.
5.16.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiser] dit betoog van [gedaagde] onvoldoende betwist. Tet zitting heeft [eiser] in reactie op dit betoog slechts verklaard dat hij zich de afspraak niet kon herinneren. Dit is onvoldoende. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat [eiser] in dit kader ook heeft verklaard dat hij uitging ‘van een levenslange relatie’ en “Het maakt dan niet uit wie wat betaalt”. Het staat naar het oordeel van de rechtbank dan ook vast dat partijen hebben afgesproken dat [eiser] de vakantie grotendeels zou betalen en dat [gedaagde] af en toe wat zou betalen.
5.17.
Voor zover [eiser] heeft willen betogen dat [gedaagde] ongerechtvaardigd is verrijkt of dat er onverschuldigd is betaald doordat [eiser] de vakantie op Curaçao heeft betaald, volgt uit deze afspraak dat hiervan geen sprake is. De betaling voor de vakantie op Curaçao vindt haar rechtvaardiging / rechtsgrond in de afspraak dat [eiser] de vakantie grotendeels zou betalen. Dat er een andere rechtsgrond is op basis waarvan [gedaagde] de kosten voor de vakantie op Curaçao moet (terug)betalen is niet gesteld of gebleken. Voor zover [eiser] een beroep op artikel 6:2 BW heeft willen doen, heeft hij onvoldoende (bijzondere) omstandigheden gesteld die een beroep daarop rechtvaardigen.
Hypotheeklasten
5.18.
[eiser] heeft aangevoerd dat hij gedurende de relatie € 51.716,05 heeft betaald aan [gedaagde] als bijdrage aan de huishoudkosten en de hypotheeklasten. Hij schat in dat hij de helft hiervan (€ 25.858,-) heeft betaald aan hypotheeklasten. Dit bedrag vordert hij terug aangezien hij geen eigenaar is van de woning en hij toch heeft bijgedragen aan de kosten van de hypothecaire lening.
5.19.
[gedaagde] betwist niet dat de bedragen zijn overgemaakt, maar volgens haar zijn de bedragen geheel opgegaan aan huishoudkosten. Verder heeft [eiser] profijt gehad van de hypothecaire geldlening, omdat hij in de woning van [gedaagde] heeft kunnen wonen, aldus [gedaagde] .
5.20.
De rechtbank oordeelt hierover als volgt. Partijen zijn het erover eens dat bijdragen van [eiser] aan de gezamenlijke huishouding niet vergoed hoeven te worden door [gedaagde] . [eiser] heeft tegenover de stelling van [gedaagde] dat de bijdragen van [eiser] (in het geheel) zagen op de huishoudkosten, onvoldoende onderbouwd dat hij ook heeft betaald voor de hypotheeklasten. Door [gedaagde] is gesteld dat de maandelijkse huishoudkosten (voor boodschappen, stappen, verzekeringen, auto etc.) tussen de € 1.000,- en € 1.500,- waren. Volgens [eiser] waren de maandelijkse (huishoud)kosten ongeveer € 800,- aan boodschappen en € 180,- aan gas, water en licht. Ook [eiser] komt dus op een maandelijks bedrag van circa € 1.000,-. [eiser] stelt in 9 jaar via maandelijkse betalingen € 51.716,05 aan [gedaagde] te hebben betaald. [eiser] gemiddelde maandelijkse bijdrage was dan circa € 479,- (= € 51.716,05 : 108 (12 maanden x 9 jaar)). Dit is minder dan de helft van de maandelijkse huishoudkosten van € 1.000,-. Niet is gesteld dat partijen een afspraak hadden gemaakt over de verdeling van de bijdrage aan de huishoudelijke kosten, zodat uit wordt gegaan van een verdeling bij helfte. Niet is vast komen te staan dat [eiser] meer dan de helft heeft betaald. De rechtbank gaat er daarom – met [gedaagde] – vanuit dat de bijdragen van [eiser] geheel aan de huishoudkosten zijn opgegaan. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, kan niet worden geconcludeerd dat [eiser] naast de huishoudkosten ook heeft meebetaald aan de hypotheeklasten.
5.21.
Bovendien, ook al heeft [eiser] bijgedragen aan de hypotheeklasten, betekent dat niet zonder meer dat hij recht heeft op (terug)betaling daarvan. [eiser] heeft immers ook woongenot gehad. [eiser] heeft niet, althans onvoldoende, onderbouwd gesteld waarom hij wel recht heeft op (terug)betaling hiervan.
5.22.
De conclusie is dat [gedaagde] niet gehouden is € 25.858,- aan bijdrage voor de hypotheeklasten (terug) te betalen.
Buitengerechtelijke incassokosten en rente
5.23.
De vordering om [gedaagde] in de buitengerechtelijke incassokosten en rente te veroordelen wordt afgewezen, omdat het niet vaststaat dat [gedaagde] enig bedrag aan [eiser] verschuldigd is.
in reconventie
Geluidsinstallatie en rente
5.24.
[gedaagde] vordert betaling van € 2.352,99, plus rente, omdat [gedaagde] dit bedrag zou hebben betaald voor een geluidsinstallatie en [eiser] de geluidsinstallatie zou hebben meengenomen nadat de relatie was geëindigd. Ter zitting heeft [gedaagde] echter erkend dat niet zij, maar [eiser] de geluidsinstallatie heeft betaald. Deze vordering wordt dan ook afgewezen, inclusief de vordering tot betaling van rente.
Vakantiekosten (Italië) en bijdrage aan de huishoudkosten
5.25.
[gedaagde] heeft in voorwaardelijke reconventie gevorderd [eiser] te veroordelen tot betaling van € 14.000,- in verband met door haar betaalde kosten voor een vakantie in Italië en als vergoeding voor kosten in de huishouding over de periodes waarin [eiser] naar rato minder heeft bijgedragen.
5.26.
De vordering is ingesteld onder de voorwaarde dat [gedaagde] in conventie (deels) zou worden veroordeeld tot betaling. Deze voorwaarde is niet vervuld. De voorwaardelijke vordering behoeft dan ook geen behandeling.
in conventie en in reconventie
Proceskosten
5.27.
Gelet op het feit dat partijen gewezen samenwoners zijn, ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten tussen hen te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat onvoldoende grond.

6.De beslissing

De rechtbank:
in conventie
6.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af;
6.2.
compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
in onvoorwaardelijke reconventie
6.3.
wijst de vordering van [gedaagde] af;
6.4.
compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
in voorwaardelijke reconventie
6.5.
verstaat dat de vorderingen geen behandeling behoeven.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. de Boer en in het openbaar uitgesproken op 25 augustus 2021.