ECLI:NL:RBOBR:2021:4552

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
19 augustus 2021
Publicatiedatum
20 augustus 2021
Zaaknummer
8047270 CV EXPL 19-8988
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door niet tijdige schemawijziging

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant op 19 augustus 2021, hebben eisers, twee passagiers, een vordering ingesteld tegen Ryanair DAC wegens compensatie voor een vertraagde vlucht. De eisers hadden een vlucht geboekt van Eindhoven naar Marokko op 25 november 2018, maar ontvingen op 12 november 2018 een schemawijziging die niet voldeed aan de vereisten van de Europese Verordening 261/2004. De eisers arriveerden met een vertraging van 58 uur en 18 minuten op hun eindbestemming en vorderden compensatie van € 800,00, gebaseerd op € 400,00 per passagier.

Ryanair voerde verweer door te stellen dat zij de schemawijziging tijdig had doorgegeven aan de eisers via het opgegeven e-mailadres. De kantonrechter oordeelde echter dat Ryanair niet kon aantonen dat de eisers tijdig waren geïnformeerd over de wijziging. De bewijslast lag bij de luchtvaartmaatschappij, en aangezien de kennisgeving niet correct was doorgegeven, werd de vordering van de eisers toegewezen. De kantonrechter oordeelde dat de eisers recht hadden op de compensatie zoals vermeld in de Verordening, en dat Ryanair ook verantwoordelijk was voor de proceskosten.

De rechter heeft Ryanair veroordeeld tot betaling van € 800,00 aan compensatie, vermeerderd met wettelijke rente, en € 145,20 aan buitengerechtelijke kosten. Daarnaast werd Ryanair veroordeeld in de proceskosten van de eisers, die in totaal op € 479,00 werden vastgesteld. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de kantonrechter J.M.J. Godrie.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats Eindhoven
Zaaknummer : 8047270
Rolnummer : 19-8988
Uitspraak : 19 augustus 2021
Beschikking op grond van Verordening (EG) nr. 861/2007, zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/2421
in de zaak van:

1.[eiser sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2. [eiser sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
gemachtigde: mr. I.G.B. Maertzdorff en mr. M.J.R. Hannink, EUclaim B.V.,
tegen:
de vennootschap naar buitenlands recht
Ryanair DAC,
gevestigd te Swords, Co. Dublin, Ierland,
verweerster,
gemachtigde: mr. A.C.J. Houwers, Dirkzwager advocaten & notarissen N.V.

1.Het verloop van het geding

1.1.
Dit blijkt uit het volgende:
het vorderingsformulier A van de verordening (EG) nr. 861/2007 met producties;
het verweerschrift met producties;
de conclusie van repliek met producties;
e conclusie van dupliek met productie;
de akte uitlating van de zijde van eisers.
1.2.
Tot slot is een datum voor beschikking bepaald.

2.De feiten

Tussen partijen staat, voor zover voor de beoordeling van belang, het volgende vast.
a. Eisers hadden een vlucht geboekt voor 25 november 2018 om 08:10 uur met vluchtnummer FR5895 van Eindhoven naar Marokko.

3.Het geschil

3.1.
Eisers stellen het volgende. Zij hebben op 12 november 2018 een schemawijziging ontvangen voor vlucht FR5895. Deze schemawijziging voldoet niet aan de uitzondering van art. 5 lid 1 sub c onder ii van Verordening 261/2004 (hierna de Verordening). Eisers zijn uiteindelijk met een vertraging van 58 uur en 18 minuten aangekomen op de overeengekomen eindbestemming. Gelet op het voorgaande hebben zij op grond van de Verordening en de rechtspraak van het Europese Hof van Justitie (hierna: HvJ EU) inzake onder meer
Sturgeonen
Nelsonrecht op financiële compensatie van € 400,00 per passagier. Van een buitengewone omstandigheid was geen sprake.
3.2.
Op grond van het voorgaande vorderen eisers betaling van een hoofdsom van € 800,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, de buitengerechtelijke incassokosten, de proceskosten en de nakosten.
3.3.
Verweerster voert het volgende verweer. Op 4 oktober 2018 heeft verweerster een bericht verzonden naar het bij haar bekende e-mailadres met de mededeling dat de vlucht is gewijzigd (productie 1). Uit een schermafbeelding van haar klantcontactsysteem volgt dat tijdens het boekingsproces als emailadres van eisers het volgende mailadres is opgegeven, 10359217@mainlob.com. De kennisgeving van 4 oktober 2018, en de navolgende berichten met betrekking tot de schemawijziging, zijn verzonden naar dit emailadres. Dat eisers gekozen hebben om een derde in te schakelen en dat deze derde de ontvangen correspondentie niet correct doorzendt kan niet voor rekening en risico van verweerster komen. Eisers zijn meer dan twee weken voorafgaand aan de oorspronkelijke vlucht geïnformeerd via de opgegeven emailadres. Hiermee heeft verweerster voldaan aan de in art. 5 lid 1 sub c onder i vermelde voorwaarde.
Voor zover de kantonrechter haar niet volgt in haar verweer wijst zij er op dat zij op grond van artikel 15.2 van haar algemene voorwaarden niet is gehouden om de proceskosten van eisers te voldoen. Op grond van dit artikel geldt dat vorderingen die voortvloeien uit de vervoersovereenkomst direct bij haar ingediend moeten worden zonder tussenkomst van een derde partij met inachtneming van een termijn van 28 dagen waarbinnen zij op de vordering kan reageren. Na deze 28 dagen kunnen eisers vervolgens een derde inschakelen om de vordering te innen. Omdat eisers van deze mogelijkheid geen gebruik hebben gemaakt, moeten de gevorderde proceskosten worden afgewezen.
3.4.
Primair verzoekt verweerster daarom de vordering af te wijzen met veroordeling van eisers in de proceskosten en nakosten. Subsidiair dienen bij een toewijzing van de hoofdsom de gevorderde wettelijke rente en de vordering voor (overige) kosten te worden afgewezen.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt vast dat de vordering binnen het toepassingsbereik van de Europese procedure voor geringe vorderingen valt.
4.2.
Voorts wordt vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is kennis te nemen van het geschil. Meer specifiek is, gelet op het Rehder-arrest (ECLI:EU:C:2009:439, Hof van Justitie EG/EU, 09-07-2009, C-204/08), de kantonrechter te Eindhoven bevoegd, omdat de overeengekomen plaats van vertrek Eindhoven is.
4.3.
Vooropgesteld wordt dat eisers in het onderhavige geval, op grond van artikel 5 lid 1 sub c van de Verordening, in beginsel recht hebben op de in artikel 7 van de Verordening genoemde compensatie van (in dit geval) € 400,00 per passagier.
4.4.
Verweerster heeft aangevoerd dat zij geen compensatie is verschuldigd omdat zij de schemawijziging tijdig (veertien dagen voorafgaand aan de vluchtdatum) aan eisers heeft medegedeeld. De kantonrechter begrijpt het verweer van verweerster zo dat zij naar analogie een beroep doet op artikel 5 lid 1 sub c onder i van de Verordening.
4.5.
De kantonrechter volgt verweerster niet in haar standpunt.
De bewijslast met betrekking tot het tijdig melden van de schemawijziging ligt op grond van artikel 5 lid 4 van de Verordening bij de luchtvaartmaatschappij. In het Krijgsman-arrest is bepaald dat zodra de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert, niet kan aantonen dat de betrokken passagiers ten minste twee weken voor de geplande vertrektijd op de hoogte zijn gesteld van de annulering (i.c. schemawijziging), zij verplicht is tot betaling van de compensatie. Ook is bepaald dat compensatie verschuldigd is ingeval de vervoers-overeenkomst is aangegaan via een derde en de luchtvaartmaatschappij de derde tijdig heeft geïnformeerd over de annulering of schemawijziging, maar de derde de passagiers daarover niet binnen de termijn heeft geïnformeerd. Verweerster heeft aangevoerd dat zij de schemawijziging op 4 oktober 2018 middels een e-mail heeft doorgegeven aan het bij haar bekende adres 10359217@mainlob.com. Vast staat dat dit niet het e-mailadres is van eisers, maar van de onlinereisagent Kiwi. Kiwi heeft de schemawijziging op 12 november 2018 (13 dagen voor vertrek) aan eisers doorgegeven. De kantonrechter is van oordeel dat verweerster er niet in is geslaagd aan te tonen dat eisers twee weken voorafgaand aan de vluchtdatum op de hoogte zijn gebracht van de schemawijziging.
De slotsom is, dat het beroep van verweerster op artikel 5 lid 1 sub c onder i van de Verordening niet slaagt. Nu niet is komen vast te staan dat verweerster eisers tijdig omtrent de schemawijziging heeft geïnformeerd en eisers circa achtenvijftig uur later dan de geplande aankomsttijd op de eindbestemming zijn aangekomen, zal de vordering van eisers tot betaling van een compensatie van € 800,00 (€ 400,00 per passagier) worden toegewezen.
4.6.
Tegen de gevorderde wettelijke rente is door verweerster geen afzonderlijk inhoudelijk verweer gevoerd, zodat deze ook zal worden toegewezen.
4.7.
Op grond van de overgelegde producties stelt de kantonrechter vast dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. Hoewel het merendeels gaat om standaardbrieven gaat het in onderhavig geval om werkzaamheden van substantiële aard en omvang. Aan vergoeding voor buitengerechtelijke kosten wordt toegewezen een bedrag van € 145,20 (inclusief btw) overeenkomstig het Besluit BIK.
4.8.
Verweerster voert aan dat zij op grond van artikel 15.2 van haar algemene voorwaarden niet gehouden is de door eisers gevorderde proceskosten te voldoen. De kantonrechter heeft bij beschikking van 11 juli 2019 (ECLI:NL:RBOBR:2019:4890) in een soortgelijke zaak al geoordeeld dat genoemd artikel als een oneerlijk beding moet worden aangemerkt. Dat artikel wordt daarom vernietigd en moet buiten toepassing blijven. De proceskosten komen voor rekening van verweerster omdat zij ongelijk krijgt.
4.9.
De nakosten zijn toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen worden toegewezen zoals in de beslissing is vermeld.

5.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt verweerster om aan eisers te betalen de som van € 800,00, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 25 november 2018 tot aan de dag van voldoening;
veroordeelt verweerster om aan eisers te betalen een bedrag van € 145,20 aan buitengerechtelijke incassokosten;
veroordeelt verweerster in de kosten van de procedure, aan de zijde van eisers tot heden vastgesteld op € 231,00 aan griffierecht en € 248,00 als bijdrage in het salaris van de gemachtigde (niet met btw belast), te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de 15e dag nadat verweerster schriftelijk tot betaling van deze kosten is aangemaand;
veroordeelt verweerster in de kosten die na deze beschikking ontstaan, begroot op € 62,00 als bijdrage in het salaris van de gemachtigde (niet met btw belast) te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de 15e dag nadat verweerster schriftelijk tot betaling van deze kosten is aangemaand;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M.J. Godrie, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 19 augustus 2021.