ECLI:NL:RBOBR:2021:4636

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
26 augustus 2021
Publicatiedatum
26 augustus 2021
Zaaknummer
20/63 E
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van de functie Senior Tactische Opsporing aan eiseres na afwijzing van de RAAF-aanvraag

In deze zaak heeft eiseres, werkzaam bij de politie, verzocht om plaatsing in de functie van Senior Tactische Opsporing op basis van de Regeling aanvraag plaatsing op een andere dan de ambtenaar opgedragen functie (RAAF). Het verzoek werd aanvankelijk afgewezen door de korpschef van politie, waarna eiseres beroep aantekende. De rechtbank Oost-Brabant heeft in een tussenuitspraak van 19 april 2021 geoordeeld dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd was en verweerder de gelegenheid gegeven om het gebrek te herstellen. Na de heroverweging door verweerder, heeft eiseres opnieuw betoogd dat zij voldoet aan de niveaubepalende elementen van de functie. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres feitelijke werkzaamheden heeft verricht die in overwegende mate voldoen aan de vereisten voor de functie. De rechtbank heeft het besluit van 16 mei 2019 herroepen en bepaald dat eiseres met ingang van 10 januari 2017 moet worden geplaatst in de functie van Senior Tactische Opsporing. Tevens heeft de rechtbank bepaald dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht moet vergoeden en verweerder is veroordeeld in de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 20/63 einduitspraak na tussenuitspraak

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 augustus 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. D.C. Coppens),
en

de korpschef van politie, verweerder

(gemachtigde: mr. P.J.C. Garrels).

Procesverloop

Eiseres heeft verweerder verzocht haar te plaatsen in de functie Senior Tactische Opsporing (schaal 8) op grond van de Regeling aanvraag plaatsing op een andere dan de ambtenaar opgedragen functie (RAAF). Bij besluit van 16 mei 2019, verzonden op 20 mei 2019, heeft verweerder de aanvraag van eiseres afgewezen.
Bij besluit van 28 november 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Voor de motivering van zijn besluit heeft verweerder verwezen naar het advies van 20 november 2019 van de Bezwaarcommissie Regeling aanvraag plaatsing op een andere dan de ambtenaar opgedragen functie.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft wegens de coronamaatregelen plaatsgevonden via een Skype-beeldverbinding op 21 oktober 2020. Eiseres heeft daaraan deelgenomen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Na de zitting heeft de rechtbank uitspraak gedaan
Bij tussenuitspraak van 19 april 2021 heeft de rechtbank overwogen dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd en heeft zij verweerder in de gelegenheid gesteld het in de tussenuitspraak vermelde gebrek te herstellen. Op 20 mei 2021 heeft verweerder zijn reactie ingediend. Op 17 juni 2021 is hierop namens eiseres gereageerd. Verweerder heeft hierop bij brief van 1 juli 2021 gereageerd.
De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:57, tweede lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Inleiding
1. Deze procedure gaat over de RAAF aanvraag van eiseres van 16 april 2018. In deze aanvraag heeft eiseres gevraagd om per 10 januari 2017 te worden geplaatst in de functie van Senior Tactische Opsporing. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak van 19 april 2021. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist.
Korte weergave van de tussenuitspraak
2. In haar tussenuitspraak heeft de rechtbank overwogen dat voldoende aannemelijk is geworden dat eiseres werkzaamheden verricht binnen de tactische opsporing. Ook heeft de rechtbank geoordeeld dat voldoende aannemelijk is geworden dat eiseres in haar werkzaamheden heeft voldaan aan de niveaubepalende elementen van de functie Senior Tactische Opsporing, te weten 1) het maken van plannen van aanpak, 2) het verrichten van zaakscoördinatie en 3) het netwerken.
3. Daarnaast heeft de rechtbank in haar tussenuitspraak overwogen dat op grond van de stukken en de zitting, niet duidelijk is geworden of er nog andere niveaubepalende elementen zijn waaraan de werkzaamheden van eiseres moeten voldoen. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld het gebrek te herstellen. Daartoe dient verweerder een gemotiveerd standpunt innemen over de vraag of er verdere niveaubepalende elementen zijn in de functie Senior Tactische Opsporing, en of de werkzaamheden van eiseres in de visie van verweerder daaraan voldoen.
Bespreking herstelpoging verweerder
4. Verweerder heeft zich in zijn reactie(s) op de tussenuitspraak op het standpunt gesteld dat eiseres niet in de tactische opsporing werkzaam is. Daartoe heeft hij – kort weergegeven – aangevoerd dat er een scheiding is tussen opsporingsactiviteiten ter zake van lichte en zwaardere criminaliteit en dat voor de zwaardere criminaliteit, de recherche eenheden zijn ingericht die onder de tactische opsporing vallen. Ook heeft verweerder op het werkingsdocument OPCO/COP Oost-Brabant gewezen, waarin is vermeld dat de Senior Tactische Opsporing secundair in aanmerking komt voor het uitvoeren van de rol van SWK-medewerker. De taken van eiseres voldoen volgens verweerder niet aan de niveaubepalende elementen uit de LPNF-functie Senior Tactische Opsporing.
5. Verder heeft verweerder in zijn reactie(s) naar voren gebracht dat er naast de drie niveaubepalende elementen waarover in de tussenuitspraak een oordeel is gegeven, nog twee andere zijn waaraan de werkzaamheden van eiseres dienen te voldoen. Het gaat om deskundigheidsbevordering en het verbeteren van de tactische opsporing. Eiseres heeft volgens verweerder eerder al aannemelijk gemaakt dat zij in haar werk voldoet aan het niveaubepalende element deskundigheidbevordering. Blijft over het niveaubepalende element verbetering van de tactische opsporing.
6. De rechtbank heeft in haar tussenuitspraak geoordeeld dat voldoende aannemelijk is geworden dat eiseres werkzaam in de tactische opsporing. De rechtbank ziet in wat verweerder in reactie op de tussenuitspraak heeft aangevoerd geen aanleiding om van haar standpunt terug te komen. Uit vaste rechtspraak volgt dat een rechtbank slechts in zeer uitzonderlijke gevallen mag terugkomen van een in een tussenuitspraak zonder voorbehoud gegeven oordeel. Naar het oordeel van de rechtbank is van een dergelijk uitzonderlijk geval geen sprake.
7. Dit betekent dat alleen nog de vraag hoeft te worden beantwoord of eiseres voldoet aan het niveaubepalende element verbetering van de tactische opsporing.
8. Verweerder heeft hierover naar voren gebracht dat eiseres niet aan dit niveaubepalende element voldoet en dat zij daarmee niet aan alle niveaubepalende elementen voldoet om in aanmerking te komen voor de functie van Senior Tactische Opsporing. Onder verbetering van de tactische opsporing moet (volgens verweerder) worden verstaan:
het vanuit de uitvoeringspraktijk formuleren van voorstellen tot verbeteringen in de uitvoering van (werkterreingerelateerde) tactische opsporingsonderzoeken en het implementeren van vastgestelde verbeteringen, zodat de handhaving van de rechtsorde (criminaliteitsbestrijding) en aan de veiligheid in de samenleving efficiënter en effectiever verlopen.Volgens verweerder gaat het daarmee om het doen van voorstellen tot verbetering in de uitvoering van tactische opsporingsonderzoeken en nadat dergelijke voorstellen zijn vastgesteld, het implementeren daarvan. Met implementeren wordt niet uitsluitend bedoeld het invoeren van een verbetervoorstel maar ook het volgen/monitoren van de invoering, terugkoppelen, evalueren, bijstellen enzovoort.
9. Eiseres heeft zich in haar reactie van 17 juni 2021 op het standpunt gesteld dat zij in haar werkzaamheden ook voldoet aan het niveaubepalende element verbetering van de tactische opsporing. Op een aan verweerder toegestuurde vragenlijst heeft eiseres al eerder als voorbeelden voor dit vijfde niveaubepalende element genoemd: prioritering en oppakken stalkingszaken, inbreng van door de coach getekend formulier ten behoeve van schriftelijk werk studenten, beperken van werkzaamheden op eigen initiatief door intake en service voordat de zaken gescreend zijn en de wijziging van de schriftelijke afhandeling en de werkwijze met betrekking tot vermiste AZC’ers.
10. Eiseres heeft in haar brief van 17 juni 2021 verder uitgebreid verslag gedaan over het door haar geformuleerde verbetervoorstel voor de aanpak van stalkingszaken binnen het basisteam. Eiseres heeft er bovendien op toegezien dat de implementatie van het door haar voorgestelde verbetervoorstel juist werd opgepakt. Eiseres heeft vervolgens geconcludeerd dat de stalkingszaken binnen de VVC na de implementatie van de nieuwe werkwijze beter liepen. Ook is door haar geconstateerd dat het bij de intake van stalkingszaken vaak niet goed liep en dat het voorstel met betrekking tot verbetering van de aanpak van stalkingszaken diende te worden bijgesteld. De medewerkers namen vaak niet de juiste informatie (14 vooropgestelde vragen) op in het dossier, zodat het COP niet goed verder kon met de volgende stap: het maken van een Screening Assessment for Stalking and Harassment (SASH) formulier. Dit is echter een belangrijke volgende stap, omdat op grond daarvan een risico-inschatting kan worden gemaakt op basis waarvan een casusregisseur een plan van aanpak kan maken. Als het risico hoog is dan dient er direct actie te worden ondernomen. Eiseres heeft vervolgens het voorstel gedaan om de 14 vragen voortaan standaard in alle stalkingszaken op te nemen bij de aangifte. Eiseres heeft dit onder meer gecommuniceerd naar de betrokken medewerkers en naar de leidinggevende van de afdeling I&S. Eiseres bewaakt dit proces nog altijd en als dat nodig is zal dit proces door haar worden bijgesteld.
11. Ook heeft eiseres geconstateerd dat het proces in stalkingszaken met regelmaat niet goed liep na de overdracht aan de casusregisseur of OPCO. Op grond van haar bevindingen heeft eiseres het voorstel voor de aanpak van stalkingszaken opnieuw bijgesteld en heeft zij opnieuw een voorstel gedaan voor de verbetering daarvan, zodat de verantwoordelijkheid met betrekking tot die stalkingszaken kon worden genomen door degene die daar ook verantwoordelijk voor is (de casusregisseur). Hierover heeft eiseres velen keren contact gehad met haar direct leidinggevende, de casusregisseurs en de teamleiding.
12. De rechtbank stelt vast dat verweerder geen reactie gegeven op deze uitgebreide onderbouwing van eiseres, die inhoudt dat haar werkzaamheden ook zien op het niveaubepalende element “verbetering van de tactische opsporing”. Verweerder heeft volstaan met een herhaling van zijn standpunt dat eiseres niet werkzaam is in de tactische opsporing en dat het door haar beschreven verbetervoorstel dus geen betrekking heeft op de verbetering van de tactische opsporing. Verder stelt de rechtbank vast dat verweerder de beschrijving zoals eiseres die heeft gegeven, niet heeft betwist. Met haar reactie heeft eiseres inzichtelijk toegelicht dat zij in haar werkzaamheden daadwerkelijk en herkenbaar ook aan het vijfde en laatste niveaubepalende element voldoet, welk element is omschreven in overweging 8 van deze uitspraak. Hoewel eiseres ook enkele recente voorbeelden heeft genoemd, twijfelt de rechtbank er niet aan dat eiseres ook ten tijde van belang in haar werkzaamheden aan dit niveaubepalende element heeft voldaan. Reden daarvoor vindt rechtbank onder meer in de kort na haar aanvraag aan verweerder gegeven antwoorden, waarnaar verweerder heeft verwezen in zijn brief van 20 mei 2021.
Conclusie
13. Verweerder heeft het door de rechtbank geconstateerde gebrek niet hersteld. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit moet worden vernietigd.
14. Naar het oordeel van de rechtbank is aannemelijk dat eiseres ten tijde van belang feitelijke werkzaamheden heeft verricht die in overwegende mate voldoen aan de niveaubepalende elementen van de functie van Senior Tactische Opsporing, dat er niets aan in de weg staat de RAAF-aanvraag van eiseres toe te kennen en haar te benoemen tot Senior Tactische Opsporing. Verweerder had het verzoek van eiseres behoren toe te wijzen. De rechtbank zal het besluit van 16 mei 2019 herroepen en het geschil finaal beslechten. De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien en bepalen dat verweerder eiseres conform haar verzoek met ingang van 10 januari 2017 plaatst in de functie van Senior Tactische Opsporing (binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak).
15. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
16. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.938 (1 punt voor het indienen van een bezwaarschrift, 1 punt voor het bijwonen van de hoorzitting 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus, met een waarde per punt van € 534 voor de proceshandelingen in de bezwaarfase en € 748 voor de proceshandelingen in de beroepsfase, met wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het besluit van 16 mei 2019 en bepaalt dat verweerder eiseres met ingang van
10 januari 2017 plaatst in de functie van Senior Tactische Opsporing, binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 174 aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.938.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.M.S. Requisizione, rechter, in aanwezigheid van E.H.J.M.T. van der Steen, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op
26 augustus 2021.
De griffier is verhinderd rechter
deze uitspraak mede te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij Centrale Raad van Beroep.